Vergeleken bij voetballers zijn bankiers amateurgraaiers
Voor als u het vorige week had gemist: Clarence Seedorf is trainer af bij AC Milan. Hij zat er vijf maanden, won elf keer, speelde twee keer gelijk, verloor acht keer en gaat tien miljoen euro vertrekpremie cashen.
Bankier Rijkman Groenink, die in twintig jaar tijd een karige 26 miljoen euro aan opties en aandelen bij elkaar sprokkelde, blijkt opeens een amateurgraaier.
Weinig bedrijfstakken zijn financieel zo disfunctioneel als het voetbal. In de afgelopen tien jaar steeg de omzet van Europese professionele voetbalclubs volgens de Review of Football Finance van accountantskantoor Deloitte met meer dan 60 procent. En toch zijn veel voetbalcompetities structureel verliesgevend. Uit het laatste overzicht van de UEFA blijkt dat in 2012 57 procent van alle Europese topligaclubs verlies draaide; 39 procent van de clubs had een negatief eigen vermogen; bij zestien procent van de clubs liet de accountant zelfs weten dat er zorgen waren over de continuïteit. Een wanprestatie van jewelste.
Voetbalfinanciën zijn inherent instabiel. Daar is een aantal redenen voor. Allereerst zijn clubeigenaren vaak niet winst-, maar win-maximaliserend. Degelijke bedrijfsvoering is ondergeschikt aan sportief succes. Ten tweede zijn voetbalfinanciën onderhevig aan negatieve shocks - een sponsorcontract dat afloopt; uitzendrechten die tegenvallen; het mislopen van Europees voetbal of een degradatie. Zulke shocks zijn vaak erg groot in het voetbal, waardoor een club al snel in een neerwaartse spiraal terecht kan komen.
AC Milan is een goed voorbeeld van waar het fout gaat. Jarenlang was AC Milan verlieslatend. Terwijl clubs als Real Madrid - dat in 2003 nog kleiner was dan AC Milan - de omzet in de afgelopen tien jaar met 168 procent zagen groeien, boekte AC Milan in dezelfde periode slechts een omzetgroei van 32 procent.
Zulke beperkte omzetgroei ging niet gepaard met lagere kosten: excessieve beloningen slokten bijna de hele begroting op. Ongeveer 82 procent van de omzet ging tussen 2008 en 2012 naar salarissen voor spelers en ander personeel. Een, zelfs voor Serie A begrippen, ongekend hoog bedrag.
En daar gaan we weer: topsalarissen, exorbitante transfersommen en vertrekpremies van tien miljoen. Op die manier blijven de voetbalfinanciën weinig stabiel
En daar gaan we weer: topsalarissen, exorbitante transfersommen en vertrekpremies van tien miljoen. Op die manier blijven de voetbalfinanciën weinig stabiel.
Tussen 2008 en 2012 werd er maar liefst 355 miljoen euro aan operationeel verlies geboekt. Het was suikeroom Silvio Berlusconi die, gul als hij was, deze verliezen financierde. Berlusconi heeft echter zijn eigen problemen. Alle aanleiding dus om te saneren. De afgelopen jaren werden sterspelers als Kaká, Zlatan Ibrahimovic en Thiago Silva verkocht en de salarissen gedrukt. In 2012 noteerde AC Milan eindelijk weer eens zwarte cijfers.
Probleem is echter dat voetbal een redelijk efficiënte markt is. Saneringsrondes blijven sportief niet onbestraft. Zoals sporteconoom Stefan Szymanski in een onderzoek naar de Engelse voetbalcompetitie laat zien: er is een sterk verband tussen wat een club aan salarissen uitgeeft en wat haar sportieve prestaties zijn.
Een negatieve shock kan dus zorgen voor een vervelende dynamiek: afnemende inkomsten en lonen zorgen voor een zwakkere selectie, waardoor de sportieve prestaties tegenvallen, waardoor de inkomsten nog verder dalen, enzovoorts.
Begroten op een plekje in het Europese voetbal
Het is één van die perverse prikkels in het voetbal. Wie Europees voetbal haalt, maakt opeens een financiële klapper en wie degradeert een financiële zeperd. Dat prikkelt tot overinvestering. Clubeigenaren begroten op basis van een plekje in het Europees voetbal of een plek in de topliga. Maar het aanbod aan promotieplaatsen is altijd kleiner dan de vraag, waardoor aan het eind van het jaar de ongelukkigen een veel te ruime begroting blijken te hebben.
Ook dit is goed te zien bij AC Milan: voor het eerst in zestig jaar kwalificeerde AC Milan zich dit seizoen niet voor Europees voetbal. Een enorme financiële klap, want AC Milan ontving vorig jaar zo’n 16 procent van haar omzet uit opbrengsten van de Champions League. Zo brengt saneren weinig op, omdat het omzetverlies bijna alle kostenbesparingen teniet doet.
En de reactie is voorspelbaar: de club gaat weer investeren om Europees voetbal niet te missen. ‘We hebben een morele plicht om AC Milan terug te krijgen waar het hoort,’ aldus commercieel manager (en dochter van) Barbara Berlusconi. ‘Onze familie heeft besloten te investeren om het gat met Europese topclubs te dichten.’ Dat de Berlusconi’s van deze wereld hun geld willen verbrassen aan voetbalsalarissen is niet zo erg. Maar het zijn niet alleen Oostblok-oligarchen en andere vermogende figuren die de voetbalverliezen financieren. Voetbalclubs zijn in de praktijk vaak too big to fail.
In Nederland streken, zo bleek drie jaar geleden uit onderzoek van De Groene Amsterdammer, voetbalclubs in de voorgaande vijftien jaar al ruim een miljard aan overheidsgeld op. Dat beeld geldt nog sterker voor het buitenland, zo blijkt uit de vele onderzoeken van de Europese Commissie naar staatssteun aan voetbalclubs.
Als puntje bij paaltje komt is het dikwijls de gemeenschap die betaalt.
Deze column verscheen eerder in De Groene Amsterdammer.