Als alles een schandaal is, is niets meer een schandaal
Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog ging John Profumo, de Britse minister van Defensie, nietsvermoedend naar bed met het 19-jarige model Christine Keeler.
Het was begin jaren zestig. Wat een simpel (zij het buitenechtelijk) avontuurtje had moeten zijn, liep uit op een groot drama. Wat bleek? Christine Keeler had tegelijkertijd een affaire met Jevgeni Ivanov – diplomaat en spion voor de Sovjet-Unie. Zo werd Profumo’s scharrel een kwestie van nationale veiligheid. Had hij staatsgeheimen met Keeler gedeeld? Waren die nu misschien in handen van het Kremlin?
De roddels reisden via de lippen van de Britse beau monde naar de tabloids, totdat Profumo zich op 21 maart 1963 – nog geen half jaar na de Cubacrisis – moest verantwoorden in het Britse parlement. ‘There was no impropriety whatsoever in my acquaintanceship with miss Keele’, ontkende hij met dezelfde vastberadenheid als de Amerikaanse president Bill Clinton dat 35 jaar later zou doen.
Nog geen drie maanden na Profumo’s toneelstuk bracht de politie de waarheid boven tafel, en moest hij alsnog aftreden. De Conservatieve premier Harold Macmillan – zwaar beschadigd door het spektakel – diende in de herfst zijn ontslag in.
Nog geen jaar later won de Labour Party de verkiezingen en werd Harold Wilson premier. Hij schafte de doodstraf af, legaliseerde abortus en decriminaliseerde homoseksualiteit – plannen die absoluut geen onderdeel waren van de agenda van de Conservative Party.
De les van Profumo? Schandalen kunnen niet alleen politiek dodelijk zijn, maar ook de koers van de geschiedenis bepalen.
Schandaalinflatie
Maar wie naar de huidige politiek kijkt, ziet iets anders. Schandalen bepalen steeds minder het lot van politici, laat staan de koers van de geschiedenis. Neem de huidige Britse premier Boris Johnson, die het overleven van schandalen heeft verheven tot hoge kunst. Bij zijn eerste baan als journalist voor The Times werd Johnson nog ontslagen vanwege het verzinnen van een citaat. Later moest hij als schaduwminister het veld ruimen omdat hij had gelogen over een affaire.
In zijn huidige baan als minister-president lijkt hij echter overal mee weg te komen. Hij gooide onrechtmatig het parlement dicht om de Brexit er doorheen te jassen, ging dwars tegen een onafhankelijke parlementaire waakhond in om een van zelfverrijking beschuldigde partijgenoot de hand boven het hoofd te houden, en negeerde zijn eigen coronaregels, door vrolijk te gaan feesten tijdens een landelijke lockdown. Maar wie woont er nog altijd op 10 Downing Street?
Johnson kreeg voor het overtreden van zijn eigen wet alleen een boete – als eerste Britse premier ooit. Want ja, wie kon – na al Johnsons schandalen – nog met een strak gezicht verbazing veinzen over zijn wangedrag? Niet de Conservatieve Partij – voor de Tories bleek het makkelijker te volharden in hun steun dan toe te geven dat ze een charlatan als leider hadden gekozen.
Noem het gerust: schandaalinflatie. Na elk schandaal wordt het voor bondgenoten moeilijker om zonder gezichtsverlies toe te geven dat de eerdere steun een vergissing was. En zo blijft de clown geschminkt en al aan het hoofd van het circus. Tegelijkertijd wordt het publiek steeds ongevoeliger voor nieuwe onthullingen.
Schandalen als politiek middel
Politici die de werking van schandaalinflatie doorgronden, kunnen schandalen zelfs ombuigen tot nuttig instrument. Niet voor niets schreef Johnson in 2004 al: ‘My friends, as I have discovered myself, there are no disasters, only opportunities. And, indeed, opportunities for fresh disasters’. En Johnson is niet de enige die deze truc beheerst.
In de aanloop naar de Republikeinse voorverkiezingen van 2016 trok presidentskandidaat Donald Trump alle aandacht naar zich toe met de ‘great wall’ die hij aan de grens met Mexico wilde optrekken (‘And I will have Mexico pay for that’), het ontkennen van klimaatverandering en het ophemelen van de Russische president Vladimir Poetin. Met zijn onafgebroken opschudding bleef Trump niet alleen op de voorgrond, maar vervaagde hij tegelijkertijd de normen van het aanvaardbare. Bij het eerste schandaal sta je te schreeuwen tegen de tv, bij het tweede schandaal bal je je vuist, bij het derde schandaal slaak je een zucht, maar bij het vierde schandaal haal je je schouders op.
Als alles een schandaal is, is niets meer een schandaal. ‘Grab ‘em by the pussy’, zei Donald Trump op een opname die The Washington Post een maand voor de verkiezingen publiceerde. Voor bijna elke Amerikaanse presidentskandidaat zou dat einde wedstrijd betekenen, maar niet voor Trump. De Amerikaanse kiezer was zo lamgeslagen door schandalen dat zelfs deze openbaring bij Trumps achterban werd beantwoord met onverschilligheid. En met een kruisje bij zijn naam op het stembiljet.
Wil je aandacht? Provoceer
Steve Bannon, Trumps voormalig campagnestrateeg, begrijpt schandaalinflatie als geen ander. In 2018 zei hij: * ’The real opposition is the media. And the way to deal with them is to flood the zone with shit’.
In het huidige mediaklimaat is flooding the zone with shit niet moeilijk, want provocatie wordt overal beloond met aandacht. Voor kranten heeft het gevecht om abonnees deels plaatsgemaakt voor een strijd om aandacht op internet. En wat trekt meer de aandacht dan een goed schandaal? Op menig redactie hangt een bord met de best gelezen stukken van dat moment – het is naïef om te denken dat dit journalisten geen prikkel geeft om provocatie te belonen met aandacht, en het schandaal centraal te stellen of uit te vergroten.
Schandalen worden dan ook niet alleen onbenulliger naarmate je er meer overleeft, maar zijn in de juiste handen zelfs effectief gereedschap om aandacht te trekken. Geen wonder dat Thierry Baudet – de zuiverste provocateur in het parlement – in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 afgezet tegen het aantal zetels verreweg de meeste aandacht trok van alle lijsttrekkers.
Drie lessen voor media, machthebbers en oppositie
Nederland kan drie lessen trekken uit schandaalinflatie. De eerste les is voor machthebbers. Als je niet op tijd een grens trekt bij je coalitiepartner of partijleider – zoals bij Johnson gebeurt – dan vervagen de normen voor toekomstig gedrag.
Toen coalitiepartijen D66 en het CDA vorig jaar Rutte steunden na de affaire-Omtzigt en diens ‘functie elders’, lieten ze hem wegkomen met een onwaarheid. Je kunt nooit bewijzen of Rutte echt vergeten was dat er in de verkennende coalitiegesprekken over Omtzigt was gesproken, of dat het een smoes was, maar veel vertrouwen wekt het niet. En dat wantrouwen draagt bij aan schandaalinflatie. Elke daaropvolgende onwaarheid zal tot meer onverschilligheid leiden – de piketpalen van het toelaatbare zijn immers al verplaatst.
Toen later dat jaar bleek dat demissionair minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag de Tweede Kamer verkeerd had ingelicht over de evacuatie van ambassadepersoneel in Kabul – een zaak van leven en dood – kreeg ze een motie van afkeuring en stopte ze als (demissionair) minister. Maar in de nieuwe regering-Rutte kon ze gewoon terugkeren.
Wie denkt dat deze incidenten niet over ‘de inhoud’ gaan, of dat inzoomen op individueel gedrag altijd ondergeschikt is aan systeemkritiek, zit ernaast. De inhoud begint bij politici die de volledige waarheid proberen te spreken, en verantwoordelijk worden gehouden wanneer ze dat verzaken. Wanneer je bij elke onwaarheid een beroep kunt doen op je slechte geheugen, duurt het niet lang voordat feiten bijzaak worden.
Niet elke verdenking is een ondubbelzinnige misdaad
De tweede les is voor oppositie en media, die een andere rol spelen – zij kunnen schandaalinflatie verergeren door de meest futiele verdenking te presenteren als een ondubbelzinnige misdaad. Na een voorgeschiedenis van leugens van de macht – zoals bij Rutte – is het verleidelijk om elke opening naar een nieuwe vertrouwenscrisis uit te melken. Om steeds kleinere incidenten in te lijsten als potentiële schandalen. Dat is een zoektocht zonder einde – het is namelijk niet de letter, maar de geest van de wet die de democratie overeind houdt. Er moet een minimum van basisvertrouwen zijn.
Altijd blijven er gleuven, spleten en kieren die ruimte laten voor argwaan. Maar hoe harder je schreeuwt bij kleine incidenten, des te slechter de burger luistert bij een écht schandaal. Wat blijft er dan over? Het vertrouwen is weg, de samenwerking is weg, de publieke belangstelling is weg. Wat resteert? Cynisme resteert. En juist daarin gedijt de leugenaar het best.
Maak spannend wat belangrijk is – niet andersom
De derde les is voor de media alleen. Als je aandacht leidend laat zijn in je redactionele keuzes en je journalisten prikkelt om zich disproportioneel te richten op emotie en schandalen, ben je een makkelijk doelwit voor kwaadwillende demagogen. Zij kunnen – en zullen – die gevoeligheid gebruiken om de aandacht naar zich toe te trekken. Zoals collega Jesse Frederik ooit zei: ‘Media moeten niet belangrijk maken wat spannend is, maar spannend maken wat belangrijk is.’*
Wanneer machthebbers de volgende formatie belangrijker vinden dan het waarborgen van normen, Tweede Kamerleden zelfs het kleinste risico op normschending verpakken als schandaal, en journalisten meer waarde hechten aan clicks dan aan hun verantwoordelijkheid voor evenwichtige en diepgaande informatievoorziening, zijn de gevolgen voor de liberale democratie niet mals. Het vertrouwen in het politieke centrum erodeert, de extremisten krijgen vleugels, en de kiezer blijft bedrogen achter.
Laat schandalen weer zeldzaam en schandalig worden, zoals in de tijd van John Profumo.