Zo wil Brussel ervoor zorgen dat je kleren langer meegaan
Jaarlijks gooien we gemiddeld per persoon zo’n 11 kilo textiel weg. Dat wil Brussel tegengaan met een plan tegen verspilling en vervuiling door kleren (en andere producten). Regels moeten ervoor zorgen dat kleren onder meer langer meegaan. Wat is de bedoeling, en heeft het kans van slagen?
‘Mensen zijn moe van stoffen die scheuren na een klein aantal wasbeurten. En ze zijn het zat om deel uit te maken van het probleem. Ze willen onderdeel zijn van de oplossing. En dat is wat dit pakket hen helpt te zijn.’
Met deze veelbelovende woorden sloot de Eurocommissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij Virginijus Sinkevičius eind maart de speech af waarin hij een nieuw pakket met regels aankondigde die ervoor moeten zorgen dat producten zoals kleren langer meegaan.
Onze tafellakens, handdoeken, maar vooral broeken en T-shirts hebben namelijk na voedsel, transport en woningen de grootste milieu- en klimaatimpact. En vanwege de voorspelde groei – van 63 procent tot 2030 – wordt die alleen maar groter en groter.
De voorgestelde maatregelen vormen de leidraad voor het beleid rondom kleding en textiel voor de komende jaren. Ongetwijfeld zullen ze invloed hebben op de kleding in jouw kast, en die van elke andere Europeaan. Net zoals ze gevolgen hebben voor alle modebedrijven die in Europa actief zijn.
Wat voor invloed precies, laat ik zien aan de hand van een kledingstuk van de snelgroeiende Chinese webwinkel SHEIN. En ik zal laten zien waar in de plannen ruimte voor verbetering is.
Voorstel 1: Kleren moeten langer meegaan
Als kleren langer meegaan, zullen er minder nieuwe kleren worden geproduceerd, gekocht en weggegooid, beredeneert de Europese Commissie. Cijfers laten namelijk zien: als we een kledingstuk uit onze kast twee keer zo lang dragen voor we het weggooien, bespaart dat 44 procent aan broeikasgassen, vergeleken met als we in plaats daarvan iets nieuws aantrekken.*
De Commissie wil dan ook dat elk kledingstuk, zoals het zalmroze vestje* van SHEIN hierboven, voorzien wordt van informatie over de verwachte levensduur, met een nog te bepalen minimum. En kleren moeten aan kwaliteitseisen gaan voldoen.
Wat in het geval van het SHEIN-vestje kan betekenen dat:
- de stof dikker moet (omdat het anders te snel vervormt of scheurt);
- de ‘kleurechtheid’ beter moet, oftewel dat de kleur niet te snel vervaagt;
- de rits van betere kwaliteit moet zijn;
- de naden netter moeten worden afgewerkt;
- de tekst op het shirt beter moet worden vastgestikt;
- en als klap op de vuurpijl moet het vestje ook nog gemakkelijker te hergebruiken, repareren, upgraden en recyclen zijn.
De hoop van de Europese Commissie is dat dit de focus van de kledingindustrie op lage kosten, snel veranderende modetrends en een continue stroom van nieuwe kleren tegengaat. Dat zou dus het doodvonnis betekenen voor SHEIN, dat elke dag meer dan zeshonderd nieuwe items op zijn website plaatst voor extreem lage prijzen.
Sterkte van dit voorstel: Hogere kwaliteitseisen voor nieuwe kleren zijn hard nodig, zodat mensen weten waar ze recht op hebben. Regels om ervoor te zorgen dat kleding makkelijker te recyclen is, zijn belangrijk om bergen kledingafval te verminderen (al geven ze geen garantie dat er vaker nieuwe kleren van oude kleren zullen worden gemaakt).
Zwakte: De aanname van de Europese Commissie is dat mensen kleding wegdoen omdat de kwaliteit te wensen overlaat. Maar een groot deel van de kleren die in de textielbakken terechtkomen, heeft geen kapotte ritsen, scheuren of andere fysieke mankementen. Mensen doen ze weg omdat ze erop uitgekeken zijn, de kleren niet meer bij hun stijl passen, zij eruit zijn gegroeid en/of ruimte willen maken voor wat nieuws in hun kast. En omdat ze voor bijna geen geld nieuwe kleren kunnen kopen.
Aanbeveling: Het verlengen van de levensduur van kleding kan ervoor zorgen dat minder vraag ontstaat naar nieuwe grondstoffen en kleren, maar garandeert dit niet. Merken zullen hoe dan ook manieren vinden om de hogere kosten die dit met zich meebrengt niet door te berekenen naar de consument. Ze zullen dit proberen te compenseren door een lagere prijs af te dwingen bij de leveranciers (de fabrikanten) of door in hun eigen marge te snijden (wat ook agressievere inkooppraktijken door kledingmerken kan betekenen).
Als de Europese Commissie écht de productie en consumptie van wegwerpkleding wil tegengaan, dan zou ze ook iets moeten doen aan al die andere prikkels die bijdragen aan dit model: spotgoedkope aankoopprijzen, gratis verzending en retourneren, talloze kortingsacties.
8 euro voor een SHEIN-vestje, waarop je nog eens 15 procent extra korting krijgt, gratis verzending, 45 dagen bedenktermijn en gratis retourneren maakt meer kopen wel heel aantrekkelijk. Al die verleidingen worden minder rendabel als er een hogere belasting op vervuiling en een lagere op arbeid komt. En daarmee wordt repareren – mensenwerk – automatisch aantrekkelijker.
Voorstel 2: Meer transparantie over hoe kleren worden gemaakt
Als het aan de Europese Commissie ligt, krijg het SHEIN-vestje een digitaal paspoort, waarmee je precies kunt nagaan uit wat voor materialen het bestaat, of er schadelijke stoffen in verwerkt zijn en hoe het te repareren is. Als een kledingstuk het stempel ‘duurzaam’, ‘groen’ of ‘circulair’ krijgt, moeten merken dit kunnen aantonen en onderbouwen (met bijvoorbeeld een keurmerk).
Al deze informatie moet consumenten helpen een betere keuze te maken en beschermen tegen greenwashing.
Sterkte van dit voorstel: In kleding(web)winkels wemelt het tegenwoordig van de kledingstukken met eco-labels. Bij Zalando heet zeker een kwart van het assortiment een ‘duurzaam of duurzamer’ product, zonder verdere onderbouwing. Veel consumenten hebben hierdoor geen idee meer wat wel en niet ‘groen’ is.
Zwakte: Het probleem is dat veel van de data die keuringsbedrijven, zoals het Europese Eco-label of de Sustainable Apparel Coalition (SAC), gebruiken verouderd of onvolledig* zijn. Hierdoor kan een kledingstuk straks alsnog ten onrechte een groen label krijgen.
Aanbeveling: De Europese Commissie moet zorgen voor duidelijke eisen, onderbouwd door wetenschappelijke gegevens en cijfers, voordat iets een ‘groen’ stempel kan krijgen. Ook moeten de meetmethodes en onderbouwingen achter veelvoorkomende claims worden getoetst. Blindelings leunen op allerhande keurmerken (vaak van de industrie zelf) werkt niet.
Voorstel 3: De vervuiler betaalt
De Europese Commissie wil bedrijven als SHEIN verantwoordelijk houden voor het afval dat ze creëren. En dat is nogal wat: jaarlijks gooien we in Europa zo’n 11 kilo textiel per persoon weg.*
Waar in Nederland gemeenten veelal opdraaien voor de textielinzameling, zijn het straks de textielbedrijven zelf die de inzameling moeten regelen. Ze gaan per gemaakt of verkocht kledingstuk een afvalheffing betalen. De hoop is dat bedrijven hun producten hierdoor zo gaan ontwerpen dat ze langer meegaan en beter te recyclen en hergebruiken zijn.
Ook moet het vernietigen van onverkochte of geretourneerde spullen stoppen. Dit wil Brussel tegengaan door ondernemingen te laten rapporteren over hoeveel ze maken, verkopen en overhebben – en wat ze met die restanten doen.
Sterkte van dit voorstel: Het is absurd dat kledingbedrijven jaarlijks enorme bergen kleding op de markt brengen zonder na te hoeven denken over wat ermee gebeurt als mensen erop zijn uitgekeken. Ze hiervoor (financieel) verantwoordelijk houden is niet meer dan logisch, en kan een prikkel zijn om minder nieuwe kleding op de markt te brengen (afhankelijk van de hoogte van de heffing).
Zwakte: Hoe effectief deze maatregel zal zijn, hangt af van de hoogte van de heffing en de eisen aan inzameling en verwerking van kleren. Sommige grote modemerken zamelen al afgedankt textiel in, dat ze vervolgens niet recyclen maar doorverkopen en vaak naar Afrika of Azië wordt verscheept. Hiermee verschuiven ze de verantwoordelijkheid.
Aanbeveling: Lidstaten moeten nieuwe producten die op de markt komen hoger belasten. Daarnaast moeten ze het gebruik van gerecyclede grondstoffen uit kleding – dus niet uit plastic flessen – stimuleren. Een statiegeldsysteem voor kleding kan ook helpen om kleding niet bij het huisvuil, maar in een recyclebak te laten belanden.
Wat er niet in de plannen staat
Twee cruciale aspecten voor de verduurzaming van de sector worden niet benoemd in de plannen van de Europese Commissie. Het eerste is productiekrimp. Het tweede: de rol van producenten (en vooral de scheve machtsbalans tussen kledingmerken en fabrikanten).
Een belangrijke oorzaak van veel problemen rondom milieu én arbeid in de industrie heeft te maken met de manier waarop merken hun inkopen doen bij fabrikanten. Ze dwingen een zo laag mogelijke prijs af, waardoor de producent geen geld overhoudt om te investeren in milieuvriendelijkere grondstoffen of schonere productiemethoden, laat staan om arbeiders een fatsoenlijk loon uit te betalen.
Het is tamelijk gênant dat de Europese Commissie deze tak van de productieketen niet meeneemt. De fabrikanten staan straks voor de grootste uitdaging: zij moeten andere stoffen gaan inkopen, overschakelen op hernieuwbare energie, enzovoorts. Tegelijkertijd worden zij al zo lang uitgeknepen dat ze er de minste financiële middelen voor hebben.
Als de Europese Commissie deze industrie wil verduurzamen, dan moeten ze zich specifiek richten op inkooppraktijken van merken. Door bijvoorbeeld een verplichte vooruitbetaling van een deel van de productieorders, of een verbod op het achteraf annuleren van contracten en orders.
De #ReFashionNow-campagne van de Europese Commissie heeft de potentie om de industrie op het rechte pad te krijgen. Maar daarvoor moet ze haar aan alle kanten flink bijschaven, en daarna continu monitoren om ervoor te waken dat bedrijven niet alsnog valsspelen.
Eén ding is zeker: om een bedrijf als SHEIN te veranderen, is meer nodig. Hopelijk lukt het het Europees Parlement om die gaten te dichten.