De rolluiken in de woning van Yesica Rodriguez Goedhart (43) in de Noord-Spaanse stad Ponferrada zijn half naar beneden vanwege de felle zon. Ze staat op van de bank en geeft een rondleiding via de webcam. Een ruime woonkamer, een open keuken – ‘dat heb je bijna nooit in Spanje’ –, taupe geschilderde muren met schilderijen. Boven zijn twee slaapkamers; een voor haar en een voor haar zoontje Max van drie. 

Er is een park om de hoek, en er zijn leuke cafeetjes waar ze naartoe kan met haar vrienden uit de buurt. Met Max kan ze naar het zwembad. Ze is bezig haar rijbewijs te halen, dat ze in Amsterdam nooit nodig had, en zoekt naar werk. ‘Ik kijk nu naar locaties die ik kan verbouwen tot een eettent of een café, met een parkje voor kinderen.’

Het klinkt heerlijk, als een verhaal uit Ik vertrek dat hard op weg is naar een goed einde. Maar voor Yesica had het besluit om naar Spanje te gaan niets te maken met een langgekoesterde droom. Ze kon in Nederland simpelweg geen woning vinden.

Emigreren omdat er hier geen goed huis te vinden is – het lijkt extreem. Toch hoor ik af en toe verhalen van mensen die om die reden zijn vertrokken, Recent onderzoek is maar uit een enquête onder ruim duizend jonge Nederlanders bleek dat 40 procent van hen weleens had overwogen

Een goed salaris is geen garantie tegen de woningnood

Voor Yesica lag Spanje voor de hand, omdat haar vader Spaans is en haar ouders er wonen. Toch was emigreren voor haar geen makkelijk besluit. Ze ging pas overstag na een jarenlange zoektocht, die begon in 2013, toen ze besloot weg te gaan bij haar vriend. Ze woonden samen in zijn sociale huurwoning in Amsterdam, die ze helemaal naar hun smaak hadden ingericht. ‘We hadden alle meubels die hij had weggedaan en nieuwe gekocht.’

Ze wist wel dat er woningnood was, maar had nooit gedacht dat die ook haar zou treffen. Met haar eerdere ex-man, een Spanjaard, had ze al in Spanje gewoond. Ze ontwikkelden er flatgebouwen en hadden een boomgaard.

De harde realiteit kwam binnen toen Yesica in Nederland in haar eentje op zoek ging naar een huis. Als parttime bij een IT-bedrijf had ze geen slecht inkomen, net boven modaal. Maar dat was niet genoeg om een woning in de vrije sector te krijgen. Kopen kon ook niet, want ze had nooit een eigen salaris gekregen voor het werk dat ze samen met haar ex-man had gedaan en de verkoop van hun gezamenlijke huis in Spanje was nog niet rond. Ze stond niet ingeschreven voor een sociale huurwoning.

De kwetsbaarheid van een leven zonder zekerheden

Ze kon tijdelijk bij een collega terecht, en ging daarna in onderhuur in een sociale huurwoning van een kennis die was ingetrokken bij zijn partner. Die woning was zo verwaarloosd dat hij eigenlijk niet bewoonbaar was. ‘Hij had geprobeerd de badkamer te maken in een zijkamertje, maar daar zat ook de elektra. En de keukenvloer lag overhoop.’

Ook haar werk was instabiel. Omdat een collega ziek was, werkte ze in feite fulltime voor een half salaris. Ze had een jaarcontract en wilde graag dat het werd verlengd, maar dan wél voor het aantal uur dat ze ook echt werkte. En dat weigerde het bedrijf. Het veroorzaakte zo veel stress dat ze in 2015 in een burn-out belandde. ‘Ik kon niet meer nadenken over oplossingen’, zegt ze. 

Yesica krabbelde op en vertrok uit de verwaarloosde woning. Jaren van rondzwerven volgden. Ze woonde achtereenvolgens in de studio van iemand die op reis ging, als kraakwacht in een school, een politiebureau en een voormalig zorgcentrum. In totaal verhuisde ze twaalf keer. Meerdere keren zaten er één of twee weken tussen het moment dat ze ergens weg moest en waarop ze ergens anders terechtkon. Ze logeerde dan bij vrienden.

Het leven zonder zekerheden viel haar zwaar. De meubels die ze had meegenomen uit het huis dat ze deelde met haar ex-vriend gingen één voor één de deur uit. ‘Mensen zeggen: dat is mooi, je hoeft niet aan iets vast te zitten’, vertelt Yesica. ‘Maar dat kun je alleen vanuit een bepaalde positie doen. Je moet een inkomen hebben, je registratie op orde hebben, weten dat je ergens kunt aarden.’

Alles op alles zetten om in Nederland te blijven

In 2017 ontdekte ze dat ze zwanger was. ‘Ik was helemaal heppiedepeppie, ging zingend over straat’, zegt ze erover. ‘Maar ik dacht ook: waar moet ik nu wonen?’ 

Op dat moment deelde ze een kelder onder een voormalig gezondheidscentrum met een huisgenote die ze nog van een vorige antikraakplek kende. Bij regen liep het water naar binnen. ‘Maar er was een stuk minder ter beschikking voor antikraak. We hadden niets anders, dus we bleven zitten.’

Pogingen buiten Amsterdam een huis te vinden, liepen op niets uit. Zoals die keer dat Yesica via de lotingprocedure van een woningcorporatie een sociale huurwoning in Zeeland kon krijgen. Ze was na haar burn-out begonnen als zelfstandige – ‘ik hielp bedrijven veranderen’ – en kon nog geen inkomen aantonen. En dus ging het nieuwe huis niet door.

Voor de bevalling ging ze naar haar ouders in Spanje. Maar daar blijven wilde ze niet. ‘Ik had echt mijn leven in Amsterdam, met vrienden die als familie gaan voelen.’ Na een paar maanden kwam ze met baby Max terug naar Nederland, om de zomer door te brengen in het huis van vrienden die op reis waren. Toen die terugkeerden, volgde weer een periode met tijdelijke verblijfplekken.

Terwijl Max op de kinderopvang was, probeerde Yesica haar leven als zelfstandig ondernemer op te bouwen. Als ze geen huis hadden, gingen ze op vakantie naar Spanje. 

Het breekpunt: de coronacrisis

Het breekpunt kwam in maart 2020, net na de uitbraak van de coronapandemie. Plotseling ging niemand meer een tijdje weg, waardoor er geen tijdelijke woningen meer beschikbaar waren. Tot overmaat van ramp kondigde de Belastingdienst aan dat Yesica en degene van wie ze op dat moment een woning onderhuurde, als toeslagpartners golden. Ze moest 17.000 euro aan kinderopvangtoeslag terugbetalen. 

‘Toen ben ik letterlijk ingestort’, zegt ze. Ze woonde nog een tijdje in bij een oud-huisgenote en bij vrienden om haar papieren op orde te krijgen, en vertrok opnieuw naar Spanje. Nu, zo leek het, definitief. Een jaar lang woonden zij en haar zoontje bij haar ouders in de buurt van Ponferrada, toen verhuisden ze naar de stad. Voor een hele woning betaalt ze nu 460 euro per maand – in Nederland is dat ondenkbaar.

Als ik opmerk dat ik haar energie bewonder, denkt Yesica even na. ‘Ik heb wel veel veerkracht, ja.’ Toch klinkt in haar verhaal ook twijfel door. Wat als ze van het begin af aan bereid was geweest een appartement te delen met anderen? Als ze toch meer geld uit had willen geven, en die ene kleine woning van 1.450 euro kale huur in de maand had geaccepteerd?

Ik zeg dat ik haar eisen niet te hoog vind, dat de woningnood niet háár schuld is. Ze is juist heel flexibel. ‘Tja’, zegt Yesica. ‘Ik ben wel een beetje klaar met flexibel zijn.’


Nieuwsbrief Op de hoogte blijven van mijn onderzoek? Dat kan! Elke twee weken stuur ik een mail waarin ik een kijkje achter de schermen bied van mijn werk als correspondent Wonen, en waarin ik kijk-, lees- en luistertips deel. Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief

Meer lezen?

Ook in een te groot huis kun je klem zitten Veel ouderen wonen alleen of met zijn tweeën in het huis waar ze ooit hun kinderen hebben opgevoed – veel te groot dus. Maar kleinere woningen zijn nauwelijks beschikbaar. Lees mijn eerdere artikel uit deze serie hier