Modemerken komen overal mee weg, zag deze oud-fabrieksmanager in Cambodja

Emy Demkes
Correspondent Consumptie
Illustraties gemaakt door Maria Skliarova

Kim van der Weerd dacht dat ze alles van mensenrechten afwist, tot ze manager werd van een kledingfabriek in Cambodja. Daar zag ze: kledingmerken schuiven de risico’s én de verantwoordelijkheden voor goede werkomstandigheden op fabrikanten af.

Angstig was ze. Iedere ochtend wanneer ze op haar scooter stapte en veertig minuten lang giftige verkeersdampen inademde, slalommend tussen de vele automobilisten, fietsers en brommers. Angstig voor een verkeersongeval in een land zonder goede zorg, angstig dat een van de enorme bouwkranen die over de weg bungelden zijn lading liet vallen. Maar vooral angstig voor wat haar te wachten stond als ze eenmaal op haar werk was aangekomen en haar inbox opende.

Dag Kim, we willen 10.000 extra stuks. Niet in rood, maar blauw. Zelfde datum en prijs.

Hi Kim, 29 cent is echt te veel. Als jij het niet voor 0,25 per stuk wil doen, gaan we naar de leverancier in China die het wel voor die prijs produceert.

Beste, bij de kwaliteitscontrole kwamen slordigheden van jullie kant aan het licht. We rekenen redelijkerwijs 15 procent korting op de factuur.

Kim van der Weerd (34) noemt in die vier jaar dat ze manager was van twee textielfabrieken in Cambodja, ‘intens’. Vol idealisme was ze in 2015 begonnen. Ze zou goed voor haar veertig tot honderd werknemers zorgen, de productie verduurzamen. Het bleek onmogelijk. ‘Ik kwam in oncontroleerbare situaties terecht, waarin al mijn opties hoe dan ook negatieve consequenties zouden hebben, voor mijn eigen mensen of voor de planeet’, vertelt Van der Weerd.

Zo’n beetje alles wat Van der Weerd leerde toen ze nog een master in mensenrechten volgde, bleek in de praktijk anders. Van der Weerd: ‘Het belang van vakbonden? De noodzaak om fabrieken Ik twijfelde hier nooit aan. Tot ik zelf in een fabriek aan de slag ging.’

Zelfs kledingmerken weten weinig van hoe kleren worden gemaakt

Er zijn weinig mensen van wie ik meer over de kledingindustrie heb geleerd dan van Kim van der Weerd. In haar podcast praat ze met oud-collega en de mensen die onze kleren maken. Van spijkerbroekfabrikanten in Vietnam en Bangladesh tot katoenproducenten in de Verenigde Staten en Chinese leermakers. 

Die gesprekken bieden een uniek, gedetailleerd inkijkje in de wereld achter onze lakens, jeans, brillendoekjes en shirts. Ze bespreken hoe weinig merken afweten van hoe je een kledingstuk maakt Hoe kledingfabrikanten orders kunnen verliezen op een halve (!) eurocent, omdat modemerken voor alsmaar goedkopere productiewijzen kiezen. 

Manufactured laat glashelder zien welke enorme ongelijkheid in de wereldeconomie zit ingebakken. En waarom de manier waarop we in het Westen kijken naar duurzame en eerlijke productie en consumptie in de praktijk niet werkt. 

In een koffietentje in Amsterdam-West sprak ik Van der Weerd afgelopen winter voor het eerst over haar jaren in Cambodja. Voor dit interview heb ik geput uit meerdere gesprekken en mailwisselingen met haar. 

De dilemma's van een fabrieksmanager

Waarom wilde je in een textielfabriek werken? 

‘Ik houd van mode, maar met elke euro die ik uitgaf voelde het alsof ik bijdroeg aan een mondiaal economisch systeem waarvan ik wist dat dit veel schade aanrichtte. Ik wilde graag begrijpen hoe en waarom bepaalde keuzes Noem me naïef, maar ik geloof niet dat mensen ’s ochtends wakker worden en denken: vandaag ga ik mensen en de planeet uitbuiten.’

‘De mode-industrie had om meerdere redenen mijn interesse: vanwege de verbijsterende omvang van de sociale en ecologische problemen, omdat er voornamelijk vrouwen in werken, en, een beetje egoïstisch, omdat ik wilde weten of ik de rest van mijn leven in jutezakken moest leven. Haha.’

Van der Weerd – lichtblauwe trui, mouwen opgestroopt en blonde haren in een knot – komt via haar man, wiens ouders in Cambodja geboren zijn, in de hoofdstad van Cambodja terecht, in 2015. Ze kennen elkaar van hun studie aan de London School of Economics, en verhuizen wanneer het hem niet lukt werk te vinden in Engeland. In Phnom Penh gaat Van der Weerd eerst aan de slag bij een Amerikaans modemerk met een eigen zero-waste-fabriek. Twee jaar later stapt ze over naar een bedrijf dat brillendoekjes maakt voor luxe modemerken, en waar de meeste ervaringen in dit interview over gaan. 

Waarom ben je gestopt als manager?

‘Het was veel verantwoordelijkheid. De beslissingen die ik nam als fabrieksmanager hadden invloed op het leven van honderden mensen. En er is een hoop waarover je geen controle hebt, maar wat onmiddellijke consequenties heeft. Het is een van de redenen waarom ik ben gestopt. Ik was uitgeput.’ 

Wat waren lastige keuzes waar je als fabrieksmanager voor kwam te staan? 

‘Het kwam geregeld voor dat genoodzaakt waren werk aan een andere fabriek, omdat een merk op het laatste moment een order wijzigde. Dat een merk niet vijftigduizend maar honderdduizend stuks wilde, om een andere kleur vroeg, of een aangepast design eiste. En dat binnen dezelfde leveringstermijn.’

‘De beste optie was soms om een order te verschuiven naar fabrieken waarvan we wisten dat ze niet opereerden Het alternatief was: collega’s op zetten, of de werkdagen van mijn collega’s verlengen. Of: onderhandelen met het merk (met als risico de volledige order kwijt te raken) of de order annuleren, met als gevolg dat mijn mensen zonder werk en inkomen kwamen te zitten.’ 

‘Merken plaatsen voorbestellingen maanden van tevoren. Doorgaans wel drie tot zes maanden. We zorgden dan dat de benodigde machines en mensen beschikbaar waren en kochten alle materialen in. Al die kosten moesten we zelf maken, afnemers betaalden pas als de order verzonden was. Soms wel een Wat als het merk tussentijds afhaakt? Dan moet je die kosten toch op een manier zien te dekken.’

En dat gaat ten koste van mens en milieu. 

‘Een last minute orderwijziging of een kan betekenen dat wel tienduizend stuks of meer moeten worden weggegooid. Dat zijn allemaal gederfde inkomsten, waarvoor we ons personeel wel hebben moeten laten doorwerken. Dat gaat ten koste van onze marge als fabrikant, die al minimaal is, en daarmee ook ten koste van de investeringen die we kunnen doen in veiligere, gezondere werkplekken, betere arbeidsvoorwaarden of milieuvriendelijke productiemethoden.’

Doordat merken niet vooraf een aanbetaling doen voor de productiekosten, zijn ze ook minder kritisch op de hoeveelheden die ze bestellen

‘Bovendien: doordat merken niet vooraf een aanbetaling doen voor de productiekosten, zijn ze ook minder kritisch op de hoeveelheden die ze bestellen. Als ze erachter komen dat een bepaald item toch niet goed loopt, laten ze het vernietigen en vinden ze wel een manier om de financiële schade zo veel mogelijk op ons, de producenten,

‘Als manager had ik graag een gesprek met mijn klanten gehad over wat zo’n verandering voor ons betekende, of zo’n keuze al die extra kosten en stress waard was. Maar ik was bang dat ze me als “moeilijk” en “onbehulpzaam” zagen en de volledige order

Ging je hierdoor anders kijken naar wat eerlijke en duurzame productie inhoudt? 

‘De door merken en ngo’s bedachte richtlijnen waren helemaal niet realistisch. Zeker niet gezien de druk waaronder we stonden om snel en goedkoop te produceren. Ik ben het er volledig mee eens dat fabrieksmanagers hun arbeiders een fatsoenlijk loon moeten betalen. Maar waarom stelt niemand de vraag waarom dat zo moeilijk is? Merken gebruiken, of misbruiken, hun macht om de (financiële) risico’s van kledingproductie op ons af te schuiven. De oorsprong van duurzaamheidsbeleid gaat in veel opzichten over wettelijke naleving – het is ontworpen als manier om de verantwoordelijkheid van merken naar de fabrikanten te schuiven. De taak van merken is nu: controleren of die fabrikanten zich wel houden aan hun regels.’

Hoe het zo is gekomen (en wat er anders kan)

Hoe is de situatie waarin niet merken, maar fabrikanten verantwoordelijk worden gehouden ontstaan? 

‘Het begint met de vraag: waarom produceren merken niet hun eigen spullen? Goedkope arbeid, verbeteringen in technologie, transport, het speelt allemaal mee. Maar minstens zo’n belangrijke drijfveer: het verschuiven van de risico’s. Merken willen niet al deze mensen op hun eigen loonlijst, niet al deze voorraden in hun boeken. Want dat willen hun aandeelhouders niet.’

Je kunt het ook niet los zien van ons economische systeem, dat elk jaar om meer en meer groei vraagt, denk ik. 

‘En dat de verkeerde prikkels creëert. Zoals gezegd: er zijn geen schurken in dit verhaal. Het slechte gedrag wordt op een bepaalde manier aangestuurd. Om dat te veranderen heb je wetgeving nodig.’ 

De Europese Commissie heeft onlangs om milieu- en sociale problemen in mondiale productieketens Hoe kijk jij daarnaar?

‘Als fabrieksmanager werd ik regelmatig gecontroleerd door inspectiediensten die ik moest verzekeren dat niet betrokken waren bij ongewenst gedrag. Dat bleek in de praktijk vrijwel omdat onze invloed op hen nihil was.’ 

‘Ik had graag gezien dat ze me vroegen naar wat binnen onze invloedssfeer viel. Dus: kun je bewijzen dat geen van je eigen zakelijke praktijken een prikkel voor je partners creëert om zich onethisch te gedragen? Kortom: of ik mijn leveranciers wel op tijd betaalde, hoe we afspraken maakten, hoe we risico’s en opbrengsten verdeelden.’ 

‘De huidige Europese wet, waarin staat dat merken moeten kunnen aantonen dat er geen misstanden in hun productieketens schuilgaan, gaat naar mijn idee te veel over dat eerste: hoe controleer ik effectief wat anderen doen? En zou meer over dat tweede moeten gaan: op welke manier beïnvloedt mijn gedrag je?’ 

Als je terugkijkt, wat had jou als fabrikant kunnen helpen om betere keuzes te maken?

‘Niemand in deze industrie weet van tevoren wat wel en niet gaat verkopen. Als producten niet verkopen, wie betaalt ze dan? Dat risico moet eerlijk verdeeld

‘En dat vereist een heel ander soort gesprek – een waarin we onze vooroordelen over wat goed en slecht is opzijzetten. Onszelf omringen met mensen die heel andere levenservaringen hebben. De mensen laten meepraten die het meest weten van productie, hoe dat eerlijker en duurzamer kan en waarom het nu niet lukt: de fabrikanten.’ 

Jij had uiteindelijk de keuze om aan de stress van dit werk, dit systeem, te ontsnappen. Jouw collega’s in de fabriek niet. Hoe voelt dat voor jou?

‘Door mijn werk in Cambodja werd ik geconfronteerd met mijn eigen voorrecht. De enige reden waarom ik de baan van manager had en sommige van mijn getalenteerde collega’s niet, was vanwege mijn voorrecht: opleiding, taal, huidskleur, economisch, uit een bepaalde plaats komen, de lijst gaat maar door. In feite zijn dat ook de enige redenen waarom ik degene ben die doet wat ik nu doe – een podcast maken, schrijven, advies geven, en mijn collega’s in de productiewereld niet.’ 

‘Hierdoor voel ik me nederig én gemotiveerd. Ik heb met een aantal superscherpe mensen gewerkt, die ook enorm om mensen en de planeet geven, en die me zo veel hebben geleerd. De mainstream verhalen over duurzame mode die we tegenwoordig hebben, doen hun geen recht.’

Lees ook: