Red de verzorgingsstaat – belast onverdiend inkomen
Elke keer dat ik in Oxford naar de supermarkt loop, staan er minstens twee dakloze mensen buiten. Een straat verderop zit een oude man met weggerotte tanden en een gitaar bijna elke dag op een krukje, en zingt ‘Stand By Me’. Wandel ik in de avond langs de markt, dan ligt daar altijd minstens één persoon op kartonnen dozen onder bruine dekens te slapen, naast plastic zakken met daarin zijn spullen.
Nationale trots vond ik altijd iets voor teerhartige conservatieven, tot ik vijf jaar geleden naar Engeland verhuisde. Wat ik hier aantrof: een verkruimelde verzorgingsstaat. Wat de Britten na de Tweede Wereldoorlog hadden opgebouwd aan solidariteit, werd door Margaret Thatcher ontmanteld en fijngestampt. Op weinig plekken is het contrast tussen pech en privilege zo lelijk als in Oxford, waar de meest kwetsbare groep en de toekomstige elite langs elkaar heen leven.
Vergeleken met mijn ervaring in het Verenigd Koninkrijk was Nederland ineens een baken van bekommernis. Zo slecht hadden onze ouders en grootouders het nog niet geregeld.
Helaas wacht de Nederlandse verzorgingsstaat een beproeving waar deze niet klaar voor is. Voor een sterk sociaal vangnet, een gezond zorgstelsel en een degelijk onderwijssysteem heb je namelijk werkende mensen nodig, en de beroepsbevolking krimpt in een rap tempo.
Wat Nederland te wachten staat
In 1950 stonden er tegenover elke 65-plusser maar liefst zeven mensen in de leeftijd van 20 tot 65 jaar. Nu zijn dat er drie, over twintig jaar nog maar twee.* Dat betekent minder geld voor de staatskas, flink hogere uitgaven aan zorg en pensioenen en een alsmaar groeiend personeelstekort.
Het huidige tekort aan arbeidskrachten is dan ook geen incident, maar een kijkje in de toekomst. Pas over twintig jaar bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt. Bedrijven gaan dat voelen – nu al ziet ruim een derde van de ondernemers het personeelstekort als hun grootste belemmering.*
Ideeën stellen weinig voor als er geen mensen zijn om ze uit te voeren. De rijen op Schiphol zijn het begin van iets veel groters – te weinig bouwvakkers om huizen te bouwen, geen installateurs om warmtepompen en zonnepanelen aan te leggen, niet genoeg leraren voor de klas, niemand om je biertje in te schenken in de horeca.
Wat is het plan? Stelt de politiek hier een duidelijke strategie tegenover? Kan de verzorgingsstaat dit aan? Volgens mij niet. Vooralsnog doen politici alsof dit probleem verdwijnt als zij maar lang genoeg de andere kant op kijken. In het regeerakkoord komt het woord ‘vergrijzing’ nul keer voor. Er is geen langetermijnplan.
Laat ik daarom ten minste één suggestie doen: verlaag de belasting op arbeid en verhoog de belasting op vermogen en onverdiend inkomen.
Werken loont niet
Op dit moment pakt de fiscus meer van je af wanneer je hard werkt, dan wanneer inkomen je komt aanwaaien. Als een verpleegkundige besluit om meer uren te draaien – van basiszorg tot het inbrengen van een katheter – betaalt hij 37 procent inkomstenbelasting over het extra loon.* Maar als je alle belastingen en toeslagen meeneemt en kijkt wat er van het extra loon overblijft, dan sla je achterover.
Ben je een eenverdiener met een modaal inkomen? Dan zie je van elke extra verdiende euro aan brutoloon maar 19 (!) cent terug in je portemonnee. Geen wonder dat Nederland met afstand de kortste werkweek van de Europese Unie heeft* – meer werken loont niet.
Tegelijkertijd betaalt een directe erfgenaam nog geen 20 procent over tonnen waar hij geen vinger voor heeft uitgestoken. Wanneer het achteroverleunen van een aandeelhouder beloond wordt met dividend, staat hij 26,9 procent af. Een huiseigenaar betaalt bij verkoop geen cent belasting over de overwaarde waar hij niets voor heeft hoeven doen. Maar wil je je handen uit de mouwen steken? Dan komt de staat je pakken.
Inkomsten over vermogen worden in Nederland met fluwelen handschoenen aangepakt. In de Europese Unie is de gemiddelde belasting op geld dat je verdient op je vermogen in 2017 geschat op 31 procent – in Nederland is het niet eens de helft: 14 procent.*
Verschuif je de belastingdruk van arbeid naar onverdiend inkomen en vermogen, dan wordt meer werken aantrekkelijker. Daarnaast moet het toeslagenstelsel op de schop om die krankzinnig hoge marginale belastingdruk omlaag te duwen. Ook kun je werkgevers een belastingbonus geven wanneer zij mensen fulltime laten werken, zoals econoom Wimar Bolhuis al eens voorstelde.
Eigenlijk is het probleem van vergrijzing heel simpel. Je moet ofwel meer mensen binnenhalen, of zorgen dat de mensen die er zijn meer of langer werken. Pensioenleeftijd verhogen? Willen we niet, maar zal vroeg of laat opnieuw onvermijdelijk zijn. Immigratie? Gevoelig punt. Arbeid laten lonen zodat men meer gaat werken? Daar is nog een wereld te winnen. Maar dan moet de politiek haar aandacht verschuiven van de waan van de dag naar de grote, grijze wolk die de komende decennia boven onze publieke voorzieningen hangt.
De verzorgingsstaat zorgt niet voor zichzelf. Laat Nederland niet zijn grootste naoorlogse prestatie slopen, zoals de Britten eerder deden.
Correctie: In een eerdere versie van deze column stond dat een aandeelhouder 15 procent belasting betaalt over dividend: in die berekening was de inkomstenbelasting van 11,9 procent niet meegenomen.