‘Regel het gewoon.’ Hoe een handelaar in wegwerpbestek Nederland aan miljoenen mondkapjes hielp
Maart 2020. Een zorginfarct dreigt, tenzij er nú mondkapjes komen. Een wat paniekerige overheid zet alle ballen op een Wijchense handelaar in wegwerpvorkjes. Hij krijgt voor elkaar wat de overheid tot dan toe niet was gelukt: de import van miljoenen mondkapjes uit China – voor volk, vaderland én zijn eigen bankrekening. Niet veel later wordt driekwart van de mondkapjes afgekeurd. Nu doet hij zijn verhaal.
Tot 15 maart 2020, de dag dat de Nederlandse overheid hem vroeg dertig miljoen mondkapjes aan te schaffen, een opdracht die hem miljoenen euro’s zou opleveren, had Maarten Halma nog nooit een mondkapje gekocht, verkocht, of zelfs maar in handen gehouden.
Zijn handel was – al dertig jaar lang – disposables. Wegwerpverpakkingen, -bordjes en -bestek, dat is waar Halma met zijn bedrijf Halma Solutions in deed en doet. Soms – als hij ergens een kans zag – waagde hij zich aan iets nieuws; zo is hij bijvoorbeeld eigenaar van Brownies&downieS, een lunchroom waar mensen met het syndroom van Down in de bediening staan.
Maar mondkapjes? Nee. Toen een grote Nederlandse winkelketen hem begin maart had gevraagd of hij toevallig ook aan mondkapjes kon komen – want hij haalde zijn verpakkingen toch uit China? – verwees hij ze vriendelijk naar een concurrent.
‘Ik zei: mondkapjes, ik? Daar weet ik helemaal niks van’, zegt Halma. ‘Dus stuurde ik ze naar Bunzl.’
Hoe Halma een van de grootste deals uit zijn carrière misliep
Hij had bovendien wel wat anders aan zijn hoofd. Hij was op dat moment namelijk bezig met ‘een van de grootste deals’ van zijn carrière.
Dat zat zo.
In de zomer van 2021 zou de Directive on single-use plastics van de Europese Unie in werking treden. Die wet verbood per 3 juli het gebruik van plastic wegwerpverpakkingen. Alles moest vanaf die dag recyclebaar zijn: van hout, bamboe of karton. Anders gezegd: de wet creëerde een enorme nieuwe vraag. En Halma had die vraag zien aankomen.
Iedereen wist in welk land je moest zijn voor houten wegwerpartikelen: China. Maar waar in China? Dat wisten er veel minder. China was voor handelaars een moeilijk labyrint, waarin je pas ‘na drie jaar, minimaal’ de weg zou weten. Welke fabriek je moest hebben en welke niet, dat wist je pas nadat je een paar keer goed was bedot.
Halma had dat leergeld ruimschoots betaald. Hij begon in 1989 na het afronden van de meao bij Depa, een groothandel in wegwerpartikelen, geleid door de Nijmeegse ondernemer Hans van Delft. Niet uit een diepe liefde voor disposables, maar omdat hij niet meer wilde studeren.
De liefde voor het vak en de kennis van wegwerpartikelen kwamen als bijproduct van zijn echte passie: zakendoen. Dat is voor hem een spel, en het geld dat je ermee verdient, bewijst dat je het goed speelt. En dat lukt pas als je alle schakels van je aanvoerlijn kent, als je precies weet welke kwaliteit je waar voor welke prijs kunt krijgen, zo leerde hij bij Van Delft.
‘Ik weet alles van elke fabriek’, zegt Halma. ‘Ik weet hoe snel de machines het kunnen maken, ik weet waar het karton vandaan komt, ik weet waar het hout vandaan komt. Ik verdiep me in alles. Er heeft niemand zo veel kennis van disposables als ik.’
Die kennis – in essentie kennis van China – had hij opgebouwd sinds hij in 2001 voor zichzelf begon als Halma Packaging. Die kennis in het kort: vind betrouwbare producenten, vind betrouwbare werknemers, en betaal die goed. De meeste westerse bedrijven denken bij China aan goedkoop. Dat is een fout, zegt Halma.
‘Je komt dan niet eens meer aan tafel. Ik betaal de hoogste prijs voor disposables, maar ik krijg ook de beste spullen. Het is zoals [ondernemer] Marcel Boekhoorn zei: “Als je niet kan delen, kan je niet vermenigvuldigen.” Dat klopt zeker in China.’
Kortom, Halma had een uitstekende positie om te profiteren van de enorme vraag naar milieuvriendelijke disposables die de Europese wet creëerde. En toen kwam die ene kans. Flo, een groothandel uit Italië, wilde dat Halma Solutions de inkoop voor hen zou regelen. ‘Miljoenen aan omzet ging dit me opleveren’, zegt Halma. ‘Een van de grootste deals van mijn carrière.’
Tenminste, als hij de financiering rondkreeg. Hij had naar eigen zeggen drie miljoen euro nodig om de productie in China op te starten. Maar zijn bankier, de regionale Rabobank, zag het niet zitten. Italië? Te risicovol. En wat als hij zijn huis in onderpand gaf? Ook niet, zei de bank op vrijdag 13 maart 2020. ‘Maarten, we durven het niet aan. Al gooi je al je zekerheden erin. We doen het niet.’
En zo zat Maarten Halma in een catch 22: omdat hij geen geld had, kon hij geen geld verdienen.
‘Dit was’, zegt hij, ‘een van de slechtste dagen van mijn carrière.’
Als de overheid je belt voor hulp in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog
De vólgende dag, de dag na een van de slechtste dagen van zijn carrière, begon de vreemdste week van zijn carrière. Op zaterdag 14 maart, om 12.51 uur precies, hij weet het uit zijn hoofd – Halma: ‘Dat berichtje heb ik wel honderd keer teruggekeken’ – ontving hij via WhatsApp het volgende bericht.
Beste Maarten, een paar jaar geleden hadden wij contact in mijn rol bij Mediq. Vandaag ben ik landelijk crisiscoördinator voor de overheid voor het sourcen naar PBM’s [persoonlijke beschermingsmiddelen zoals mondkapjes, AdB/MdH] (en manager inkoop Erasmus MC). Ik vroeg me af of jij en je kantoor in Wuxi wellicht iets voor NL kunnen betekenen. We hebben zo’n 800.000 FFP2 maskers nodig per week in NL gedurende de Corona crisis....hartelijke groeten, René Dullaart
René Dullaart, hoofd inkoop van het Erasmus Medisch Centrum, was voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mondkapjes aan het kopen. Hij had die opdracht gekregen toen hij begin maart tijdens een bijeenkomst van VWS gehakt had gemaakt van de aanpak van VWS. VWS wilde via een Europese aanbesteding aan mondkapjes komen – een procedure die weken zou duren. Dullaart verklaarde ze voor gek. Er kwam een tsunami aan infecties aan. Er was nú actie nodig.
Het was een ontluisterend moment: Nederland gold als een van de best voorbereide landen op een pandemie
Een uur na de bijeenkomst kreeg hij een telefoontje van VWS. Strekking: als wij zulke prutsers zijn, en als jij het zo goed weet, wil jíj dan misschien die mondkapjes kopen? Het was een ontluisterend moment: Nederland gold* als een van de best voorbereide landen op een pandemie. Maar het beleid kwam in dit geval neer op: schakel de diensten van je grootste criticus in. En Dullaart zei ja. ‘Ik dacht: hoe moeilijk kan het zijn?’
Binnen enkele dagen wist Dullaart het antwoord op de vraag: het was niet te doen. De markt voor mondkapjes was een hel. Iedereen zei mondkapjes te hebben, maar niemand had ze. De markt was een kruising van hoop om geld te verdienen en de wens om levens te redden; een mix van opportunisten, naïevelingen, goedwillenden en oplichters. En die waren nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
Of in elk geval kon Dullaart dat niet. Op vrijdag 13 maart, twee dagen voordat Nederland in lockdown ging, zou hij in Brussel drie miljoen mondkapjes kopen, zijn laatste en grootste hoop. Maar de Belgische leverancier bleek te zijn opgelicht. In zijn hotelkamer – slapeloos, in paniek, gaan er straks mensen dood door hem? – veranderde Dullaart van tactiek. De afspraak met VWS was dat hij mondkapjes zou kopen die direct leverbaar zouden zijn. Mondkapjes in Europa dus. Maar Europa was leeg. Hij moest naar de bron van zo’n beetje alle mondkapjes: China.
En zo schoot Tingting hem te binnen. Tingting was de manager van een vestiging van de Nederlandse groothandel Paardekooper in Wuxi. Dullaart had met haar gewerkt toen hij bij medische groothandel Mediq werkte. En hij was met haar in contact gekomen via een manager van Paardekooper: Maarten Halma.
En goddank: Halma bleek volgens Google nog steeds mensen in China te hebben zitten. En Halma – altijd open voor handel – had zijn mobiele nummer op zijn publieke LinkedIn-profiel staan. Om 12.51 uur schreef Dullaart hem een WhatsApp-bericht. Kon Halma’s kantoor in Wuxi iets voor Nederland betekenen?
Halma: ‘Ik schreef hem meteen terug. “Rene ik ga Ff kijken wat ik kan doen voor jou!”’
Twee weken daarvoor had Halma eenzelfde verzoek van een grote winkelketen nog afgewezen. Maar dit was anders. ‘De Nederlandse overheid vroeg me’, zei Halma. ‘Ik zag dat als een eer.’ Hij ging direct aan de slag. ‘Ik gooi mijn WeChat open, want in China is alles WeChat, geen WhatsApp, en ik had binnen een uur 34 WeChat-groepen.’
Verstand van mondkapjes had Halma niet, loyale werknemers wel. Omdat hij deelde, kon hij vermenigvuldigen. Halma’s werknemers en disposables-netwerk, plus de neven, nichten, ooms en tantes van het netwerk, gingen voor hem op zoek naar mondkapjes. Halma: ‘Iedereen wilde mij helpen. En het mooie was: ik deed het voor de Nederlandse overheid. En overheid – dat vinden Chinezen helemaal prachtig.’
Binnen twee uur had Halma zo veel respons uit zijn WeChat-groepen dat hij wist: dit zit goed. ‘Om 14.20 uur app ik hem [René Dullaart]. Ik zeg: ‘Denk dat het wel lukt.’ Hij zegt: ‘Dat meen je niet?’ Ik zeg: ‘Ja, ik denk het wel. Volgende week vrijdag is de eerste vlucht.’
In een Brusselse hotelkamer viel er een last van Dullaarts schouders. ‘Dat was godverdomme nog eens lekker’, herinnerde Dullaart zich zijn gevoel. ‘Iemand die mij niet om geld vraagt, maar gewoon begint met werken.’
'Jongens, ik ben Maarten Halma en ik zit sinds gisteren in de mondkapjes'
Waren er geschiktere mensen dan Maarten Halma voor deze klus? Ongetwijfeld. Kende René Dullaart geschiktere mensen? Zeker niet. Dullaart dacht aan Tingting. Tingting leidde tot Maarten Halma. That’s it.
En zo werd Maarten Halma – op weinig meer dan het woord van René Dullaart, de man die anderhalve week daarvoor op staande voet nationaal inkoper was gemaakt – een grote speler in de Nederlandse crisisaanpak.
Precies hoe groot, ontdekte hij de volgende dag. Zondag 15 maart om vijf uur ’s middags – vlak voordat ministers Arie Slob en Bruno Bruins afkondigden dat Nederland in lockdown ging – nam Halma deel aan een conferencecall met de top van het ministerie en enkele inkopers van academische ziekenhuizen.
‘Ik, hier?’ herinnerde Halma zich zijn gevoel. Hij was verbaasd, maar niet onder de indruk. ‘Ik heb niets met hiërarchie.’
De vergadering werd voorgezeten door VWS-topambtenaar Karla van Rooijen. Halma: ‘Karla zei: “Jongens, Maarten Halma gaat het doen. Maarten, stel je even kort voor.” Ik zei: “Jongens, ik ben Maarten Halma en ik zit sinds gisteren in de mondkapjes.”’
De vergadering draaide vervolgens om de vraag: hoeveel mondkapjes? De inschattingen varieerden enorm. Een inkoper van een ziekenhuis dacht dat hij er enkele duizenden per week nodig zou hebben – voor alle patiënten. Dullaart zei dat er in het Erasmus per patiënt meer dan duizend in een week doorheen gingen. Halma: ‘Toen zei Karla: “Zullen we dan 2 miljoen per week doen? Voor 12 weken?”’
Conferencecalls zijn soms desoriënterend. 24 miljoen? Had hij dat goed gehoord? Halma: ‘Ik zei: “Jongens, ik ben aan het sourcen voor 800.000 stuks.” ‘“Nee”, zei Karla, “we hebben er 24 miljoen nodig. Kun je dat aan?”’
Halma zei van wel, al zou hij dan wel even met zijn bank moeten praten – de Rabobank. Waarop VWS-ambtenaar Marcel van Raaij zei dat Halma maandag zou merken dat dat geen probleem* zou vormen. Wat dat ook precies mocht betekenen.
Met die opdracht op zak – en passant nog even naar boven afgerond op 30 miljoen mondkapjes – verliet Halma het gesprek. Had de overheid hem net echt gevraagd 24, nee, 30 miljoen mondkapjes te kopen? Was hij de man op wie de regering al haar hoop had gevestigd?
‘Voor zover ik wist wel ja’, zei Halma.
Een uur later belde Dullaart hem op. ‘Ik zeg: “Waar moet ik die dingen vandaan halen?” Hij zei: “Ah joh, dat is over twaalf weken. Dat komt echt wel goed allemaal.” Ik zei: “Hoe krijg ik dat gefinancierd? We moeten alles vooruitbetalen.”’
Dullaart: ‘Morgenvroeg belt de regering je op.’
Het was dus echt waar. ‘Ik had nog nooit van mijn leven in mondkapjes gedaan’, zei Halma. ‘Ik wist geeneens hoe een mondkapje eruitzag. En dan gaat de overheid dus een verpakkingshandelaar uit Wijchen benaderen om mondkapjes in te kopen? Als alle academische ziekenhuizen meehelpen, als je zo twintig bedrijven op kunt noemen die al jaren mondkapjes inkopen... hoezo vraagt de overheid dan míj?’
Toch was het niet geheel onlogisch. Een netwerk in China was nu het schaarse goed. En hij had dat netwerk. En zo ging Halma aan de slag. Omdat het eervol was dat de overheid hem inschakelde, omdat er schreeuwende tekorten waren, en – misschien ook wel – omdat net de deal van zijn leven was geklapt.
Zijn eerste aanbiedingen uit China stuurde hij door naar de overheid, met een marge van zo’n 15 procent erop. Halma: ‘Ze [VWS-ambtenaren] zeiden: dat is wel goedkoop. Ik zei: hiervoor kan ik het doen.’ Als hij dan toch deze zeldzame kans kreeg, dan wel voor redelijke tarieven,* vond hij. Hij werkte nu immers voor Nederland.
De volgende ochtend belde de regering inderdaad over het geld. Hij noemde het bedrag dat hij nodig dacht te hebben, en even later – terwijl het contract met de overheid nog in de maak was – staarde hij in zijn bank-app naar de bizarre cijfers.
Maarten Halma en de Man in de Zijden Pyjama
De eerste leverancier die Maarten Halma’s mensen in China te pakken hadden, was een man genaamd Mr. Odia, maar zo noemden Halma en het ministerie hem al gauw niet meer. Al die Chinese namen, dat leidde maar tot verwarring.
Halma: ‘Ik belde hem telkens via FaceTime, want ik wilde hem in de ogen kijken. Hij lag serieus telkens in bed in z’n zijden pyjama. Dus die noemde ik toen “de Man in de Zijden Pyjama”. Dat communiceerde ik ook met de overheid. Ik gaf iedere Chinees een naam die ze konden onthouden.’
De Man in de Zijden Pyjama zei dat hij per direct zo’n 1,6 miljoen mondkapjes kon leveren. Die maandagavond – met een bankrekening vol belastingeuro’s – sloot Halma een deal met de Zijden Pyjama. Hoe hij aan de Zijden Pyjama was gekomen? Waarom dit een betrouwbare deal leek?
Een leverancier van plastic bestek van hem, een man die hij Jason noemt, had de Zijden Pyjama aanbevolen. Jason had met hem gestudeerd. Ook had de Pyjama filmpjes doorgestuurd van leveringen aan Italië, Frankrijk, Zwitserland. En bovenal had hij certificaten: de mondkapjes waren ‘CE’-gekeurd door een erkend keuringsinstituut* uit Londen.
Halma zat in oorlogsmodus, maar zijn secretaresse, die de overboekingen deed, zat nog in vredesmodus
Dat leek betrouwbaar. Wat niet betekende dat de Zijden Pyjama een fijne vent was. Integendeel: hij was manipulatief. De Pyjama stuurde hem een filmpje van pallets vol mondkapjes: die ging naar Oostenrijk, die ging naar Italië. Overal zaten stickers met Italiaanse vlaggen op. Halma: ‘Hij zei letterlijk: “Nu beslissen want anders gaat het naar Italië.”’
Een paar uur later videobelde hij weer. ‘“Sorry meneer Halma, de prijzen gaan 45 cent omhoog. Per stuk.” Ik zei: “Excuse me?” “Ze gaan 45 cent omhoog.”’ De reden: de betaling was volgens de Pyjama niet op tijd gekomen.
Zulke stress zou de hele week spelen – en het veroorzaakte spanning binnen Halma’s bedrijf. Halma zat in oorlogsmodus, maar zijn secretaresse, die de overboekingen deed, zat nog in vredesmodus. Ze vond het ongemakkelijk dat haar baas opeens miljoenen euro’s overgemaakt had gekregen van de overheid. En ze vond het ook lastig om die smakken geld zomaar over te maken naar China. Wat gebeurde er allemaal met de man voor wie ze al vijftien jaar werkte?
Maar voor twijfel was geen tijd. Er moest gehandeld worden. Halma: ‘Iedereen moest ’s morgens vroeg uitvoeren wat ik ’s nachts had geregeld. Je moest het geld snel overmaken, want als je niet binnen een uur kon laten zien dat het geld van je rekening af was, dan waren de mondkapjes alweer weg. Dus op een gegeven moment had ik denk ik voor zeven, acht miljoen dollar ingekocht. ’s Morgens vroeg had ik de opdrachten doorgestuurd naar haar. “Dit en dit en dat. Betalen.” En dan zat ik even later op de rekening te kijken. Zag ik het niet van de rekening af.’
Godverdomme. Hij pakte de telefoon en belde zijn secretaresse. ‘Ik zei: “Doe wat ik vraag. Ga niet nadenken. Ik denk na.” Even later waren die miljoenen nog niet overgemaakt. Dus ik belde haar opnieuw en ze zegt: “Wat gebeurt hier, Maarten? Ik ben even aan het checken of het allemaal wel goed gaat zo.” Ik zeg: “Wát ben je aan het checken? Wie ben je aan het bellen? Je weet geeneens wat ik gedaan heb vannacht.” Ik zeg: “Overmaken!”’
Iedereen om hem heen, zowel zakelijk als privé, moest het ontgelden. Achteraf spijt dat hem. Zijn medewerkers konden niet goed weten wat hij aan het doen was, ze kenden zijn stress niet, want Halma werkte vanuit huis. Zijn vriendin, met wie hij net een maand samenwoonde, hoorde hem tekeergaan. Halma: ‘Toen zei ze: “Als je nu niet naar de zaak rijdt om je excuses aan te bieden aan je werknemers, lopen ze allemaal weg!” Toen ben ik direct naar de zaak gereden…’
Zelf had Halma ook nodeloos geaarzeld die eerste dagen. Hij regelde zelf de vluchten en hij probeerde steeds de goedkoopste vlucht te boeken. Want, zo zegt hij, ‘ik had toch de voordeursleutel van de overheid gekregen’.
‘Ik was die vluchten in aan het kopen. ’s Avonds om acht uur waren die 84.000 euro en ’s nachts om drie uur 224.000 euro.’ Wat moest hij doen? ‘Ik durfde natuurlijk niet in te kopen, dus ik was iedereen [bij VWS] ’s nachts aan het mailen, maar niemand reageerde.’
De volgende ochtend vroeg – dinsdag 17 maart – belde hij topambtenaar Karla van Rooijen. Die zei: ‘Maarten, met alle respect, stop even met handelaartje spelen. Regel het gewoon voor ons. Ga niet allemaal vluchten tegen elkaar uitspelen. Wij willen spullen hebben. Jij hoeft ons nooit te bellen, je wacht nergens op. Regel het voor ons. Wij vertrouwen dat jij het goed doet.’*
‘Ik dacht: regel het voor ons? Die vlucht was 224.000 euro, voor de eerste 682.000 mondkapjes. Die avond daarvoor was hij 84.000 euro. Ja, hallo. Maar dat vertrouwen gaven ze vrij snel.’
Dat was fijn werken – en ook zíjn vertrouwen groeide. Zo had Maarten Halma, na vier dagen praktisch non-stop werken, op woensdag 18 maart aardig wat mondkapjes bij elkaar gekocht. Om half vijf ’s middags stuurde hij het resultaat naar het ministerie van VWS: ruim 31 miljoen mondkapjes in 70 vluchten, waarvan de eerste zaterdag zou arriveren, met 682.000 mondkapjes van de Zijden Pyjama.
‘Wanneer iemand mij afgelopen zaterdag 12.50 uur gezegd zou hebben dat [ik] op donderdag 19 maart 14.23 zou [zitten] huilen om mondkapjes had ik [diegene] uit gelachen’, schreef Halma de volgende dag geëmotioneerd aan het ministerie. ‘121 uur later, 8 uur geslapen, kan ik jullie mededelen dat alles aan het lopen is!!! [...] Nogmaals enorm bedankt voor jullie vertrouwen en [ik] laat het geen seconde met rust [dat] beloof ik jullie.’
Als Bruno Bruins onder politiek mitrailleurvuur komt
Die woensdagavond 18 maart ging minister Bruno Bruins in debat met de Tweede Kamer over de crisisaanpak. Halma had nog nooit een debat gekeken, politiek interesseerde hem niks, maar nu was hij onderdeel van de politiek. En dus zette hij de livestream aan. Misschien zou het over hem gaan.
Het moest haast wel. Halma leefde al dagen op totale adrenaline, sliep niet of nauwelijks om spullen naar Nederland te krijgen. Hij had de stellige indruk gekregen dat er nogal veel van zijn handelen afhing.
Maar in het debat* was daar niets van te merken. Het leek alsof hij en de ambtenaren niks hadden zitten doen. Zelfs toen Bruins snel onder politiek mitrailleurvuur kwam te liggen. Het ene na het andere Kamerlid, Geert Wilders en Jesse Klaver voorop, viel Bruins aan met Haagse clichés: waarom zette Bruins niet ‘alles op alles’ om aan mondkapjes te komen? Onder welke steen leefde deze minister?
Weet Bruins dan niet dat ik het allang geregeld heb, dacht Halma. Het antwoord leek hem simpel: zeg gewoon dat je alles op alles hébt gezet. Zeg dat je een handelaar hebt ingeschakeld en dat die handelaar 682.000 mondkapjes heeft gekocht van een onsympathieke man in zijden nachtkleding. Zeg dat die zaterdag arriveren! Zeg dat alles goed komt! Hij heeft toch niet voor niets zijn leven overhoop gegooid?
Maar Bruins zei praktisch niks. Hoe kon dit? Halma belde – verbaasd, verontwaardigd, verhit – de financieel adviseur van VWS. Die zat met topambtenaar Marcel van Raaij in de auto naar het Radboudumc in Nijmegen, voor een vergadering* over het gestructureerder inkopen van hulpmiddelen zoals mondkapjes.
‘Ik zeg: “Kijken jullie naar Bruins?”’
‘Hoezo?’
‘Waarom heeft hij mijn invlieglijst niet? Hoe kan het zijn dat ik nu al tachtig uur aan het werk ben en jullie het verdommen om jullie baas die lijst te geven?’
‘Ja, Maarten, we zijn nu onderweg naar het Radboud [het academisch ziekenhuis in Nijmegen, AdB/MdH], en iemand in die zaal heeft echt die lijst.’
Op de livestream zag Halma een minuut later een bode naar Bruins lopen. De bode gaf Bruins een briefje. Het leek net alsof Halma via twee telefoonverbindingen het debat aan het redden was. Maar schijn bedroog. Bruins zei niets over de verlossende mondkapjes. Wilders en Klaver hakten door. Even later zakt Bruins ineen. En Halma belde de ambtenaren weer.
‘Ik zeg: “Laat maar, hij is dood. Hij is dood. Jullie baas is dood. Hij is er niet meer.”’
‘Hoezo?’
‘Hij zakt in elkaar… Wacht even… Wacht even… O, hij leeft nog. Hij komt overeind. Maar jongens, hoe kan het dat die man die lijst niet heeft?’
Ze wisten het ook niet, ze gingen bellen.
‘Godverdomme.’
Hij hing op. Zijn vriendin vroeg hem tegen wie hij nu weer zo tekeer was gegaan? ‘VWS.’ ‘Maarten, je kunt niet zo praten tegen die mensen.’
De volgende dag belde de financieel adviseur van VWS hem op. ‘Hij zei: “Maarten, wij kunnen het niet gaan vertellen. Vrijdag kan het vliegtuig neerstorten, het kan niet aankomen, de spullen kunnen weer gejat worden op het vliegveld. Wij gaan niet eerder communiceren totdat het is geland. Wat je ook wil, we gaan het niet doen. Wij worden afgemaakt [als het mislukt].”’*
‘Niet normaal wat je hebt gedaan voor het Nederlandse volk’
Drie dagen later – zaterdag 21 maart – was Nederland één bewindspersoon armer maar 682.000 mondkapjes rijker. De mondkapjes die Nederland zouden behoeden van een onvoorstelbare ramp. Want, nog een paar dagen en dan zat Nederland zonder. En wat dan? Zouden verpleegkundigen en artsen dan nog hun werk willen doen?
Om de kapjes te verwelkomen, en om zeker te weten dat het goed zat, waren Maarten Halma, René Dullaart, VWS’ financieel medewerker en VWS-topambtenaar Marcel van Raaij die ochtend naar Schiphol gereden. Daar gaf Van Raaij een toespraakje dat Halma nooit zal vergeten. ‘Hij zei: “Dank je wel. Niet normaal wat je hebt gedaan voor het Nederlandse volk.” Hij gaf Halma ook een doosje Merci.
De volgende dag, zondag 22 maart ‘s avonds laat, toen Halma met zijn zoon onderweg was naar Schiphol om ‘zijn’ tweede lading aangekomen mondkapjes te inspecteren, werd Halma door de financieel adviseur van VWS gebeld met een boodschap die alles op zijn kop zou zetten. ‘Maarten, het zit fout, die mondkapjes zijn niet goed.’ Halma kreeg een foto doorgestuurd waarin de mondkapjes met een satéprikker waren ontleed: er zaten niet vier, maar slechts drie laagjes polypropyleen in. Zou dit beschermend werken? Waren het wel echte KN95’s? Halma: ‘Ik raakte toen echt wel in paniek.’
En er zouden nog eens 600.000 mondkapjes van dezelfde leverancier in Nederland landen – die zondag, maandag én dinsdag. Halma wilde er direct mee stoppen, maar het ministerie niet – tot zijn stomme verbazing. ‘Marcel van Raaij zei: we moeten doorgaan, want we hebben mondkapjes nodig.’ Halma begreep het niet. Waarom zou je mondkapjes willen hebben die niet goed werken? Maar het ministerie hield vol: ga alsjeblieft door.*
Matig was kennelijk beter dan niks, was Halma’s verklaring . En wie weet was dit een uitzondering. Wie weet waren de andere leveringen alsnog goed. Dat was alleen niet zo. Het Amphia Ziekenhuis in Breda had de kapjes naar TNO gestuurd die ze op haar beurt weer naar keuringsinstantie ProQares had gestuurd, en die rapporteerde op donderdag 26 maart dat de kwaliteit ver onder de maat was. De mondkapjes van de Zijden Pyjama zouden veel te veel besmettelijke virusdeeltjes doorlaten.
Het ministerie riep daarom alle geleverde mondkapjes terug, maar vergat daarbij Maarten Halma te informeren.* Die vernam het nieuws zaterdag 28 maart uit de media. ‘Honderdduizenden Chinese mondmaskers teruggeroepen uit Nederlandse ziekenhuizen’, kopte de NOS onder andere die dag.
Hij kreeg appjes van vrienden en familie: gaat dit over jouw kapjes? Hij wist het niet zeker, maar het moest wel. Die avond kreeg hij allerlei telefoontjes die begonnen met 070 (Den Haag). ‘Die hadden me al drie of vier keer gebeld’, zei Halma. ‘Dus ik check dat nummer en het bleek de Chinese ambassade. Want die wist natuurlijk dat wij erachter zaten.’ Die avond om 22.19 uur ontving hij ook een e-mail van hen:
‘De ambassade heeft met zorg het nieuws vernomen dat de mondmaskers die u in China heeft aangeschaft niet aan de Nederlandse standaard lijken te voldoen’, schreef een medewerker in het Engels. Of Halma hen wilde terugbellen?
Halma reageerde niet en probeerde ondertussen VWS te bereiken. Wat moest hij doen? De ambassade wist blijkbaar dat dit om zijn mondkapjes ging. Hij zag de bui al hangen. De Chinese overheid is erg trots, en als zij zouden denken dat hij kritisch was geweest over deze kapjes, dan zou hij met Halma Solutions wel kunnen inpakken in China. VWS moest de ambassade uitleg geven, vond Halma.
‘Ik belde en belde en belde, maar niemand nam op. Dus toen heb ik zondagmorgen om kwart voor negen een lange mail gestuurd. Of iemand heeft het fatsoen om mij terug te bellen, schreef ik, of ik ga de Chinese ambassade te woord staan. Maar dan ga ik vertellen zoals ik erover denk en niet zoals het diplomatiek moet.’
Dat werkte. Binnen het uur had hij topambtenaar Karla van Rooijen aan de telefoon. ‘Karla zei: “Wat moeten we doen?” Ik zeg: “Jongens, jullie sturen hele delegaties naar China met die handelsmissies. Ga je mij nou vragen wat je moet doen?! Jullie hebben China beschuldigd. Maak het goed!”’*
Wat minister voor Medische Zorg Martin van Rijn precies deed en zei in het gesprek met de ambassadeur, is niet helder. Wel helder is dat het hielp. De kou was uit de lucht. En de Chinezen sloten, volgens Halma, naar aanleiding van het gesprek met Van Rijn zelfs ‘honderden’ frauduleuze fabrieken.
Het was, zo begreep Halma later van zijn medewerkers en leveranciers in China, een potentieel waardevolle houding. ‘Niemand controleerde [de kwaliteit]. De Fransen zeiden: “Het interesseert ons niks wat we inkopen als we maar mondkapjes hebben.” Niemand behalve Nederland. [...] Dat zeiden alle leveranciers die ik sprak. Ik weet zeker: door Nederland is de hele wereld anders gaan kijken naar mondkapjes.’
Als Maarten Halma zich Arnold Schwarzenegger voelt
De relaties met China waren weer intact, maar goede mondkapjes had Halma nog niet – en Nederland dus ook niet. De grote vraag: hoe kon een product met een officieel certificaat slecht zijn?
De mondkapjes van de Man in de Zijden Pyjama – geproduceerd door een bedrijf met de naam Putian – hadden een certificaat van een bekende notified body. Notified bodies zijn door overheden erkende organisaties die producten keuren. Zij kunnen een goed van een slecht kapje onderscheiden. Dus wat was er mis mee?
Een van Halma’s medewerkers belde het nummer dat op het certificaat vermeld stond. ‘Dat eindigde ergens in een Engels weiland’, zei Halma. Daarna belde ze de betreffende notified body, een bedrijf genaamd BSI. En BSI bleek noch van Putian, noch van de Man in de Zijden Pyjama te hebben gehoord. Kortom: de certificaten waren nep.
Echt 100 procent was fake, alles, alles wat we hadden lopen was fake
Sterker, geen van de notified bodies kende ook maar één van de leveranciers die Halma in die eerste dagen en weken had geregeld. ‘Echt 100 procent was fake, alles, alles wat we hadden lopen was fake’, zei Halma, over de eerste kapjes die hij leverde. Hij zette daarom alles stop. Daarna was het tijd om het geld terug te halen. En ook hier kwam zijn praktische kennis van China van pas.
Bijvoorbeeld: dat Chinezen de overheid niet alleen hoog hebben zitten, maar er ook bang voor zijn. En de Man in de Zijden Pyjama was geen uitzondering. De Chinese Staatscourant had inmiddels ook melding gemaakt van een telefoongesprek tussen minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken en zijn Chinese evenknie Wang Yi – en dat kon Halma goed benutten. Hij handelde immers namens de overheid.
‘Ik zei: “We are going to track you down.” Ik voelde me net Schwarzenegger.’
‘Excuse me?’ zei hij.
‘“I’m gonna track you down.” Ik noemde toen die naam van die Chinese minister. Toen liet ik dat krantenartikeltje uit de Chinese Staatscourant ook zien. Ik zei: “Die bel ik vandaag op. Ik weet dat je in Ningbo woont. Je komt Ningbo geeneens uit.”’
‘Uiteindelijk ben ik hem bijna gaan stalken, net zolang tot hij echt bang voor mij was. Ik zeg: “Vriend, ik heb het [geld] nog niet. Ik heb het nog niet.”’
Een paar dagen later, op 7 april, had Maarten Halma – had Nederland – zijn geld terug. 2.915.394 euro was teruggestort op de rekening van Halma Solutions te Wijchen.
Als zelfs de beste mondkapjes om een of andere reden niet goed genoeg zijn
En zo struikelden Maarten Halma en de Nederlandse overheid door de eerste weken van de coronacrisis.
De eerste goede mondkapjes van Halma kwamen pas weken later. Tientallen ogenschijnlijk betrouwbare Chinese leveranciers hadden zich bij Halma gemeld. Slechts één leverancier kwam succesvol door de tests die het RIVM had opgesteld om de kwaliteit van alle binnenkomende mondkapjes te checken: een fabriek genaamd Starbuss.
In die ‘teststraat’ kwamen Starbuss’ mondkapjes allemaal in ‘mandje 1’ terecht: past goed en houdt het virus voldoende tegen. Maar eind april, toen Halma zo’n drie miljoen Starbussjes had geleverd, belandden ze opeens in mandje 5: filtratie goed, maar de wijze waarop ze op het gezicht aansluiten, de zogenaamde fit, niet goed. Althans, dat zei het RIVM. Halma betwijfelt het, want de mondkapjes waren in principe hetzelfde.
Natuurlijk, soms waren de mondkapjes net iets anders, omdat de stansmessen door het vele gebruik soms kapotgingen, en er niet direct een identiek nieuw mes voorhanden was. Dat krijg je als de hele wereld mondkapjes wil. (‘De Chinese Quote 500 is in 2020 niet gedrukt’, zegt Halma. ‘Te dik.’) Maar dat er zo veel kapjes afgekeurd zouden worden op de fit? Hij kon het zich niet voorstellen. Bovendien wist Halma dat het RIVM niet keurde zoals een officiële testinstantie, een notified body, dat zou doen.
Maar de teststraat hield voet bij stuk: de pasvorm van de mondkapjes is slecht. Waarop Halma besloot te stoppen.
Hij had kunnen doorgaan volgens de afspraak met VWS, mandje 5 of niet. Hij had immers een contract van 34 miljoen mondkapjes. Maar hij wilde zelf niet meer, zegt hij. Hij had 19,8 miljoen mondkapjes geleverd, waarvan de teststraat er 15 miljoen niet goed genoeg vond. Met VWS sprak hij af dat hij een gedeelte van die 15 miljoen afgekeurde kapjes, zo’n 8,4 miljoen, elders mocht proberen te verkopen. Verkocht hij ze voor meer geld dan de afgesproken prijs met VWS, dan mocht hij het verschil houden. De rest zou door VWS in mindering gebracht worden op de eindafrekening. Het ministerie van VWS ontkent in een schriftelijke reactie dat deze afspraak met Halma is gemaakt. ‘Er is niet gesproken over het behouden van het verschil,’ aldus VWS. Halma zag het in ieder geval als een win-winsituatie.
En deze win-winsituatie leek te gaan gebeuren. In de zomer van 2020 zag een Duitse groothandel, DS Produkte, geen fout in Halma’s maskers. De officiële Europese keuringsinstantie DEKRA had ze goedgekeurd. Het was nu wachten op de Duitse overheid – de eindafnemer – om het geld over te maken. Maar de betaling bleef uit. Volgens Halma omdat de Duitse overheid, net als de Nederlandse overheid, ook op bergen mondkapjes zat die ze aan de straatstenen niet kwijtraakte.
En dus kwamen zijn mondkapjes anderhalf jaar later, op donderdag 28 april jongstleden, in 18 vrachtwagens retour naar Nederland, zo’n 6,6 miljoen stuks.
Op het juiste moment op de juiste plek
Wat maakt dit alles nu van Maarten Halma?
In mei 2021 publiceerden Follow the Money en de Volkskrant verhalen over Halma, die vlak na de publicaties over de deals van Sywert van Lienden verschenen, de voormalige gemeenteambtenaar die naar verluidt negen miljoen euro verdiende aan de verkoop van mondkapjes en zo symbool kwam te staan voor de ‘profiteurs van de crisis’.
De gelijkenis tussen Halma en Van Lienden lijkt niet ver weg
De gelijkenis tussen Halma en Van Lienden lijkt niet ver weg. Net als Van Lienden is Halma een ondernemer die voor de crisis nog nooit een mondkapje had geïmporteerd. Net als Van Lienden kreeg hij een miljoenenorder van de Nederlandse overheid. En net als bij Van Lienden bleken aanvankelijk de meeste van de mondkapjes die hij leverde niet bruikbaar.
Als je het zo leest, begrijpt Halma ook wel dat het er slecht uitziet. ‘Mijn kinderen volgden het op Twitter. En die zagen ook: “Hoe kan het nou? De man heeft geen kennis van zaken. Zes man in dienst, negatief eigen vermogen. Hoe kan hij nou voor 38 miljoen mondkapjes doen voor Nederland?” Ja, als je het zo leest, snap ik het ook niet. En toch is het zo gegaan.’
De verhalen gaan in zijn ogen voorbij aan de complexiteit van het bemachtigen van goede beschermingsmiddelen voor de zorg in een wereldwijde gezondheidscrisis. En aan de grote onzekerheid die er was of dat wel zou lukken.
Bovendien: hij benaderde VWS niet, VWS benaderde hém. Hij snapte aanvankelijk ook niet waarom. Inmiddels begrijpt hij het wel. ‘Ze [de overheid] wisten niet beter. Ze gingen af op René’s woord.’ Het woord van René Dullaart, de Erasmus-inkoper die voor de overheid op jacht ging naar mondkapjes. En Dullaart herinnerde zich Halma’s ex-werknemer Tingting.
Halma had geluk dat René Dullaart de opdracht kreeg om mondkapjes in te kopen. Hij had ook geluk dat dit Dullaart niet lukte. En dat Dullaart zich Tingting herinnerde – en zo bij hem uitkwam. Maar dat Halma dit geluk voor zijn voeten kreeg geworpen, had volgens hem ook een reden: omdat hij jarenlang had geïnvesteerd in zijn Chinese netwerk, ontstond de mogelijkheid om geluk te hebben. Hij had een netwerk dat de overheid niet had.
Maar véél geluk was het wel. ‘Toen ik een week bezig was met VWS’, zegt Halma, ‘belde ik mijn advocaat, om te zeggen wat ik aan het doen was. Die werd gek. Waar ben je mee bezig? Je loopt enorme risico’s! Toen zei ik: nee hoor. Kijk, dit is het contract. Ik loop geen risico.’
Inderdaad: de overheid vergoedde alle kosten. De overheid had geen keiharde kwaliteitseisen. De overheid wilde dat hij zijn best deed – want Nederland had mondkapjes nodig – en vergoedde hem voor zijn diensten. ‘Vergooide’ het ministerie daarmee 38 miljoen euro, zoals een bericht stelde? Met de kennis van nu: ja. Had het ministerie van VWS met de kennis van toen dat kunnen voorkomen? Waarschijnlijk niet.
Al met al verdiende Maarten Halma enkele miljoenen aan de deal met de Nederlandse overheid. Hoeveel hij precies verdiende aan deze deal, wil hij omwille van zijn privacy niet zeggen. Veel geld zegt hij het wel te vinden, voor het geluk dat hij had. Alhoewel het hem ook veel gekost heeft, voegt hij toe. Zijn vriendin, met wie hij vlak voor de coronacrisis ging samenwonen, zei onlangs bij hem weg te willen.
Halma: ‘Dat begrijp ik wel. Na twee van zulke jaren.’
Binnenkort publiceren wij in de serie Operatie Mondkapje een uitgebreide reconstructie van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH), dat in dezelfde week dat Maarten Halma bezig was mondkapjes uit China te importeren voor de zorg, de opdracht kreeg de inkoop van beschermingsmiddelen landelijk te gaan coördineren. Hoe gingen zij te werk? Was het een succes? En: waarom is er uiteindelijk zo vreselijk veel ingekocht?