Goede Gesprekken
Detentie. Lex Bohlmeijer in gesprek met Danny Kegel
SoundCloud
Interview

Een van de mensen die het afgelopen seizoen een sterke indruk op mij maakten was Frans Douw, voormalig gevangenisdirecteur. Over zijn ervaringen schreef hij een boek, Het zijn mensen, en ik was getroffen door de warmte en barmhartigheid van zijn omgang met gedetineerden. Na afloop van gaf ik te kennen dat ik graag met mensen in de gevangenis zou willen spreken. Hij antwoordde toen: dat lukt je niet. Het is officieel een recht, maar in de praktijk krijgen gedetineerden geen toestemming om zich te laten interviewen. Het enige wat wel mogelijk is: praten met ex-gedetineerden. En hij raadde me aan om Danny Kegel op te zoeken.

Kegel draaide als twaalfjarige drummer al volop mee in de jazzscene van Nederland. Een groot talent dus. Maar hij ontspoorde onder invloed van drugs, en werd uiteindelijk op het vliegveld van Peru gesnapt met tien kilo cocaïne. Hij ging voor tien jaar de bak in in Lima, en schreef daar samen met Ad Benard een bloedstollend boek over:

Nu probeert hij uit alle macht zijn leven op te pakken in Nederland. Hoe vind je je weg terug? Hij vindt het vreselijk moeilijk. In december was hij ’s nachts bewaker van kerstbomen. Af en toe verkoopt hij me wat van zijn eigen muziek, die krijg ik per WhatsApp thuisgestuurd. Alle kleine beetjes helpen, nietwaar?

Nu zitten we op het dakterras van het huis waar hij een kamer heeft. Hij is met pijn en moeite in de hangmat gekropen. Want geloof het of niet, hij is de avond tevoren geopereerd. Van uitstellen kan geen sprake zijn. Je leeft nu.

‘Vrijdagavond kreeg ik steken. Zaterdag werd het wat meer. Ik dacht: ik ga gewoon slapen en ik zie morgen wel. Zondagochtend was het zo erg dat het zweet op mijn voorhoofd stond. Ik denk: dat is blindedarm. Toen ben ik naar de huisartsenpost gegaan, het bleek dat het klopte. Gisteravond hebben ze me tussen tien en twaalf geopereerd.’

‘De hele dag moest ik nuchter blijven. En ik had zo’n honger, jongen! Ik hou echt van eten. Ik moet eten, anders val ik om. Toen ik klaar was met de operatie heb ik drie tosti’s met curry en een kop soep met drie boterhammen genomen. En ik had zelf nog broodjes bij me, en drie of vier koppen thee, met vijf of zes suiker erin, daarna kon ik lekker slapen. Vanmorgen weer zo’n ontbijt, dus het gaat niet zo slecht.’

Hij gebruikt geen pijnstillers, om het eigen risico te omzeilen. Danny Kegel is wel wat gewend. De beschrijvingen van zijn ervaringen in Peru komen aardig dicht in de buurt van de hel, naar mijn idee. Sommige beschrijvingen doen me denken aan wat ik weet van de concentratiekampen. En dan, op een goeie dag, gaan de deuren open.

Het is zaterdag 14 mei 2016. Ik ben inmiddels 43 jaar oud. We lopen het pad af van de gevangenis naar de grote weg toe, langs een soort dorpje met allemaal armoedige huisjes van hout bedekt met golfplaten. Dit zijn huisjes waar het bezoek van gevangenen kan verblijven in het weekend. Het ziet er triest en smerig uit. Het stinkt, ik zie alleen maar vuil, etensresten, plastic flessen en bekertjes. Ik word er helemaal beroerd van. Moet daar het bezoek verblijven? Wat een armoede.

We lopen snel door naar de grote weg waar we een bus willen nemen. Er staat een lange file op de weg. (...) Als ik die eindeloze file zie krijg ik het gevoel alsof ik met een hamer op mijn hoofd word geslagen. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Ik zie zoveel mensen om me heen. Wat moeten die van mij? Straks proberen ze me te beroven. Misschien moet ik nu gewoon gaan rennen, weg van hier? Nee, dat slaat nergens op. Wat moeten die mensen van me? Ik kan ineens geen mensen meer zien. In één klap voel ik mij helemaal mensenschuw worden. Ik denk alleen maar: ‘Kappen nou, kappen nou met die herrie!’ Mijn hele lichaam trilt. Ik raak in paniek. De stress waar ik zo bang voor ben, knalt mij hier vol op mijn harses, al na één stap buiten. Alleen maar paniek.

[Uit: Power of Rock]

Je hebt tien jaar om erover na te denken hoe het zal zijn. Je bent daar op een gegeven moment mee bezig naarmate het einde nadert. Je denkt: joh, die deur gaat weer open. Normaal gesproken ben ik altijd heel laat van het bedenken wat er gaat gebeuren, maar gelukkig had ik dat een jaar of twee, drie van tevoren ingeschat.... ik was daar flink aan de drugs. Ze hadden binnen meer drugs dan buiten. In Nederland kost drugsgebruik meer dan eten, dus als je maar honger genoeg hebt, kom je er wel een keer aan dat je toch je geld aan eten gaat spenderen. Maar daar is dat omgedraaid.’

‘Dat betekent dat je nooit meer eet. Ik woog op een gegeven moment nog 49 kilo. Terwijl ik de ambitie had om muziek te maken, de wereld te veroveren. Ik dacht: stel dat ik nu dood zou gaan. Dan kom ik boven in die hemel, en zegt Petrus: we hebben je zo veel talent meegegeven, en wat doe je ermee? Helemaal niks! Dus je mag die trap af naar beneden. Zodoende ben ik tot de realisatie gekomen dat het anders moest. Ik heb mijn persoonlijkheid veranderd.’

‘Je bent dus bezig met dat naar buiten gaan. Je stelt je voor dat je een pizza gaat eten. Of shoarma. Of rauwe vis gemarineerd in limoensaus. Maar er gebeurt iets anders. Als je uit de gevangenis komt, kunnen er twee dingen gebeuren. Of je moet er nog negen maanden blijven om je paspoort terug te krijgen, om boete te doen aan het land. Als je blank bent word je daar toch gediscrimineerd. Ze denken allemaal dat je rijk bent. En dat ben je natuurlijk niet, zeker niet na tien jaar. Maar ik had geen zin om nog negen maanden te blijven. Ik wilde gewoon terug.’

‘Mijn familie had mij geld gestuurd, zodat ik met de bus naar de grens kon gaan van Peru en Ecuador. Ik zou bij een taxichauffeur honderd dollar betalen en in de kofferbak over de grens worden gesmokkeld, en dan naar de ambassade van Nederland in Quito. Daar zou ik zeggen dat ik mijn paspoort verloren was, en dan kon ik daar een nieuw paspoort kopen. Maar wat er gebeurde...’

‘Er was een file aan de hand. Ik stond daar en de drukte van buiten kwam als een hamer op mijn hoofd. Daar had ik helemaal niet bij stilgestaan. Het was zo druk in de bus dat mensen met hun hoofd tegen de ramen aan zaten, die waren helemaal beslagen. Ik denk: als ik veertien uur in die bus moet zitten, heb ik er drie koud gemaakt onderweg. Dat moet ik niet doen. De angst sloeg toe. Ik was mensenschuw. Dat is daar van het ene op het andere moment ontstaan.’

Je was volledig ontwend?

‘Ja. Er is veel gebeurd in die tien jaar. Ik had de smartphones gemist. Alles-via-internet had ik gemist. Dat is in Peru iets minder omdat ze daar achterlopen op Nederland. Maar alles ging via de elektronische weg, en ik ben een man van het praten, dan kan ik voelen wat iemand wil of niet. Waar hij wel mee in zee gaat of niet. Zo kan ik mezelf redden. Dat ging allemaal niet meer.’

Voordat je vertelt hoe je daar terecht kwam, wil ik eerst terug naar je jeugd. Wat voor kind was jij?

‘Mijn vader had een marching band, Paradeband Rijswijk. Hij was voorzitter. In ons opberghok stonden alle instrumenten: trommels, trombones. Ze hadden ook van die diepe troubadourtrommels. Ik was drie, als ik op mijn tenen ging staan kon ik net met mijn handen erboven en erop slaan. Dat vond ik te gek. En dat is gebleven.’

Een geboren muzikant. Maar hoe was het in jouw hoofd?

‘Ik was altijd een wervelstorm. Mijn moeder liet me iedere dag een uur rennen op een veld. ’s Nachts leefde ik door. Ik viel in slaap en vervolgens ging ik slaapwandelen. Ging ik weer in de kamer zitten en tv-kijken. Ik heb ook nachtmerries gehad. Ik ben weleens drie straten van mijn huis wakker geworden in de sneeuw, in mijn onderbroek. Dat is het engste wat ik ooit heb meegemaakt. Ik ben voor niks bang (ik heb nu wel hoogtevrees trouwens), maar die nachtmerries waren niet te doen. Drie straten van mijn kamer wakker worden en geen idee hebben hoe je daar gekomen bent. Waanzinnig. Een hele rare ervaring.’

Ik stel mij een grote drukte voor in jouw hoofd.

‘Het gekke is dat ik lang gedacht heb dat de snelheid mijn vriend was. Omdat ik muziek maakte en improviseerde. Ik dacht dat je het nodig had. Maar het is niet waar. Het is volledig andersom. Ik heb het lang misschien wel zelf in stand gehouden. Dat is een aparte gewaarwording als je jezelf gaat ontleden, wat ik in Peru gedaan heb. Dat was nodig ook. Ik heb een rare jeugd gehad waar ik allemaal foute beslissingen in mijn keukenkast had staan. Het blijkt dat een mens, als je een beslissing maakt, eigenlijk niet “van nu” handelt. Je pakt een beslissing erbij die je al een keer gemaakt hebt. Die gebruik je.’

‘Dat kon ik daar in de gevangenis zien. Drie keer per dag werden er drugs uitgegeven. Stonden er zeventig man in de rij. De bewaarders hielden die rij een beetje oké. Iedereen staat op zijn drugs te wachten. Het kan zijn dat je eerder te veel genomen hebt [en nu niks krijgt, red.], en dan zie je wat voor trucs ze gaan gebruiken om het toch te krijgen. Ze kiezen ervoor om te doen wat ze deden toen ze drie waren en een koekje aan hun moeder vroegen: de een gaat op de grond liggen, boos, met zijn handen en zijn voeten slaan op de grond. Een ander gaat lief doen, “ah, mam”, of een karweitje doen, zodat je het verdient, dat heb ik daar allemaal gezien. Zodoende dacht ik: hé, het zit in een mens dat we dat zo doen. Ik ben gaan begrijpen hoe ik verkeerde beslissingen nam met hele kettingreacties. Ik ben dat in kaart gaan brengen om het werkbaar te maken.’

Wat zijn die verkeerde beslissingen?

‘Nou, bijvoorbeeld dat ik veel te snel was, altijd. Ik reageerde impulsief op dingen. Mijn vader had een bloemenzaak. Dan kon het zijn dat hij me twintig euro gaf om broodjes te gaan halen tussen de middag. Dan was ik een uur weg, van de ene verbazing in de andere verbazing, twintig euro op, en o ja, broodjes vergeten, shit. Dat soort dingen. Niet moedwillig, gewoon van de ene situatie in de andere, ik had er geen controle over. En ik dacht heel lang dat het erbij hoorde. Dat het zo hoorde.’

‘Ik was daar heftig verslaafd (ik heb hier ook op straat gelopen), maar als je dat wilt veranderen dan moet je jezelf gaan vangen. Waar begint dat? Met welke beslissing? Want het zijn hele reeksen van beslissingen eer je van deze hangmat bij de dealer bent en daar losgaat. Het was ook zo, mijn hoofd was zo heftig, ik kreeg zo veel spanning. Als ik drugs ging gebruiken duurde het ongeveer een week of zeven, dan had ik al mijn spullen verkocht, ik was helemaal naar de klote, en ik had niks meer over. Geen huis meer, niks meer. Alles weg.’

‘En hoe ben ik dat gaan vangen… Door bij wijze van spreken, en het zal er weleens raar uitgezien hebben, als ik twintig euro had, en ik wilde naar de bakker om brood te gaan kopen, dan zei mijn hoofd: hé, maar die gozer die wat verkocht woont daar. Dan stopte ik met lopen, stond ik op straat, op een tweesprong. Ik wachtte en ging met mezelf in conclaaf. Nee, we gingen toch daarnaartoe? We gingen toch boodschappen halen? Ja, nee, we willen ook drugs, dat is aan die kant.’

‘En als je steeds naar de dealer gaat moet je iets gaan vinden waardoor je gemotiveerd bent. En ik hield niet zo veel van mezelf, dus de motivatie daarvoor was te weinig. Maar ik heb wel een talent dat niemand heeft. En dat is het enige waar ik mee begonnen ben. Ik hoopte dat ik mezelf onderweg zou tegenkomen, en dat het daar dan verder zou gaan, dat je wel van jezelf gaat houden. Nou, dat is eigenlijk niet zo slecht uitgepakt.’

Waarom hield je niet van jezelf?

‘Het zat niet in mijn systeem. Ik heb een raar leven gehad. Vanaf mijn derde speel ik [drums, red.], vanaf mijn zesde had ik les. Vanaf mijn zevende deed ik concerten, vanaf mijn achtste deed ik concerten in het buitenland ook en vanaf mijn twaalfde werd ik betaald. Ik speelde twee of drie keer in de week. ’s Avonds zat ik tot één uur in de kroeg, terwijl andere kinderen in bed lagen.’

Jouw talent werd herkend door de professionals die jou op sleeptouw namen?

‘Mijn leraar moest de muziek maken van de eerste film van Baantjer. Hij moest het maken in de vakantie. Hij heeft mij uitgenodigd om daar een maand lang iedere dag dingen in te spelen, terwijl ze me beelden lieten zien. Wat zou je hierbij doen? En hierbij? En het enige wat ik wilde was op de titelrol. “Met dank aan…” of zo. Maar dat heeft hij niet gedaan. Heel jammer. Hij heeft me een ratel gegeven, dat was het dan. En als kind wil je op die fucking rol, dat is het enige, dat daar je naam staat.’

Hield je van jezelf op het moment dat je muziek maakte?

‘Het was zelfs andersom: als ik mijn drumstel niet bij me had, wist ik niet wat ik moest zeggen. Als ik aan het drummen was had ik een andere vibe met de mensen om me heen. Dan deed ik iets met de mensen. En als je gewoon op een verjaardag binnenkomt, is dat anders. Dat begreep ik niet zo goed. Daar voelde ik me onzeker over. Dat spelen zette ik voorop, omdat ik het gevoel had dat er in mijn systeem veel fouten zaten. En mensen waren altijd blij als ze die muziek hoorden. Dus ik heb me lang voorgesteld met de muziek.’

Het was jouw betere ik?

‘Ja, en de rest was een grote bende, in mijn hoofd. Dat heb ik in Peru pas opgelost. Daar zeiden mensen ook: joh, ga nou muziek maken. Ik zeg: nee, want muziek is niet mijn probleem. Mijn probleem is de basis en mijn persoonlijkheid. Wat er omheen zit. Als je niet op tijd bent, als je niet komt, als je niks volhoudt, als je niet zorgt dat je stabiliteit hebt in het organiseren van dingen, dan heb je geen kans. Dan kan je wel talent hebben, dan kan je lekker kunnen spelen, maar dan wordt het niks, want je kan het niet volhouden.’

‘Ik was zestien, zeventien jaar en ik ging meer spelen. Kijk, als je één keer in de week speelt, daar kan ik me goed op voorbereiden. Dan speel ik en heb ik daar een goed gevoel over. Maar als je zes, zeven keer in de week moet spelen kan je maar één keer echt vliegen. Het geval wilde dat ik die andere dagen naar huis wilde, eigenlijk. Want dan kon ik het niet voor mijn gevoel. Terwijl het wel meeviel.’

‘Het was zo erg dat medemuzikanten, bekende mensen, tegen me zeiden: “Het was te gek.” Ze hingen om mijn nek, maar ik vond ze leugenaars. Zo ver ging dat. Terwijl ze meenden wat ze zeiden. In een zaal van duizend man kon ik me eenzaam voelen. Ten eerste kenden ze niet alles van mij, en ten tweede begrepen ze me niet. Zo voelde ik dat. Ik had ook het gevoel, als ik dat stukje liet zien, dat schrikte mensen af. Er was veel geweld bij mij thuis, bijvoorbeeld, dat soort dingen. Als ik daarover vertelde schrokken mensen en namen ze afstand van mij.’

Geweld tussen je ouders?

‘Dat was zo heavy, dat was niet normaal. Met mijn zusje zat ik een keer een spelletje te doen, Mens erger je niet. Terwijl de stoelen en de shit door de kamer vlogen. En wij waren bezig met één, twee, drie, vier en zes. Van alle spelletjes die er zijn!’

Je bent een dijk van een talent. En toch had je soms het gevoel dat je de boel zat te belazeren?

‘Nou, niet te belazeren.’

Dat je het niet kon vinden.

‘Ik had veel dingen verdrukt in mezelf. Daar wilde ik ook niet aan. Het was moeilijke, complexe shit om dat uit te zoeken. Het was zo dat, eh…. Ik ben effe de vraag kwijt.’

Omdat je niet kon vliegen, dacht je…?

‘Oh ja. Ik kon maar één dag vliegen en de andere dagen wilde ik naar huis. En het enige waarom ik speel is juist om dat goeie gevoel te halen. Het was het enige goeie gevoel wat ik had in mijn leven. En als het dan niet gaat, dan werd ik boos, hè! Ik wilde het controleren en sturen. Ik dacht: ik moet iemand bellen die altijd goed speelt. Wie zou dat zijn?’

dat is een man die altijd als hij die toeter aan zijn mond zet, ook al bel je hem midden in de nacht op, dan speelt hij fantastisch. En ik had toevallig bandlessen van hem op het conservatorium, met publiek, een ritmesectie en een stuk of drie, vier solisten. Toen heb ik hem die vraag gesteld: Ack, hoe kan jij toch altijd zo verschrikkelijk mooi spelen? Hoe haal je die motivatie, hoe krijg je je geest zover dat hij dat altijd kan produceren? Hij dacht even na. En Ack is een grootheid; wanneer Ack nadenkt zegt niemand wat. Dus het was stil, voor een minuutje of zo, en toen zei hij: “Muziek zit in de lucht, je hoeft het alleen maar in te ademen.” Sinds die tijd heb ik er nooit meer problemen mee. Heel apart.’

Waarom ging het mis, en dan bedoel ik de drugs?

‘Ik had niks met drugs. Ik rookte ook niet. Ik deed niks. Iedereen bij mij in de buurt zat te blowen. Af en toe kauwde ik een stukje Dat vond ik wel leuk, daar werd je een beetje stoned van. Een medemuzikant... Hij heeft er toevallig laatst zijn excuses voor aangeboden, hij had al zes jaar in een afkickcentrum gezeten. Ik zou dat nooit aanbieden aan iemand die het nog nooit gedaan heeft. Dan ben je niet goed in je hoofd, tenminste, in mijn beleving.’

‘Hij heeft het misschien honderd keer aan me gevraagd: “Nee, je moet effe een lijntje nemen, dat is leuk man.” En om me heen zaten allemaal mensen die het deden. Ik niet, ik had er geen behoefte aan. De enige gozer waar ik tegen opkeek was hij, en hij was ook de enige waarschijnlijk die het me had kunnen doen proberen. Nou, ik neem de eerste lijn en ik was gelijk helemaal verkocht. Gelijk. Het was mijn beste vriend. WAT IS DIT?! Weet je wel. Alles in mijn hoofd leek ineens gestructureerd en kalm. Geen storm meer. Het was een openbaring voor me. Maar ik was ook totaal grenzeloos, en dat was een slechte combinatie, zeg maar.’

Gelukkig heb je wel humor!

‘Tuurlijk. Je moet wel om jezelf kunnen lachen. Anders kan je beter gelijk een touw pakken, dan houdt het op.’

Maar ja, het begint met een lijntje en waar eindigt het?

‘Het begint met een paar muzikanten in een barretje, en het eindigt in een kraakpand met bankrovers die nog een chauffeur nodig hebben. En dat ik zeg: “Dan rijd ik wel effe, joh.” Ik heb nooit overvallen op banken gedaan, ik heb nooit wapens gebruikt, maar ik kon binnen een minuut een auto pikken. En dan reed ik ergens naar binnen, achteruit, ’s nachts, een minuut gratis winkelen, en dan vond ik het het leukste als er vijf of zes politieauto’s buiten stonden die me achtervolgden, en dat ik dan toch wegkwam. Dat was de grootste kick. Maar ja, dan heb je dus geen kans, nergens voor.’

Je blijft drummen en je komt steeds dieper in het criminele circuit en in de coke terecht.

‘Door het spelen verdiende ik het geld. Eerst dat, daarna spullen verkopen, rommelen met tussenhandel. Allerlei dingen. Ik ben een handige gozer ook. Ik ken een hoop mensen, de een wil dit, de ander dat; ik zorgde ervoor dat ze kregen wat ze wilden, dat kon ik goed. Maar ja, van het een kwam het ander en het werd er niet beter op. Totdat een keer al mijn lijntjes niet toegankelijk waren. Toen ben ik verder gegaan. Er moest nu komen. Dat was de grootste fout. Dat ik daar grenzeloos in ben geweest.’

Je eindigt met een koffer met tien kilo cocaïne op het vliegveld van Peru. En jij dacht dat je wel door de douane zou komen. Beetje naïef?

‘Nee, niet naïef, want Peru is – en dat kunnen wij ons hier niet voorstellen – En nog meer landen daar in de omgeving. Nederland is ook corrupt, maar op een andere manier. Daar kan je met geld alles kopen. De douane wordt omgekocht. De mensen in Spanje ook. Het is een speciale weg. In Peru ga je in hetzelfde vliegtuig als de koffers; in Madrid gaan die koffers eruit, maar de passagiers blijven zitten. De crew daar zorgt dat de koffers in een volgend vliegtuig komen. Je haalt ze op in Brussel, dan is het inmiddels en loop je zo naar buiten met je koffer.’

‘Het enige wat omgekocht moet worden, zijn de Peruaanse vlieggasten. Die verdienen allemaal niet zo veel. Er zit zo veel geld in drugs, dat wordt allemaal lachend aangenomen. Ook door politieagenten. Zelfs rechters hebben we omgekocht. Ik kreeg eerst vijftien jaar; met dertigduizend dollar hebben we er vijf jaar afgekocht. Dat kan allemaal daar.’

Je hebt in totaal tien jaar in de gevangenis gezeten.

‘Tot op de dag tien jaar. Als je het achteraf bekijkt: ik ben een gozer die zich nooit voor het blok laat zetten. En natuurlijk ben ik behoorlijk heftig met drugs bezig geweest. Maar ik heb ook van iets negatiefs iets positiefs gemaakt.’

Jij hebt je verhaal verteld aan de ghostwriter...

‘Hij heeft het opgelikt, zoals ze in auteurstaal zeggen.’

Het is een beschrijving van de hel.

‘Het gekke is: ik kan goed overleven. En ik heb minder moeite [gehad] met overleven daar tijdens die tien jaar dan hier. Daar heb ik het lachend gedaan. Sinds ik terug ben hier in Nederland is het veel en veel moeilijker. Dat kan je je misschien niet voorstellen, maar dat is ongelooflijk.’

Beschrijf het leven in een Peruaanse gevangenis eens.

‘Het begint als volgt. Het was wel lachen, je komt daar binnen, het is zo overbevolkt, je moet op de grond slapen. Je hebt er één bewaarder op een man of vijfhonderd. En soms meer. Dus die bewaarder kan niks, dat kan je gelijk al zien. Binnen hebben de gevangenen Dat is iets wat overal heerst. Ze hebben een delegado, zo noemen ze dat, de hoofdgevangene; die heeft een team van een man of dertig, allemaal sterke jongens. Het heeft een psychologisch effect om ze samen te voegen, dat gaat zich niet tegen het systeem keren. Het is net een land.’

‘Goed, je komt binnen, je hebt een matrasje gekregen van de ambassade. Onze ambassade is de enige die daarvoor zorgt; de anderen kregen niks. Je moet dan een matras gaan kopen. Er is geen matras, geen toiletpapier, helemaal niks. Geen zeep, geen tandenborstel, geen niks. Je wordt het hok in gegooid en je moet het allemaal maar uitzoeken. Wij hebben een ambassade en die geeft iets. Ook niet genoeg, maar in ieder geval iets. En dan begint het.’

‘Eerst ga je tien dagen naar letterlijk de kerker onder het Paleis van Justitie, en daar blijf je tien dagen. Je wordt veertig, vijftig, misschien wel honderd jaar terug in de tijd gezet. Want er is geen douchekop, er komt een straal uit de muur en dat is het dan. Je weet niet wat er gebeurt. Ik heb hier in Nederland weleens vast gezeten; dan heb je een tv, een pakje shag krijg je nog, maar daar heb je allemaal mafkezen. In het eerste gedeelte zit je gemengd met vrouwen. Je bent zo overweldigd. Ze hebben je natuurlijk al je spullen afgepakt, als psychologische uitkleding. Dat je gaat doen wat hun zeggen.’

‘Maar ik had vrij snel in de gaten dat het allemaal corrupt was. Ik denk: ik gooi ’m er gewoon in, ik wist dat ik nog geld op mijn bank had. Ik zeg tegen die agent: joh, wat kost het om effetjes te gaan pinnen met jullie? Zij hadden het pasje in het dossier. Hij zegt: dat kost honderdvijftig dollar, zonder op te kijken van zijn papiertje. Ik zeg: dat ga ik niet betalen. Ik laat me niet kennen. Ik zeg: dat vind ik veel te veel. Hij zegt: hoeveel betaal je dan? Ik zeg: honderd dollar. Ik had nog duizend dollar of zo, geef ik hem honderd, heb ik zelf nog wat. Hoe meer ik aan die gozer geef, hoe minder ik zelf heb.’

‘Hij zegt: we zijn met zijn tweeën. Ik zeg: uit mijn hoofd is dat dan vijftig dollar de man. Uit mijn hoofd. Hij zegt: dat is goed. Hij doet mijn handboeien om en we gaan naar buiten. Politie-auto in. Op het bureau had hij gezegd dat we gingen kijken waar mijn hotel was, zogenaamd.’

‘Dus ik zit in die auto en we rijden naar een bank. Daar staan twee gewapende mannen buiten. En Peru is niet een land waar ze eerst “halt, of ik schiet!” roepen, of “nu nog één waarschuwing”. Nee, die trekken dat ding en schieten je voor je flikker gewoon. Want ze deden mijn handboeien los en nou, ga maar pinnen. Maar aan de andere kant: als je de benen neemt, waar ga je heen? Dus ik heb duizend dollar gepind en ik heb die gozer honderd dollar gegeven. Ik zeg: allemaal leuk en wel, we gaan nu effe shoppen. Ik kwam terug met een slof sigaretten, vijf tassen met shit. Ik was de enige die dat had, want ik had de grootste bek.’

Daar begint een systeem van handelen waarbij alles draait om geld en dope.

‘En alles kan. Vanaf DIRANDRO ga je naar een ander gedeelte in een ander gebouw. Dat zijn drie grote zalen. Maar ik had die 850 dollar nog. Ik ging een zaal in waar wel honderd Peruanen in zaten, en allemaal mafkezen. Gasten van de straat, overvallers, moordenaars. Iedereen zit daar. Je weet niet wie er naast je zit. En ik had een horloge en zag er toch nog wel een beetje uit. Ik denk: ik kan hier geen oog dicht doen. Toen heb ik die hele shit laten ontruimen, voor Ik zeg: wat kost het als ik al die jongens eruit gooi en hier met tien jongens ga slapen, die ik aanwijs? Hij zegt: vijftig soles. Nou, da’s goed. Ik heb die hele shit laten ontruimen. Het is bij de gekke af, maar dat kan daar dus gewoon.’

’s Nachts was de patio dicht en daar zijn de toiletten. ’s Nachts zijn er dus geen toiletten. Dat betekent dat je in een fles moet plassen, en al die matrassen liggen tegen mekaar aan. Je staat op iemands hoofd te pissen, zeg maar. En dat is tot daaraan toe. Als je slechte kip hebt gehad en iedereen heb de schijterij, is het een ander verhaal. Ik heb ook weleens gehad dat er een maand geen water was. Dan kan je het toilet niet doorspoelen. Het waren hele bergen geworden. Bij het gekke af, echt.’

Je gebruikte zo veel, mede om die omstandigheden het hoofd te bieden, dat je nog maar 49 kilo woog.

‘Toen dacht ik bij mezelf: joh, Kegel, wil je dat nou? Als je dat nou eens anders ging doen. Zou dat niet beter zijn?’

Je krijgt in de gevangenis te maken met wat je noemt de ‘Onzichtbare Universiteit’. Wat is dat?

‘Dat is iets wat ik al mijn hele leven heb. Visioenen. Dingen van de toekomst. Die praten tegen mij in emoties. En die emoties zijn veel heftiger prikkels dan als ik hier een ongeluk zou krijgen. Of dat er iemand wegvalt in je familie. Dat was de reden waarom ik zo veel drugs gebruikte. Het was zo heftig, ik kon het niet aan. Ik vond dit leven al een hoop prikkels hebben, maar als je dan nog een soort van leven erbij krijgt met ook allemaal prikkels die nog heftiger zijn...’

‘Als ik dan een beetje snoof, was het weg. Lekker, man! Dat schoot op. En toen kwam ik in Peru, daar heb je andere aardstralen. Daar hebben de en het is niet voor niets dat het zo’n groot volk is geweest. Ik denk dat dat door die aardstralen komt. Toen ik in Peru kwam begon alles open te gaan. Nog erger dan hier. Ik kon roken wat ik wilde, het kwam er gewoon doorheen.’

Je hoorde stemmen. Je dacht dat je gek was, en paranormaal?

‘Ik ben nog steeds paranormaal. Je hebt invloed op de realiteit. Niet alleen voor de toekomst, maar nu, op dit moment. Met je geest. Een klein voorbeeld, wat je kan begrijpen als dit je niks zegt: mensen die depressief zijn. Wij zitten hier in de zon. Als je depressief bent kan je ervoor kiezen om nu, op dit moment, gelukkig te zijn. Omdat de zon schijnt. Het klinkt wel simpel, maar zo is het echt. Het zijn keuzes die je maakt.’

‘Ik had daar ook een touw kunnen pakken. Dat heeft precies twintig seconden geduurd, dat ik dacht: ga ik een touw pakken of niet? Nee, ik doe het niet. Dat was nadat ik die hamer had horen vallen voor vijftien jaar. Ik denk dat iedereen daar terechtkomt als je zo’n straf krijgt. Maar ik ben gaan leren en heb gestudeerd op mijn gedrag en de Onzichtbare Universiteit.’

Er is constant en overal drugs. Alles draait om geld en drugs.

‘Masseren deed ik ook. Je kan er voor een sole, dat is 25 cent, een halen, of een pakje; daar kan je twee keer van roken. Wat hier in Nederland 25 euro kost, kost daar 25 cent. Zo veel verschil zit erin.’

Waar heb je in godsnaam de power vandaan gehaald om jezelf daarvan los te maken? Je bent er behoorlijk clean uit gekomen. 

‘De Onzichtbare Universiteit begon tegen mij te praten: “Joh, doe dit.” Als je dat gaat volgen, als je de keuzes ziet die je hebt, dan gebeurt er iets met je realiteit. Je moet niet vergeten: wij zitten hier, ik in een hangmat, jij op een stoeltje, maar op hetzelfde moment zit ik in Peru voor mijn gevoel en maak ik die beslissing. “Joh, dat moet anders, ik wil nog effe wat gaan doen.” Ik heb een en een boek geschreven. Begrijp je? Dat is een keuze. Als je gaat doen wat je wilt en daarin gelooft, moet je je door niks tegen laten houden. Gewoon gaan doen.’

‘Kijk, ik zie het zo: ik héb dat talent niet, dat talent heb ik gekregen van een eeuwenoude geest, iets wat om de aarde heen zit. De meest intelligente beesten planten zich voort. Hoe langer dat duurt, hoe intelligenter het beest is. Bij mensen duurt het negen maanden, Stel nou dat er een nog veel intelligenter iets is dat zich voortplant door in iedere geboorte een stukje van zichzelf te zetten, waardoor hij veel informatie krijgt. Misschien leeft hij wel vijfhonderd jaar. Wanneer al die kleine... mieren – want dat zijn het in zijn ogen – doodgaan, krijgt hij die informatie weer terug, wat ze allemaal meegemaakt hebben. Misschien groeit hij zo wel. Weet jij veel. Dat denk ik dan.’

‘In dat kader ben ik het leuk gaan vinden. En spannend. Want dat kan ik net zo goed doen als de hele dag op straat lopen roven. En winkeldiefstallen en auto’s door ruiten heen. Dat is helemaal niet nodig. Ik ben veel te slim voor die handel. Toen ben ik het om gaan draaien. En nu zitten we hier over een boek te praten, dat er al is. En over een theatershow.’

‘De Onzichtbare Universiteit heeft me halverwege een gitaar doen toekomen. Daar ben ik liedjes mee gaan schrijven. Ik heb daar zulke gekke dingen gezien, waar ik de humor wel van kan inzien. Dus daar heb ik grappige liedjes over gemaakt. Er was een gozer, als hij zijn drugs niet kreeg, ging hij met zijn harses zo hard tegen de spijlen aan, dat zijn hele hoofd was ingegroeid. Zijn hele hoofd! Omdat hij dat jaren achter elkaar deed. Gekkenhuis. Daar heb ik een liedje over gemaakt: “I break my head against the wall if I don’t get my rock and roll”. Dat is echt zoals die jongen was.’

Over theater gesproken: na je vrijlating blijf je negen maanden in Peru, noodgedwongen, en treed je zelfs een keer op in The Voice of Peru.

‘En dat loopt goed af ook. Acht miljoen views Dat zijn een hoop mensen. Ze gaan helemaal uit hun dak, omdat ik grappige antwoorden heb en daarbij nog lekker kon spelen ook.’

Wisten ze dat jij uit de bajes kwam?

‘Nee, dat heb ik ze niet verteld. Ze wisten wel dat ik een vriend was van een andere jongen, Als die door de straat loopt komen hele families foto’s met hem maken. Zo beroemd is die jongen daar. Sinds ik daar ben geweest noemen ze mij gringo troleador, buitenlandse grappenmaker.’

Jammer dat je daar niet aan verdiend hebt.

‘Ik heb geprobeerd, en dat is erg stressvol, om te begrijpen wat YouTube was en hoe dat werkt. Ik denk, ik moet video’s hebben Ik heb van alles geprobeerd, maar ze klikten helemaal niet door. Misschien wilde ik te hard. Ondertussen is er een boek, daar heb ik 1.200 exemplaren van verkocht, alleen maar vijfsterrenreviews op bol.com.’

Je zei: overleven in een Peruaanse gevangenis is niks vergeleken met overleven in Nederland, als je weer terug bent. Waarom is het nu zo moeilijk voor jou?

‘Het geld voor optredens was nog maar een derde van wat het normaal gesproken was. Dertig à veertig euro. Als je nog een shoarmaatje eet op de terugweg is je geld op. Ik dacht dat ik terugging naar een vertrouwd land. En er is niks meer van over. Ten eerste, het poldermodel is dit: als jij een goed idee hebt en ik jou een lul vind, dan ga ik je tegenwerken, ook al vind ik het idee goed. Dan komen we ergens op de helft uit, wat het dus een kut-idee maakt. Zo werkt Nederland. Dat betekent dat het niet werkt.’

‘Belastingen betalen en terugvragen. Zorgtoeslag betalen en terugvragen. Al die dingen bij elkaar... Ze geven je bijna een dagtaak aan het invullen van shit. Je moet al die regeltjes maar weten. Als je met de NS meegaat, ik zie het zo: alsof ik bij de bakker sta en met twintig euro betaal voor een brood dat vijf euro kost, en dat die man dan zegt, Zo werkt de NS! Ik ben in staat om te zeggen: wat bedoel je nou, gek?! Dat kan natuurlijk niet, want we zijn nu weer in Nederland. Dat moest ik ook nog afleren, al die bajesshit.’

Waar leef jij van? Heb je inkomsten?

‘Ik heb nu een uitkering. Ik heb hard gewerkt aan een theatershow die ik samen met ga doen. De muziek is niet meer wat het geweest is. Allemaal slecht betaald, en niet genoeg. Moeilijk. Er is niemand meer in Nederland die leeft van de muziek. Jazz is helemaal dood. Vroeger stond in de middag het café vol met zestien-, zeventienjarige mensen. En nu zitten er vijf schijndooien van 85 die groene thee drinken. Die man zet niks om. Het heeft geen zin, weet je wel. En dat is een beetje jammer... Ik was effe de vraag kwijt.’

Waarom is het zo moeilijk om je weg weer te vinden?

‘Ik geef je een voorbeeldje. VGZ, dat is het ziekenfonds. Ik heb een tijdje in Rijswijk gewoond. Daar kreeg ik geen uitkering. Ik heb er acht maanden gewoond. Zelfs met Frank van der Schee, dat is de straatadvocaat uit die heb ik meegenomen; hij kreeg het ook niet voor mekaar. Ik had dus acht maanden geen inkomsten, wel kosten.’

Hoe leef je dan?

‘Ik had gelukkig mijn familie die me geld gaf om te leven. Daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor. Maar het is ook moeilijk om het te aanvaarden, omdat het je niet past. Ze geven je dat omdat je het niet redt. Verschrikkelijk, eigenlijk. Maar goed, ik heb een achterstand bij de VGZ. Toen ben ik hier komen wonen, in Den Haag, daar krijg ik wel een uitkering. En om geen hoofdpijn te hebben, laat ik de VGZ rechtstreeks door de uitkering storten. Dan heb ik het niet in mijn handen, kan ik het niet opmaken.’

‘Nou is er dus een algoritme, bij de VGZ, dat nu voor de derde keer al gezorgd heeft dat er iets gebeurt wat niet klopt. Ik betaal premie en 25 euro betaal ik af, dat is 170 euro bij mekaar. Maar het systeem zegt: nee, dit is niet de premie én 25 euro. Nee, dit is allemaal achterstand. Ik kijk er niet meer naar om, omdat ik denk dat ik dat goed geregeld heb. Dat is voor de derde keer al! Nu heb ik een rechtszaak gehad; ik ben er niet heen geweest, ik word er helemaal gek van. Als je iemand gaat bellen nemen ze je in de maling. Die VGZ wordt de tweede toeslagenaffaire, let maar op. Er is niet mee te werken, met die gasten. En als ik wat heb moet ik het zelf betalen.’

‘En de mensen achter de computer kunnen alleen maar kijken in de computer. Het is veel te veel informatie. Het is zo veel dat ze er geen wijs meer uit worden. En nu heb ik voor de derde keer zo’n groot probleem, dat vreet aan me. Op die manier benadelen ze alle jongens die aan de onderkant van de maatschappij staan. Jongens die drie maanden vastzitten en dan weer vijf maanden buiten. Die komen allemaal in dat systeem terecht met achterstanden. Bij het Maar als het systeem jou op die achterstand zet en niet premie voor je betaalt (ik heb het geld overgemaakt met de juiste kenmerken), wordt de verzekering van het Den Haagpakket teruggezet naar een basispakket.’

‘Als je naar de apotheek gaat moet je weer gaan betalen. Waar je niet op gerekend heb. Aan alle kanten naaien ze je oren aan. waar je dan terechtkomt, kan wel in één keer je geld eraf halen. Als ze dat nou gelijk doen zijn ze klaar. En als je belt moet je een betaalde lijn bellen. Sowieso ben je er drie dagen mee bezig. Hou op, schei uit. Helemaal gek word ik ervan.’

Dit is exemplarisch: je komt in een doolhof van bureaucratie terecht?

‘Mijn enige redding was: als ik maar muziek kan maken en weer met de besten ga spelen, dan leer ik de rest wel, zo had ik het gedacht. Nou, dat spelen met de besten ging wel goed, mijn eerste optreden was met de trompettist van Art Blakey and The Jazz Messengers uit New York. Ik reed mee met de bassist, het bleek op die universiteit te zijn die zo goed aangeschreven staat, bij Gouda [Kegel bedoelt Breukelen, red.], met dat kasteel, Nyenrode. Dat was mijn eerste gig!’

Kon je het nog, na tien jaar?

‘Op YouTube Ik woonde bij die meneer thuis, het hoofd van de gevangenis. Omdat ik mijn mond gehouden had, hadden ze wat instrumenten voor me gekocht. Een drumstel, wat gitaren. Mijn drumstel heb ik daar opgezet en er een videootje van gemaakt, dat ik de eerste keer drum na tien jaar. Ik heb nog geen stok aangeraakt. Niet zo slecht!’

Het hangt in de lucht en je ademt het in?

‘Ik heb een goeie techniek. Ik doe alles met wilskracht. Als ik iets wil, dan wil ik het gewoon.’

En wat betekent het dat het niet om snelheid gaat tegenwoordig?

‘Muzikaliteit heeft niks te maken met impulsiviteit. Je moet slim gebruiken wat je weet en wat je kan. Ik kan jou leren, als je geen instrument speelt, dat jij die gitaar pakt, om een noot te spelen. Je kan één noot aanslaan. Als jij die ene noot zo mooi aanslaat dat hij helemaal fantastisch is, met al het vertrouwen dat je hebt, dan ben je klaar. Hoeveel vertrouwen gooi je erin? Je moet slim omgaan met wat je weet, dat is heel wat anders.’

En het vliegen, wat je droom was als jochie, alle shit achter je laten…

‘Ik zal je vertellen wat dat is. Van de week speelde ik met Boris van der Lek samen, de heftigste saxofonist van Europa. Hij heeft bij Jules Deelder gezeten, bij Hans Dulfer, met alle groten op aarde gespeeld. Ik heb nu een theatershow met hem. Voor de kerst heeft hij me een De beste gitaar om akoestisch te spelen. Hij zei dat hij zo ongelooflijk in mij gelooft, en in onze show, “deze heb je van mij om daarop te spelen.”’

‘Dan moet ik huilen gewoon. Dus ik heb hem ook geholpen met alles. Hij had geen uitkering, niks. Door corona hebben we klappen gehad. Dus toen heb ik voor hem een uitkering geregeld. En want ik weet hoe dat gaat toevallig omdat ik mijn boek heb uitgebracht.’

‘Nou, ik ging dus met Boris en Vincent Kuiper in een bejaardentehuis spelen. We moesten een uur spelen. Die mensen waren dement, aan de stoel gekluisterd. Maar we kregen het voor mekaar dat er een aantal gingen dansen! Die mensen waren zo blij dat we geweest waren. Dat is vliegen! Ik vind het mooiste als ik het naar mijn zin heb, als daarmee ook de mensen… Met hun Onzichtbare Universiteit kan je de muziek maken. Door mij heen wordt de muziek gemaakt, laat ik het zo zeggen. Maar we doen het met zijn allen, dat is het mooiste wat er is. En hoe meer publiek je hebt, hoe mooier dat is. Liefde, ik wilde de hele wereld liefde geven voor muziek. Dat is wat ik wil.’

Ben je goeie maatjes met de Onzichtbare Universiteit tegenwoordig?

‘Je bent nooit klaar, hè? Ik heb nog wel een paar dingen op te lossen, ja. Ik kan twee dingen doen: ik kan me gek laten maken, of proberen te doen wat ik kan. En dat is het. Meer kan ik niet. Gisteren had ik mijn verjaardag moeten vieren; ik had twee optredens geregeld. Heb ik niet heen kunnen gaan omdat ik een blindedarmoperatie had. En ik lig nu weer in de hangmat. Dus ja, we gaan gewoon door.’

Ik wens je veel geluk, Danny Kegel.

‘Dankjewel. En voor iedereen heb ik nog wel iets te zeggen: geef elkaar liefde en zorg dat je het positieve in de negativiteit ziet. Want het is altijd aanwezig. Je kan altijd iets positiefs uit een negatieve situatie halen. Vergeet dat nooit. Als je dat zoekt, komt het allemaal goed.’

Meer lezen of luisteren?

Geen mens is een monster, zegt deze ex-gevangenisdirecteur Frans Douw werkte decennialang in jeugdinrichtingen en gevangenissen. Hij maakte extreem gewelddadige situaties mee. Toch bleef hij altijd geloven dat het zinvoller is om gedetineerden te vertrouwen dan ze te onderdrukken. Luister of lees mijn podcast hier terug Ode aan het geniale gepriegel: het Köln Concert van Keith Jarrett Wekelijks schrijf ik een ode aan een of ander voortbrengsel. Deze week: de best verkochte jazz-soloplaat aller tijden, het concert dat bijna niet door was gegaan, de improvisatie op een tweederangs piano. Lees de aanbeveling van David Van Reybrouck hier terug