Afnemend vertrouwen in de democratie
Wat is het ergst? Een recente, felle knauw of een trage, langzame erosie? Nieuw cijfermateriaal werpt interessante vragen op.
In reactie op mijn column van vorige week droeg UvA-onderzoeker Armèn Hakhverdian erg interessant nieuw cijfermateriaal aan met betrekking tot het vertrouwen in de democratische instellingen in Europa. Interessant, omdat zijn cijfers toelaten verder te kijken dan de trends van de afgelopen tien jaar (mijn grafiek besloeg de periode 2004-2013).
Wat leren we uit zijn gegevens?
1. Dat het enthousiasme voor democratie fluctueert: er is geen sprake van een structurele, neerwaartse lijn over de afgelopen decennia in Europa.
2. Die fluctuaties verschilden tot voor kort van land tot land: de figuur van Van Ham en Thomassen die hij presenteert toont dat mooi aan.
3. Diezelfde figuur suggereert wel dat het vertrouwen in veel Europese landen in de laatste jaren een belangrijke knauw heeft gekregen.
4. Die recente knik komt overeen met het dalend burgervertrouwen dat ik signaleerde in mijn column aan de hand van de laatste Eurobarometer-gegevens.
Mijn conclusie: het vertrouwen in de democratische instellingen in Europa kreeg een knauw, maar die is van relatief recente datum. Al zijn er belangrijke nationale verschillen (Spanje en Griekenland zijn er erger aan toe Zweden en Finland), de gemiddelde waarden zijn negatief.
Mijn vraag: is een vertrouwenscrisis op korte termijn (nu ja, tien jaar is toch niet niks) minder ernstig dan een die zich over decennia voltrekt?
Mijn (voorlopige) antwoord: nee, integendeel. Het kan snel gaan. Democratie is een teer plantje.