De wereld is oneindig complex. Dat vraagt om radicaal systeemdenken
De grote problemen van deze tijd zijn niet op te lossen door ‘quick fixes’. Een pleidooi om te denken vanuit complexe systemen.
Een paar jaar geleden was mijn wereld eenvoudig. Er waren problemen en oplossingen, kleine en grote. Er waren oorzaken en gevolgen.
Een urgent probleem waar ik me op dat moment zorgen om maakte, was de opwarming van de aarde. Om dat probleem op te lossen, moest de oorzaak – CO2-uitstoot – worden aangepakt.
Ingenieurs en andere technisch geschoolde mensen werkten hard aan een oplossing: hernieuwbare energie. En aan een manier om die met zon, water en wind opgewekte energie te kunnen opslaan.
Voor De Correspondent begon ik over batterijen te schrijven, net voordat de eerste Tesla’s naar Nederland verscheept werden. En de handigste batterij was een elektrische auto, zo volgde ik de redeneertrant van Tesla, want die is mobiel en kan energie opslaan voor het huishouden dat met die auto rijdt. Zo zouden we van het gas en de olie afkomen, en van ons CO2-probleem.
En toen las ik, getipt door een norse wetenschapper die toevallig op mijn pad kwam, Thinking in Systems van milieuwetenschapper Donella Meadows, een boek uit 2008. En viel mijn eenvoudige plaatje van de wereld in duigen.
Taal als een zaklampje
Om te communiceren heb je taal nodig. En door woorden (of beelden) te kiezen, laat je andere dingen uit de werkelijkheid onbesproken. Je aandacht voor een probleem is als een zaklampje: je schijnt op het ene, en laat al het andere in het donker.
‘Eigenlijk praten we niet over wat we zien: we zien alleen maar datgene waarover we kunnen praten’, zegt Donella Meadows. Dit is het uitgangspunt van Thinking in Systems.
Dat wat je ziet afhangt van hoe je het noemt, blijft niet zonder gevolgen. Noem een nieuw aan te leggen fietspad bijvoorbeeld een fietssnelweg, en je ziet al voor je hoe dat eruit komt te zien: glad breed asfalt, met witte strepen door het midden, voor fietsers die zo snel mogelijk van A naar B willen. En zo leggen we dat dan ook aan.
Een fietssnelweg maakt fietsen op hoge snelheid mogelijk. En daarmee andere dingen onmogelijk. Ga je op een fietssnelweg je kinderen leren fietsen? Zomaar afstappen om bramen te plukken? Stilstaan om een foto te maken? (Ik durfde dat niet, fietsend op de fietssnelweg tussen Arnhem en Nijmegen).
Het is handig als zo’n woord wordt gewogen, voordat het blind wordt gekozen.
Thinking in Systems is een methode om voor jezelf en voor anderen zichtbaar te krijgen op welke manieren jij of iemand anders de wereld versimpelt.
De grenzen van een systeem
Voor mijn batterijenserie had ik bijzonder grondig de antwoorden op een technische vraag uitgezocht: hoeveel energie een hele elektrische auto kost als je ook de productie ervan meetelt. Ik had zelfs nageplozen hoeveel energie het kost om de olie voor die productie naar boven te halen.
Met als resultaat een verhaal bomvol cradle-to-grave-berekeningen waaruit bleek dat de elektrische auto zuiniger en groener was dan een diesel- of benzineauto, en alleen maar groener zal worden naarmate we er meer zonne- en windenergie in gaan stoppen.
De cijfers kloppen en het verhaal lijkt volledig. Maar je vindt in dat stuk niet terug wat Donella Meadows de ‘systeemgrenzen’ (system boundaries) noemt: alles wat buiten je model valt.
Systemen in tekeningetjes
Denken in systemen kun je doen in woorden. Maar dat is een lineair proces, terwijl systemen niet-lineair werken. Een veelvoorkomend voorbeeld uit het boek is een verwarming-met-thermostaat. Als je de verwarming een tikje hoger zet, gaat de thermostaat aan. Die gaat ook aan als het koeler wordt om de door jou ingestelde temperatuur te (blijven) halen. De thermostaat reageert dus op twee manieren om één ‘voorraad’, in dit geval de kamertemperatuur, te beïnvloeden. Dit zijn de zogenoemde ‘balancerende feedback loops’ in het systeem.
Meadows waarschuwt erbij: dit is een vereenvoudigde weergave, zoals elk model of schema dat je tegen zult komen in dit boek en in je leven.
Het model waarbij ik me voorstelde dat schrijven over batterijen en elektrische auto’s zou leiden tot meer elektrische auto’s en dus tot minder CO2 was een extreme, om niet te zeggen extremistische versimpeling van de werkelijkheid. Het zag er ongeveer zo uit:
Ik overzie nog altijd maar een klein deel van wat er allemaal buiten mijn denkgrenzen valt. Vooral ben ik beter gaan begrijpen hoeveel ik niet zie.
Een voorbeeld van wat ik niet meenam in mijn model was het feit dat elektrische auto’s ook auto’s zijn. Deze batterijen op wielen hebben dus alle effecten die auto’s hebben, waaronder: ruimtebeslag in de stad, het centrifuge-effect (we wonen steeds verder van waar we willen zijn met alle sociale en ruimtelijke gevolgen van dien), verkeersongelukken en het menselijk leed daarachter. Vanuit mijn zorg over CO2-uitstoot zag ik dat allemaal niet.
Wat ik wel probeerde te ondervangen, was het effect van elektrische auto’s op het milieu – want de aarde ging me juist aan het hart. Ik zag in dat grondstoffen als kobalt of lithium ook fossiel en eindig zijn, net als olie: weer een probleem om op te lossen. Ik schreef over recycling en concludeerde dat we met nog één keer flink veel grondstoffen winnen wel genoeg zouden hebben.
Dat niet alleen de vraag het aanbod bepaalt, maar het aanbod ook de vraag kan bepalen, een verschijnsel dat in heel veel systemen optreedt, dat bestond in mijn wereld niet. Terwijl het helpt verklaren waarom er nu tienduizend ledlampjes in de gemeentelijke kerstboom hangen, waar er eerst vijfhonderd gloeilampen in hingen. En waarom de luchtvaartindustrie vervuilender dan ooit is, ook al zijn vliegtuigen schoner dan ooit. En waarom meer asfalt altijd tot meer files leidt.
Ontboste gebieden zouden we in mijn simpele wereldje herstellen door nieuwe bomen aan te planten. Dat het ecosysteem uit het oude bos voorgoed verloren kan gaan – dat lag buiten mijn zicht en ik deed ook geen poging om over de schutting te kijken. Een rudimentaire versie van wat ik nu zie dat ik toen niet zag, vind je hieronder.
Waar ik me ook niet mee bezighield, was de vraag of het überhaupt mogelijk is om iemand van tachtig kilo duurzaam te vervoeren in een vervoermiddel dat twintig keer zo zwaar is als hij. Dat je het hele vraagstuk rondom CO2-uitstoot heel anders kan aanvliegen dan de ene energiebron inwisselen voor een andere: het was niet bij me opgekomen. Ik was begonnen te redeneren vanaf een technologische oplossing die rondzong in de media, voor een probleem dat ook rondzong in de media.
Toen ik dat eenmaal doorhad, begon ik heel andere vragen te krijgen en andere verhalen te schrijven.
Betere vragen
In mijn denken had ik me onbewust laten leiden door quick fixes uit de technologische hoek.
Welk systeem vernieuwen we met de elektrische auto? De aandrijving van een motor. Had ik dát zo revolutionair gevonden? Welk systeem houden we op deze manier in stand? Een verkeerssysteem dat 1,3 miljoen doden per jaar kost: weinig dictators kunnen daar tegenop. Waarom kwam ik hier nu achter, en niet eerder? Waarom praten we zo veel over zelfrijdende, elektrische en deelauto’s, en zo weinig over al dat leed dat auto’s veroorzaken?
Systeemdenken is antiwetenschap, schrijft Donella Meadows, zelf haar hele leven lang wetenschapper. Waar wetenschap ervan uitgaat dat alles wat we zien terug te voeren is op simpele regels, maar dat nog niet zeker weet, omarmt de systeemdenker de omgekeerde overtuiging: alles is oneindig complex, elementen binnen systemen hebben een ingewikkelde wisselwerking met elkaar en hebben vaak onvoorspelbare effecten. Iets niet snappen is onderkennen hoe ingewikkeld de wereld in elkaar zit.
Wees een geigerteller voor kwaliteit
Thinking in Systems verscheen postuum in 2008. Donella Meadows overleed zeven jaar eerder, op 59-jarige leeftijd. Ze is veel beroemder geworden met een eerder boek: De grenzen aan de groei. Maar daarna heeft ze dus nog dertig jaar nagedacht, en is ze zelf nog heel erg gegroeid.
Het denken in systemen is geen methode om de toekomst te voorspellen, al zijn de voorspellingen van De grenzen aan de groei behoorlijk uitgekomen. Het is een hulpmiddel om beter te begrijpen wat er allemaal kan gebeuren als je nu iets verandert.
Twee lijstjes uit Thinking in Systems houd ik nu steeds bij de hand. Het eerste lijstje gaat over hoe je te verhouden tot de systemen waar je in leeft en die je probeert te doorgronden. Of dat nu de organisatie is waar je werkt, hernieuwbare energie of de auto-industrie.
De eerste tip luidt: volg een systeem eerst een tijdje, om een gevoel te krijgen van hoe het werkt.
Ga niet alleen op cijfers af, zegt óók Meadows. ‘Onze cultuur, geobsedeerd door cijfers, heeft ons het idee gegeven dat wat we kunnen meten belangrijker is dan wat we niet kunnen meten. Denk daar een minuutje over na. Dat betekent dat we kwantiteit belangrijker maken dan kwaliteit.’
Daar zat ik, met mijn prachtige publicatie vol cijfertjes over het fantastische energieverbruik van elektrische auto’s. Terwijl ik in mijn eigen dagelijks leven in de stad steeds minder blij werd van de komst van dure, zware auto’s die weliswaar een stopcontact hadden, maar niet meer op de parkeerplaatsen pasten en gevaarlijk en geruisloos snel optrokken.
‘Succesvol leven in een wereld van systemen vraagt meer van ons dan onze rekenkundige vermogens’, schrijft Meadows. ‘Het vraagt onze complete menselijkheid: onze rationaliteit, ons vermogen om de waarheid van onwaarheid te onderscheiden, onze intuïtie, ons mededogen, onze visie en ons gevoel voor moraal.’
Hoe je die menselijkheid erbij kan houden? ‘Wees een wandelende, lawaaierige geigerteller voor de aanwezigheid en afwezigheid van kwaliteit. Zeg het, als iets lelijk is.’
Dansen met de systemen
Het tweede lijstje achter in het boek helpt zien waar je in een systeem de grootste kans hebt op een succesvolle interventie, als je iets wilt veranderen in dat systeem.
Van alle systemen die mensen zelf hebben gemaakt, besteden ze de meeste aandacht aan het niveau van de cijfertjes, constateert Donella Meadows. Dit zijn vragen als: hoe kan je een subsidieregeling inzetten om meer mensen elektrisch te laten rijden? Maar dat is het niveau waar je uiteindelijk het minste impact hebt.
Veel meer verandert er als je op het niveau van informatieloops en feedback loops ingrijpt. Wie verhalen publiceert of elders op het gebied van ‘communicatie’ actief is (en wie is dat niet) kan op dit niveau veel doen. Verhalen kunnen een nieuwe bron van inzichten vormen waardoor mensen zich anders gaan gedragen.
Zelforganisatie, daar begint radicale invloed, zegt Meadows. Daarmee kun je een systeem herordenen, uitbreiden. Bijvoorbeeld door nieuwe categorieën te verzinnen, die mensen kunnen gaan zien (en meten in cijfers, want dat doen we immers graag), en daar kan dan weer beleid op worden gemaakt.
Een favoriet voorbeeld waar ik zelf over heb geschreven sinds ik die elektrische auto losliet, is de treinfietser. We zien zelfrijdende en elektrische auto’s als aparte categorieën, ook al rijden ze nog nauwelijks rond, maar de treinfietser zagen we niet, terwijl minstens de helft van de treinreizigers en een derde van de fietsers treinfietser is. Zorgen dat mensen meer kunnen zien, doordat ze over meer kunnen praten: daar begin je echt impact te hebben.
Nog een stap verder gaat het bespreekbaar en betwistbaar maken van de systeemdoelen. Als de doelen expliciet en bewust gekozen zijn, kan daarna technologie het gewenste doel gaan dienen. Ik deed zoals zovelen het omgekeerde. Ik liet mijzelf leiden door datgene wat de ingenieurs in de aanbieding hadden: elektrische auto’s. En het systeemdoel van de verkeersmodellen waar onze overheid mee werkt is reistijdwinst. Verander dat doel (bijvoorbeeld naar reisgeluk of naar zo min mogelijk verplaatsingen), en het hele systeem zal veranderen.
Hoe hoger in het systeem je gaat sleutelen, hoe meer weerstand je van het systeem zal ervaren – want een kenmerk van systemen is dat ze het doel hebben zichzelf in stand te houden, te overleven. Maar de grootste kans dat een ingreep echt de wereld op zijn kop zet, heb je als je op het niveau van paradigma’s gaat zitten: de plek waar doelen, en ook onze taal en gedachten uit voortkomen.
Als je bijvoorbeeld bespreekbaar gaat maken dat ‘tijd is geld’ alleen maar een aanname is, en niet de werkelijkheid, dan kan je losbreken uit het hele idee dat meer snelheid tot meer rijkdom leidt. Dans met de systemen, zegt Meadows. Oefen ermee. Het is de kunst om te gaan zien dat het denken dat paradigma’s bestaan zelf een paradigma is: een boeddhist zou het verlichting noemen. En ook boeddhisme is weer een paradigma, net als het denken in systemen zelf.
‘En om die hele realisatie te kunnen zien als verschrikkelijk grappig. Als geen enkel paradigma klopt, kan je kiezen welke je maar wil om je doelen te bereiken. Als je geen idee hebt waar je een doel vandaan haalt, kan je naar het universum luisteren. Het is in dit vrije beheersen van paradigma’s dat mensen hun verslavingen kunnen laten vallen, dat ze voortdurend in blijdschap kunnen leven, dat ze wereldrijken neer kunnen halen en een impact kunnen hebben die millennia voortduurt.’
Een bouwspot als zaklamp
Door Thinking in Systems heb ik grip gekregen op de grondstof van mijn eigen werk: taal. Het heeft me meer besef gegeven van manieren waarop woorden en vooral nieuwe concepten eerst nog vloeibaar zijn (iedereen verstaat er iets anders over) en dan stollen, en hoe die gestolde vormen dan de aandacht kunnen opeisen, zoals de elektrische auto dat deed met mij. Ik liep met een zaklampje rond, en het boek van Meadows zette een bouwspot in mijn hoofd aan.