Hoe is de beweging die Irak verscheurt zo groot geworden?
In Irak dreigt een burgeroorlog, sinds de Islamitische Staat (IS, voorheen ISIS) er stad na stad verovert. De beweging wil een geheel nieuwe indeling van het Midden-Oosten. Hoe heeft de beweging zo snel kunnen groeien? En hoe moet het nu verder met Irak en Syrië? Een explainer.
Sinds de dag waarop dit stuk gepubliceerd werd, ruim twee maanden geleden, heeft ISIS haar naam veranderd in IS (Islamitische Staat). De organisatie heeft het kalifaat uitgeroepen en streeft naar uitbreiding daarvan in de hele regio.
Vandaag werd bekend dat de Verenigde Staten begonnen is humanitaire hulp te verlenen aan de naar schatting 40.000 gevluchte yezidi’s. Ook heeft president Obama een militaire operatie via de lucht geautoriseerd, om Amerikaanse burgers en militairen, voornamelijk gestationeerd in Erbil, te beschermen. Deze explainer geeft een goede impressie van hoe het zover heeft kunnen komen.
De Islamitisch Staat (IS, voorheen ISIS), een extreem radicale Al-Qaeda-uitwas, heeft op 10 juni Mosul ingenomen, de tweede stad van Irak. IS nam ook Saddam Hoesseins geboortestad Tikrit in en trekt op dit moment op naar hoofdstad Bagdad.
Terwijl het Iraakse leger uiteen lijkt te vallen, hebben de Koerden in het noorden de olierijke stad Kirkuk ingenomen. De Iraakse premier Nouri al-Maliki krijgt hulp van Iraanse troepen en voert gespannen overleg met westerse grootmachten over de vraag hoe de snelle opmars van IS kan worden gestopt.
Maar die opmars komt niet uit het niets. Een reeks strategische beslissingen van de Syrische president Bashar al-Assad, de Iraakse premier al-Maliki en verschillende andere landen ligt hier aan ten grondslag.
Wat is IS precies?
IS ontstond als de Islamitische Staat in Irak (ISI), een verzameling Iraakse strijdgroepen die tegen de Amerikanen vochten en zich in 2004 aan Al-Qaeda verbonden. In 2013 kreeg het de ‘S’ van ‘Sham’ achter de naam, wat in het Arabisch ‘Levant’ betekent, en werd de beweging actief in Syrië om te vechten tegen het regime van president Assad.
De groep wordt sinds 2010 geleid door de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, die ernaar streeft een gebied in handen te krijgen dat gelijk is aan dat van het Abbasiden-kalifaat, het tweede islamitische rijk uit de achtste eeuw na Christus. Zijn concrete doel en goed uitgewerkte strategie trekt veel strijders en donoren aan.
Aanvankelijk streed IS zij aan zij met andere strijdgroepen tegen het Syrische leger, maar al snel kwam de groepering met hen in conflict over de te volgen strijdwijze en over de omgang met de lokale bevolking. De confrontaties en het gewelddadige karakter van IS leidden er in februari 2014 toe dat Al-Qaeda-leider Ayman al-Zawahiri stelde dat IS niets meer te maken had met Al-Qaeda. Al-Qaeda had maar één afdeling in Syrië, stelde hij resoluut, en dat was Jabhat al-Nusra.
Inmiddels heeft IS een islamitische staat gesticht in het oosten van Syrië en in delen van Irak, waar recht wordt gesproken, onderwijs wordt gegeven en zelfs een voedsel- en warenautoriteit actief is. IS weet eigen inkomsten te genereren uit belasting, fondsenwerving en handel. Hoe sterker ze wordt, hoe duidelijker al-Baghdadi afstand neemt van zijn voormalige leermeester en Al-Qaeda-leider al-Zawahiri.
Hoe is IS zo machtig geworden?
IS zette voet aan de grond in Syrië in april 2013. De radicalisering van de oppositie was toen al een aardig eind op weg in de vorm van Jabhat al-Nusra, de officiële afsplitsing van Al-Qaeda.
De opkomst van radicaal islamitische groepen was mede het gevolg van het uitblijven van buitenlandse steun, en werd door Assad verwelkomd als een gunstige ontwikkeling. Als de oppositie zou radicaliseren, werd het Westen gedwongen te kiezen tussen twee kwaden: Assad of de extremisten.
Vanaf 2011 liet hij daarom enkele Al-Qaeda-kopstukken vrij, en toen IS zich met Syrië begon te bemoeien liet hij de beweging opvallend vaak met rust. IS was namelijk extreem gewelddadig, wat precies was hoe Assad zijn oppositie wilde hebben. In december 2013 kwamen er zelfs berichten naar buiten dat Assad handel dreef met IS en olie van de groepering afnam.
Zijn plan werkte. IS kreeg steeds meer de overhand en het Westen nam steeds meer afstand van de gewapende oppositie.
Eind 2013 was IS de sterkste oppositiegroep in het noorden van Syrië, had ze ongeveer 8.000 goed getrainde strijders in haar gelederen, en werd invulling gegeven aan een islamitische staat. Zo had IS de 1 miljoen inwoners tellende stad Raqqa in handen, waar bussen reden, recht werd gesproken en onderwijs werd gegeven. Ook werd de groep steeds financieel onafhankelijker, mede dankzij eigen olievelden, plunderingen, fondsenwerving en gijzelingen.
De opkomst van IS riep veel weerstand op onder de Syrische bevolking, die hun opstand gekaapt zagen door gewelddadige buitenlandse radicalen. Daarnaast wekte het steeds meer wantrouwen dat de plaatsen waar IS de baas was zo weinig onder vuur lagen. Veel Syriërs begonnen te geloven dat IS onder één hoedje speelde met het regime.
In november 2013 besloten zeven islamitische oppositiegroepen om de eenheid binnen de islamitische oppositie terug te brengen om rust te creëren binnen de eigen gelederen. Het Islamic Front werd opgericht, dat met ongeveer 45 duizend strijders de grootste groep binnen de oppositie werd. Islamic Front gaf, gesteund door andere oppositiegroepen, steeds meer tegengas aan IS.
Op 1 januari liepen de spanningen zo hoog op dat een coalitie van Syrische rebellen, inclusief Jabhat al-Nusra, het opnam tegen ISIS. Verschillende rebellen spraken van een ‘tweede revolutie’ waarbij Syrië opnieuw werd bevrijd van een wrede onderdrukker. IS verloor bij de gevechten veel terrein en ruim 2.300 strijders stierven. Noodgedwongen trokken ze zich terug naar de stad Raqqa.
In maart werd IS ook verslagen door troepen van Assad en Hezbollah in het westen van het land. Tegelijkertijd dreven ook de Koerden, die grote delen van het noorden in handen hebben, hen terug.
Inmiddels erkenden ook veel westerse landen dat IS een bedreiging vormde. Turkije, dat tot december 2013 haar grenzen met Syrië nog opende voor buitenlandse strijders die in Syrië wilden vechten, sloten deze uit angst voor ISIS. Qatar en Koeweit begonnen eind 2013 met het inperken van fondsenwerving in hun land.
Het momentum van IS in Syrië leek voorbij, maar teruggetrokken in het oosten van het land maakte de groep zich klaar voor de volgende strijd: Irak.
Waarom strijdt IS in Irak?
Toen de Amerikanen in 2011 uit Irak vertrokken, was de groep die toen nog ISI heette vrijwel van de kaart verdwenen. Wat er nog van over was, werd aangepakt door verschillende soennitische Sahwa-milities die met Amerikaanse steun ISI buiten hun gebieden hielden. De ISI-opstandelingen werden veelal naar Mosul gedreven, vanwaaruit ze later de oversteek maakten naar buurland Syrië om als IS verder te vechten.
Maar met het vertrek van de Amerikanen, verdween ook de steun voor de Sahwa-milities. Dat is vooral te danken aan de premier van Irak, de sjiitische Nouri al-Maliki, die geen oog heeft voor de belangen van de soennieten van Irak, die 34 procent van de bevolking uitmaken, tegen 64 procent sjiieten.
Zo gaf hij vlak na het vertrek van de Amerikanen een arrestatiebevel uit voor de soennitische vice-president Tariq al-Hashimi die ervan werd verdacht bomaanslagen op overheid en -veiligheidsfunctionarissen voor te bereiden. Kopstukken uit het leger werden vervangen door zijn eigen mensen, hij liet soldaten schieten op vreedzame soennitische demonstranten en verbrak de banden met soennitische clans die voorheen Al-Qaeda hadden verdreven. Sahwa-leden die opgenomen zouden worden in het Iraakse leger, werden aan hun lot overgelaten.
Veel soennieten in Irak vonden dat er niemand was die het voor hen opnam. En in dat gat sprong IS.
Veel soennieten in Irak vonden dat er niemand was die het voor hen opnam. En in dat gat sprong IS
Eerst in december 2013, toen de beweging met steun van soennitische clans en voormalige Sahwa-leden grote delen van de Iraakse provincie Anbar innam en honderden jihadi’s bevrijdde uit de Abu Ghraib-gevangenis in Bagdad. Toen de clans hun eisen zagen ingewilligd door de regering in Bagdad, verjoegen ze IS weer naar Syrië.
Maar IS bleef actief in Irak. Dit jaar namen ze de stad Faluja in en delen van Ramadi. 2014 is een even bloedig jaar als 2008, toen de Amerikanen nog oorlog voerden in Irak.
Op 10 juni keerde IS terug naar Irak, en deze keer sterker dan ooit. In korte tijd viel Mosul en sloeg het veel grotere Iraakse leger op de vlucht. Net als eerder in de provincie Anbar maakten ze daarbij handig gebruik van de onvrede onder de soennitische bevolking, tegenstanders van het regime van al-Maliki, en op wraak beluste voormalige Ba’athleden.
Naast de grote symbolische overwinning eiste IS een enorme oorlogsbuit op. Zo stalen ze 340 miljoen euro aan contanten uit banken in Mosul, eigenden ze zich talloze moderne wapens toe, waaronder zes Black Hawk-helikopters, en lieten ze 2.500 gevangenen vrij, waarvan velen zich bij hen aansloten.
Snel trokken ze verder. Tikrit viel, de geboortestad van Saddam Hoessein, en Samarra, de geboortestad van IS’ leider al-Baghdadi. De beweging heeft nu een gebied in handen zo groot als België, dat zich uitstrekt van Syrië tot Irak.
Wat nu?
Paniek. De situatie in Irak zet het Midden-Oosten op zijn kop. Iran stuurde al troepen om sjiitische heiligdommen in Irak te beschermen, en de VS zenden 275 militairen om de ambassade in Bagdad te beschermen.
De Koerden, die in het noorden van Irak een autonome regio besturen, zagen hun lang gekoesterde wens in vervulling gaan en namen zonder veel tegenstand Kirkuk in. Ze zeggen geen aanstalten te maken ooit nog te vertrekken.
Het conflict wordt zowel in Irak als daarbuiten steeds meer neergezet als een conflict tussen soennieten en sjiieten, wat de hele regio erbij kan betrekken. De sjiitische premier al-Maliki van Irak heeft al publiekelijk uitgesproken dat het soennitische Saoedi-Arabië achter de opkomst van het eveneens soennitische IS zit, terwijl hij tegelijk de hulp inriep van de sjiitische grootmacht Iran.
Maar de etnische spanningen zijn op dit moment vooral een gevaar bínnen Irak. Nu er beelden naar buiten komen van honderden sjiieten die in koelen bloede zijn vermoord door IS-leden, ligt een genocide op de loer. Het is nog niet helemaal duidelijk of de beelden echt zijn, maar sjiieten zweren wraak en lijken ook al wraak te hebben genomen.
Een andere vrees is dat IS met veel wapens en manschappen terug naar Syrië zal keren om daar bloedig huis te houden. Zowel de Syrische oppositie als Assad is hier beducht op. Het Syrische leger bestookte IS de afgelopen dagen nadrukkelijk in Aleppo.
Op dit moment heeft IS een eigen staat gesticht en voldoende eigen inkomstenbronnen gecreëerd om door te groeien. Op usb-sticks die na de aanval op Mosul zijn gevonden, staat dat ze voor de aanval al 647 miljoen euro in bezit hadden. Na de overval op banken in Mosul zou dit zijn gegroeid met ruim 1 miljard euro.
IS heeft momenteel ongeveer 10.000 strijders in haar gelederen. Dat aantal groeit dankzij de successen en een professionele Twitter-campagne. Het succes van de groep oefent een enorme aantrekkingskracht uit op jongeren in Irak en daarbuiten. De vrees bestaat dat zij ook aanslagen zullen plegen in andere landen.
Hoe kan IS gestopt worden?
Er is op dit moment niemand die dat weet, maar hoe langer er niets gebeurt, hoe groter IS wordt.
De Amerikaanse president Barack Obama ligt zwaar onder vuur, omdat hij te vroeg uit Irak zou zijn vertrokken en beraadt zich op drone-aanvallen en militaire steun. Inmiddels is een vliegdekschip onderweg en bereiden elitetroepen zich voor om de Iraakse militairen te trainen.
Tot nu toe lijken lokale strijdgroepen in Irak en Syrië echter de enige te zijn die IS succesvol kunnen bestrijden. Maar hen steunen ligt gevoelig, omdat ze vaak zelf onderdeel zijn (geweest) van Al-Qaeda.
De Koerden weten het wel. Zij stellen een autonome soennitische regio voor, waar de soennieten zelf kunnen beslissen over hoe hun toekomst eruit zal zien, net als hun regio in het noorden. Wanneer de strijdgroepen krijgen wat ze willen, zou de angel weleens uit IS’ opmars kunnen worden gehaald.