Mijn moeder is een halfjaar overleden als ik bij de kapper zit. Al die tijd heb ik mijn haren laten groeien: het was een geruststellende gedachte dat er tenminste nog íéts voortleefde.

Mijn haar is nog nat als de kapper vraagt of ik deze zomer een vakantie geboekt heb.

Ik knik, en vertel dat ik met mijn vader en broertje naar Zuid-Frankrijk ga.

‘En je moeder dan?’ vraagt ze.

Die is een tijdje geleden overleden, zeg ik.

‘O’, zegt ze. ‘Ziek?’

‘Zoiets’, stamel ik. ‘Het was zelfdoding.’

Ze stopt even met knippen, we kijken elkaar in de spiegel aan. 

‘Dat vind ik nou zó erg’, zegt ze ontzet. ‘Je zult wel boos zijn, meis.’

Ik haal mijn schouders op. Ik weet dat ik dat niet ben, maar heb geen zin om het verder uit te leggen.

‘Valt wel mee, eigenlijk. Ga jij nog op vakantie?’

Ik voelde van alles – maar geen boosheid

Ik was 15 jaar oud toen mijn moeder zichzelf van het leven beroofde. Ik leef nu tien jaar zonder haar, en kan me niet herinneren ooit boos op haar te zijn geweest. Ik was wel boos op haar depressie, en op de oneerlijkheid van het leven – dat die ziekte nou net míjn moeder moest treffen, de warmste vrouw van de wereld, en dat het haar maar niet lukte om eruit te komen.

In vijf jaar tijd werd ze talloze keren opgenomen en groeide haar pillendoos met de maand. Ze voelde zich in de laatste jaren van haar leven een junk, schreef ze in haar afscheidsbrief. Een schim van wie ze ooit was, slechts voortbewegend op antidepressiva.

Toen ze dood was voelde ik van alles: verdriet, gemis, eenzaamheid en schaamte

Ik kan me nog herinneren dat PAAZ op haar nachtkastje lag. In het boek belandt de hoofdpersoon op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis vanwege suïcidale gedachten. Op de achterflap is te lezen hoe dat resulteert in een zoektocht: naar de uitgang van de kliniek, maar vooral naar zichzelf. Het hadden mijn moeders woorden kunnen zijn.

Toen ze dood was voelde ik van alles: verdriet, gemis, eenzaamheid en schaamte. Ik kende niemand die een ouder was verloren aan zelfdoding. Soms wenste ik dat ik kon zeggen dat het kanker was geweest, en dat daarmee dan de kous af was.

Uit de serie First Trip to Bologna 1978 / Last Trip To Venice 1985 door Seiichi Furuya

Alsof ik haar moest verdedigen

Nabestaanden van zelfdoding voelen zich meer dan andere nabestaanden gestigmatiseerd, Ze krijgen vaak minder steun van hun omgeving dan bij een ander overlijden, en ervaren vaker en meer een sfeer van stilzwijgen en onbespreekbaarheid.

‘Waarom neem je kinderen als je uiteindelijk zoiets besluit te doen?’ vroeg iemand me ooit.

Door die vraag kreeg ik het gevoel dat ik haar zelfdoding moest verdedigen, om te laten zien: mijn moeder was geen egoïst, ze was gewoon heel ongelukkig. In de beginjaren vertelde ik vaak ‘dat ze echt niet gek was’, omdat ik vóélde dat mensen dachten: wat voor vrouw moet dit wel niet zijn geweest, om zo plotsklaps te verdwijnen?

In Nederland overleden gemiddeld vijf per dag. is het per honderdduizend inwoners vinden er 10,5 zelfdodingen plaats. Een van de belangrijkste verklaringen voor zelfdoding is de aanwezigheid van een of meerdere Vooral stemmingsstoornissen, zoals depressies en bipolariteit, liggen ten grondslag aan zelfdoding. En dan heb je nog zogenaamde

Hebben we de neiging om een schuldige aan te wijzen?

Ik heb mijn moeders zelfdoding nooit als een keus gezien: haar dood was het gevolg van een ziekte. Toch heb ik in de praktijk gemerkt dat mensen over het algemeen weinig van suïcide begrijpen, er bang voor zijn, en al helemaal niet kunnen bevatten wat het voor de nabestaanden betekent.

Dat komt wellicht ook door het stigma op zelfdoding. Suïcide werd als een zware zonde in het christelijk geloof. Een ‘dubbele moord’ zelfs – namelijk van ziel én lichaam. Het was een misdaad die streng werd bestraft, niet alleen door verminking en dumping van het lijk, maar bijvoorbeeld ook door beslaglegging op het familievermogen. ‘Zelfmoordenaars’ werden onder invloed van de katholieke kerk nog tot ver in de jaren zestig in omdat ze als zondaars werden gezien.

Daarom was de term ‘zelfmoord’ vroeger heel gangbaar: omdat het juridisch gezien als moord werd gezien. Zelfdoding is vanaf de achttiende eeuw geleidelijk uit de criminele sfeer gehaald. In het Verenigd Koninkrijk pas in 1961, in Israël in 1966. En hoewel zelfdoding in de staat New York niet langer als een misdaad wordt opgevat, geldt ze bij wet nog steeds als

Misschien is dat de reden dat we nog steeds de neiging hebben om een schuldige te zoeken: soms stilzwijgend, soms openlijk.

Alle emoties zijn normaal, ook als ze afwezig zijn

In de documentaire Het voorland is back een broer en vier zussen over de zelfdoding van hun jongste zus. ‘Was je kwaad op haar?’ vraagt hij aan alle familieleden. ‘Omdat je denkt: wat doe je ons allemaal aan?’ En, later: ‘Helpt boosheid, bij het rouwen? Ook boosheid op haar?’ Eén zus schudt hevig van nee: ‘Ik ben nooit boos geweest. Ik was wel kwaad op de instelling, en op mezelf. Ik had misschien wel een betere zus moeten zijn.’ Een ander was het juist wél: ‘Vooral omdat ik haar zo het leven had gegund.’

Dat ik niet boos ben geweest, betekent niet dat je dat als nabestaande niet kunt voelen – het is een van de vele emoties die je na een verlies door zelfdoding kunt ervaren. Een normale reactie, een uiting van een diepgeworteld gevoel van machteloosheid. Pas als nabestaanden hun weerstand tegen de realiteit opgeven, is er meer ruimte voor andere gevoelens om naar boven te komen, zoals verslagenheid, verdriet, gemis en verlangen.

Als je iemand bent verloren aan zelfdoding, is de kans groter dat je te maken krijgt met wat psychologen in jargon ‘complexe rouw’ noemen. Rouw die je maar moeilijk kunt verwerken. En de gevolgen daarvan kunnen nog lang opspelen. Je vertrouwt er minder op dat het leven met een bepaalde vanzelfsprekendheid verloopt, kunt bang zijn dat je de controle verliest. En je kunt meer gaan verlangen naar bevestiging, omdat je de zelfdoding als een afwijzing hebt ervaren. Je kunt je ‘afgekeurd’ voelen omdat je het idee hebt dat iemand niet voor jou wilde blijven leven, je niet heeft behoed voor een groot verdriet. Ik merkte de hang naar bevestiging vaak in mijn liefdesleven: elke afwijzing sloeg in als een bom, ook als ik de persoon in kwestie nog amper kende.

Er is me nooit gevraagd of ik ergens ook opgelucht was, na de dood van mijn moeder. De Keijser stelt dat die emotie vaak erg beladen is, omdat het niet in het plaatje van diep verdriet past. Terwijl nabestaanden dat óók kunnen ervaren: door zelfdoding komt dikwijls een einde aan een periode waarin onder grote druk is geleefd. Ik mis mijn moeder ontzettend, maar vraag me soms ook af of mijn leven er hetzelfde uit had gezien als ze er nog was geweest – of ik dan van Roosendaal naar Utrecht had durven verhuizen, bijvoorbeeld, omdat ik het moeilijk vond om haar (veel) alleen te laten.

Waarom gaat het gesprek dan tóch nog zo vaak over boosheid, terwijl dit bij uitstek de doodsoorzaak is waarbij je zoveel méér kunt voelen?

Uit de serie First Trip to Bologna 1978 / Last Trip To Venice 1985 door Seiichi Furuya

Alsof haar mentale gezondheid maakbaar was

Toen mijn moeder voor de derde keer in een ggz-kliniek werd opgenomen, vond een klasgenoot dat heel gek: ‘Is ze nou nóg niet beter?’ vroeg hij. Ook gehoord: ze had ‘een schop onder haar kont nodig’, of ‘moest meer afleiding zoeken’. Het suggereert dat haar depressie een keus was. Alsof haar dagen lichter zouden worden met ‘een andere houding’. Alsof haar mentale gezondheid maakbaar was.

Misschien leven sommigen daarom nog in de veronderstelling dat ook zelfdoding een keus is, en dat je daarom een schuldige kunt aanwijzen. Een keuze waarop ik boos zou moeten zijn, omdat het zwak is, egoïstisch, of gemakzuchtig. Het past in een breder sentiment rondom geestelijk welzijn, dat je uiteindelijk zelf de controle hebt over hoe je je voelt.

‘Ze zeiden dat ze gewoon niet beter wílde worden, ze zelf ziek wilde zijn’

In de documentaire Moeders springen niet van flats heeft die jarenlang gebukt ging onder ondraaglijk psychisch lijden. Zij zagen al tijden hoe moe en radeloos ze was, de buitenwereld vond het vaak een schreeuw om aandacht. Haar zus herinnert zich hoe hun moeder kritiek van twee medewerkers uit een psychiatrisch ziekenhuis kreeg: ‘Ze zeiden dat ze gewoon niet beter wílde worden, ze zelf ziek wilde zijn. Ziek zijn is een keus, daar kwam het op neer.’

Later praat Lindemans met bewoners van de flat waar haar moeder vanaf gesprongen is. Ze biecht op dat ze wíst dat haar moeder ging springen, maar haar niet tegengehouden heeft – toen het niet lukte om euthanasie te krijgen, vond ook zij dat dit de enige uitweg was. ‘Dat verwondert mij wel’, reageert iemand. ‘Waren jullie er klaar mee? Was er echt niks meer aan te doen?’

Ik had haar lang niet zo ontspannen gezien

Ik begrijp heel goed dat er nabestaanden zijn die zich boos voelen – er is hier natuurlijk geen goed of fout. Maar mijn ervaring is, net als die van Lindemans, anders. Ik herinner me nog hoe mijn moeder opgebaard lag: achter een paar zware gordijnen, in een blouse die nog naar haar parfum rook. Ze was bleek en koud, maar nog steeds mooi. Ik had haar gezicht lang niet zo ontspannen gezien.

Dat maakte haar dood niet minder cho­que­rend of verdrietig, maar maakte wel dat ik haar niks verweet. 

Ik vind het nog moeilijk om dat hardop te zeggen, omdat het soms controversieel voelde om haar zelfdoding niet compléét af te keuren – alsof ik dan niet genoeg van haar had gehouden.

Ik heb soms medelijden met mijn 15-jarige zelf: dat ik meer bezig was met aanpassen dan rouwen, en mijn eigen verdriet vaak ondergesneeuwd raakte door de angst voor andermans opinie. En dat ik er niks van durfde te zeggen, terwijl het me regelmatig kwetste. Het is toch best paradoxaal dat nabestaanden van zelfdoding juist meer steun van anderen nodig hebben, maar te maken krijgen met vooroordelen en afstand?

Vooral omdat het ook anders kan. Mijn vriend vroeg laatst: ‘Hoe zou jij uitleggen waarom je moeder er niet meer is?’ En die vraag raakte me.

Omdat het me in lange tijd de kans gaf om uitleg te geven: niet alleen over de laatste minuten en dagen, maar ook over de jaren die eraan voorafgingen.

Over hoe het contrast tussen wie ze was en werd zo verstikkend groot was geworden, ze zichzelf op den duur niet meer herkende, en alles wat ze liefhad niet meer van waarde voelde. Dat ze ooit ook een mens vol leven was – iemand die volop kookte, zong, schilderde.

‘Het klinkt’, zei mijn vriend, ‘alsof ze een fijne moeder was.’

Ik knikte, en voelde een brok in mijn keel. Wat had ik die zin lang niet gehoord.

Heb je suïcidale gedachten, of is er iemand in je omgeving om wie je je zorgen maakt? Wend je tot 113 Zelfmoordpreventie:

Over de beelden In het boek ‘First Trip To Bologna 1978 / Last Trip To Venice 1985’ vertelt Seiichi Furuya het verhaal van hemzelf en zijn overleden vrouw, Christine Gössler. Na zijn afstuderen aan de technische universiteit van Tokio reisde Seiichi met de trans-Siberische spoorlijn naar Europa. Na drie jaar in Wenen te hebben gewoond, vertrok hij naar Graz. Daar kwam hij in 1978 in contact met Christine én zijn lot: hij zou met haar trouwen. Het huwelijk vond nog datzelfde jaar plaats in Seiichi’s geboorteplaats Izu, in Japan.

Hun zoon was een jaar oud, en hun toekomstperspectief veelbelovend, toen Christine symptomen van schizofrenie begon te vertonen. Ze moest haar studie afbreken en medische bezoeken werden onderdeel van haar dagelijkse bestaan. In 1985 maakte Christine een einde aan haar leven.

Seiichi gedenkt Christine in een groot deel van zijn werk, het maakproces van zijn boeken is hierdoor nauw verbonden met rouw.

Hoewel zijn leven niet drastisch veranderde tijdens het uitbreken van het coronavirus, werd Seiichi onrustig. Hij is inmiddels 72 jaar oud en behoort tot de groep die het kwetsbaarst is, en dus werd hem op het hart gedrukt zichzelf te beschermen en zo veel mogelijk thuis te blijven. Wat doe je met al die vrije tijd, confrontatie met de dood en een ingeving voor een fotoboek? Juist, opruimen.

De fotograaf stuitte op materiaal waarvan hij het bestaan was vergeten en vond spullen waarvan hij zelfs niks wist. Vooral de rollen film die hij vond, maakten indruk. Voorheen zag hij Christine alleen op stilstaande beelden, nu bewoog ze – en kon hij haar horen. Zo keek hij vol liefde en nostalgie naar de beelden van hun eerste reis. Deze collectie fragmenten uit de films staat tegenover een heruitgave van de foto’s van de laatste trip, een reis waarvan Seiichi zich alle details sterk herinnert. Met het werk ‘First Trip to Bologna 1978 / Last Trip To Venice 1985’ streeft hij ernaar nieuwe herinneringen te maken.

(Rasheed Vlijter, beeldredacteur)
Bekijk hier meer werk van Seiichi Furuya

Lees meer:

We moeten meer over zelfdoding praten. Maar oppassen met de waaromvraag Drie mensen in mijn familie overleden aan zelfdoding. Toen ik erachter probeerde te komen waaróm ze dat deden, kwam ik in de hel terecht. Lees het artikel van Jan van Tienen hier