Hoe de Kamer scorebordpolitiek bedrijft met uit huis geplaatste kinderen #staatsontvoeringen
Iedereen is tegen scorebordpolitiek, totdat er gescoord kan worden.
Vorige week donderdag vond een Kamerdebat plaats over uithuisplaatsingen van kinderen bij ouders die gedupeerd waren door de toeslagenaffaire. Ik zeg uithuisplaatsingen, maar inmiddels staan ze beter bekend als #staatsontvoeringen.
‘Ouders wiens leven door de belastingdienst is geruïneerd’, twitterde* voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib (PvdA) al in de aanloop naar het debat. ‘En dan een minister die eerst dit in “kaart” wil brengen. Breng die kinderen terug en biedt uw excuses aan voor het onrecht dat kinderen & ouders is aangedaan.’
Breng die kinderen terug! Dat klinkt heel ferm en rechtvaardig.
Als je er tenminste van uitgaat dat die kinderen inderdaad ten onrechte uit huis zijn geplaatst. Dat er geen aanleiding was anders dan de toeslagenaffaire. En dat er niks ‘in kaart’ valt te brengen, omdat het speelveld al van tevoren vaststaat: ouders slachtoffer, overheid dader.
Daar zou je ook níét van uit kunnen gaan.
Om te bepalen of de verontwaardiging terecht is, moeten we namelijk meer weten. In de eerste plaats: waarom zijn de kinderen uit huis geplaatst?
Bij uithuisplaatsing is vaak meer aan de hand dan alleen geldproblemen
Uithuisplaatsingen hangen vaak samen met armoede en gebrek. De Raad voor de Kinderbescherming liet een paar jaar geleden zien dat bij ongeveer 40 procent van de meldingen van zorgen over een kind ook sprake was van financiële problematiek bij de ouders.* Voor zover de terugvordering van kinderopvangtoeslag ouders de armoede in heeft geduwd, kan er dus een verband zijn met uithuisplaatsingen.
Tegelijkertijd zijn financiële problemen alleen nooit reden genoeg om een kind uit huis te plaatsen. En wie de moeite neemt gerechtelijke uitspraken over uithuisplaatsingen van kinderen van gedupeerden te lezen, ziet dan ook dat er vaak meer aan de hand is. Neem bijvoorbeeld een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant* over de verlenging van een uithuisplaatsing bij een moeder die als gedupeerde was aangemerkt.
‘De kinderen zijn destijds uithuisgeplaatst omdat bij de moeder sprake was van alcohol- en drugsmisbruik waardoor de moeder onvoldoende beschikbaar was voor de kinderen en zij de kinderen niet kon beschermen. [...] [De kinderen] stonden met volle luiers te huilen op het balkon waarna de politie het huis is binnengetreden. De moeder en haar partner lagen onder invloed te slapen. Gebleken is dat de kinderen bij de moeder onvoldoende gezonde voeding kregen en dat hun persoonlijke verzorging te wensen overliet; hun tanden werden bijvoorbeeld niet goed gepoetst. Het gebit van [minderjarige zoon] is in augustus van dit jaar getrokken omdat alle tanden zwart waren. [...] Het moet nog blijken of het volwassen gebit niet is aangetast. Door het slechte gebit heeft [minderjarige zoon] problemen gekregen met praten. Inmiddels is hij gestart met logopedie en dat gaat goed.’
Een tragische situatie, die misschien wel óf misschien niet door de toeslagenaffaire is veroorzaakt of verergerd. Maar maakt dat de uithuisplaatsing onterecht? En terugplaatsing verstandig?
Waarom de minister dit graag in kaart wil brengen
Nu kun je denken: 1.600 kinderen die op enig moment uit huis zijn geplaatst bij gedupeerde ouders, dat is toch heel erg veel? Dat zou kunnen. Maar om te weten of het veel is, moet je wel weten hoeveel kinderen er bij niet-gedupeerde gezinnen uit huis worden geplaatst.
Dat is nog niet zo eenvoudig, aangezien het CBS die cijfers niet in kant-en-klaar formaat publiceert. Met wat kunst- en vliegwerk kun je achterhalen dat er elk jaar per 100.000 Nederlandse kinderen zo’n 450 uit huis geplaatst zijn bij alle Nederlandse ouders, terwijl dat bij kinderen van gedupeerden van de toeslagenaffaire ongeveer 1.200 per 100.000 zijn. Dat duidt op tweeënhalf keer meer uithuisplaatsingen dan je zou verwachten bij een gemiddeld Nederlands gezin.
Maar slachtoffers van de toeslagenaffaire zijn natuurlijk geen willekeurige dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking. Uit gegevens van het SCP blijkt dat jeugdzorggebruik fors hoger ligt in wijken met lage inkomens, met een lager opleidingsniveau, met veel echtscheidingen, veel tienermoeders en ga zo maar door. En hoewel we niet de sociale achtergrond kennen van toeslagenouders, kun je er wel van uitgaan dat velen van hen uit lagere sociaal-economische klassen komen.
Precies dáárom laat minister Franc Weerwind (D66) voor Rechtsbescherming ‘in kaart brengen’ wat er nu werkelijk aan de hand is: zijn er meer kinderen uit huis geplaatst bij gedupeerden dan je zou verwachten? En zien we in individuele dossiers een verband met de toeslagenaffaire?
Ondertussen was er door de minister een ondersteuningsteam in het leven geroepen om gedupeerde ouders bij te staan. Het team hielp ouders om weer in contact te komen met hun kinderen, en om waar mogelijk te werken aan gezinshereniging. Er hadden zich daar vooralsnog 77 ouders gemeld.
Het schrijnende verhaal is niet altijd het héle verhaal
In de Kamer was er weinig behoefte te wachten op de resultaten van het ondersteuningsteam, laat staan de uitkomsten van het onderzoek. Waarom zou je ook als je het antwoord al weet? ‘Ga er gewoon van uit dat dit drama door de overheid komt’, zei Arib tijdens het Kamerdebat over de uit huis geplaatste kinderen. Het is een veronderstelling die zij deelt met bijna iedere professionele duider van de toeslagenaffaire: ook die vertrekken steevast vanuit de veronderstelling dat kinderen dankzij de toeslagenaffaire uit huis zijn geplaatst. En dat het daarom onterecht is geweest.
Dat gevoel is ook niet vreemd: iedereen hoort de schrijnende verhalen van gedupeerde ouders die door een hardvochtige overheid de vernieling in zijn geholpen – verhalen die ontzettend belangrijk zijn om te vertellen en te kennen.
Maar waar je vervolgens wel twee vragen bij moet stellen, als je op wilt komen voor de betrokken kinderen. Ten eerste: hoe representatief zijn deze verhalen voor de hele groep van ouders? En ten tweede: is het schrijnende verhaal van de ouders het hele verhaal?
Het lastige van journalistiek over slachtoffers van onrecht aangedaan door instanties is dat wederhoor praktisch onmogelijk is. De instanties mogen namelijk nooit ingaan op individuele dossiers vanwege de privacy. En daar wringt de schoen. Want niet zelden zit er wel degelijk een andere kant aan het verhaal.
Zo publiceerde de Volkskrant eind vorig jaar een verhaal over Wanda die haar vier kinderen naar eigen zeggen was verloren dankzij de toeslagenaffaire. De volgende dag plaatste de Volkskrant alweer een rectificatie: ‘Er speelden meer problemen bij dit gezin dan in het verhaal aan bod zijn gekomen’, noteerde de krant op pagina vijf.* ‘Zo hebben de gezinsleden niet benoemd dat de ex van Wanda, de vader van haar twee jongste kinderen, op 24 augustus 2008 is doodgestoken voor hun huis in Almere. De dader is een bekende van Wanda, zo is te lezen in het rechtbankvonnis. Deze gebeurtenis zou volgens anderen hebben meegespeeld in het jeugdzorgdossier.’
Onderzoek afwachten?! Oude bestuurscultuur
Begrijp me niet verkeerd: dat de overheid met roekeloos beleid mensen de financiële afgrond in heeft geduwd, is evident. Dat een gebrek aan bestaanszekerheid spanningen kan veroorzaken waardoor uiteindelijk kinderen uit huis worden geplaatst, staat ook vast. Dat kinderen en ouders hulp, genoegdoening en een gezinsleven verdienen, betwist niemand.
Maar in een affaire waarin zwart-witdenken de grote boosdoener is geweest, kan zwart-witdenken niet de oplossing zijn. Ook als het om uithuisplaatsingen gaat, zijn er grijstinten. Grijstinten die nopen tot de vraag: wat is hier nu echt aan de hand?
Die vraag wordt, in een dossier waarin de posities al zijn ingenomen en de meningen al vaststaan, maar al te vaak overgeslagen. Onderzoek afwachten voordat je een Kamerdebat voert? Dat is oude bestuurscultuur. Liever halen we bewindspersonen door het slijk zonder nog precies te weten wat waar is. Wel zo verfrissend. En waarom je trouwens beperken tot alleen de verantwoordelijke bewindspersonen? Laat het grote geboefte ook maar uitrukken: Mark Rutte.
In een affaire waarin zwart-witdenken de grote boosdoener is geweest, kan zwart-witdenken niet de oplossing zijn
Er vormde zich een file achter de interruptiemicrofoon toen de premier durfde te suggereren dat kinderrechters en jeugdzorgmedewerkers hun werk naar eer en geweten doen. En dat er niet altijd een rechtstreeks verband bestaat tussen het terugvorderen van kinderopvangtoeslag en een uithuisplaatsing.
‘Heel naar’, oordeelde Arib, ‘om te horen dat er misschien ook andere problemen aan de orde waren, waardoor het een beetje wordt genuanceerd.’
‘Wat de minister-president nu doet, is dat hij het opneemt voor de professionals’, zei Farid Azarkan (DENK). ‘Deze minister-president moet het opnemen voor de ouders.’
‘De kinderen van de toeslagenouders willen allemaal gewoon weer terug naar huis’, meende Wybren van Haga (BVNL).
‘Nog geen enkel kind is herenigd met zijn ouders’, aldus Vicky Maeijer (PVV).
‘Ronduit misdadig’, zei Pepijn van Houwelingen (FVD).
Een fraai staaltje parlementaire performance art
Na afloop van het debat stemde de Tweede Kamer in met een motie van Pieter Omtzigt (Lid-Omtzigt) en Lilian Marijnissen (SP) om binnen een halfjaar tot een herbeoordeling van de uithuisplaatsingen te komen. Tenminste, als ouders daar zelf om vroegen.
Een nobele oproep. Maar ook een gratuite. Want om een herbeoordeling van een uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling kunnen ouders allang vragen. Dat is zelfs wettelijk vastgelegd. Volgens die wet moet een jeugdzorginstelling binnen twee weken reageren op zo’n verzoek. Mocht de ouder het niet eens zijn met de beslissing, dan kan die naar de rechter stappen. En dat gebeurt ook.
De motie-Omtzigt-Marijnissen is dus vooral een fraai staaltje parlementaire performance art. Je giet artikel 1:265d van het Burgerlijk Wetboek in ronkender proza, smeedt er een motie van en voilà: je staat op de voorpagina van de NOS. ‘Kamer: binnen half jaar herbeoordeling uithuisplaatsing toeslagkinderen’. Zo weet iedereen weer: die staan aan de goede kant (de Kamer), die aan de verkeerde kant (de regering).
En ertussen staan de kinderen. Of die ermee geholpen zijn, was niet de vraag.