Wat ís woningnood eigenlijk?
Vorige week was ik in het Poolse Katowice voor het World Urban Forum (WUF), een tweejaarlijkse conferentie over stedelijke ontwikkeling van de VN. Ik was gewend aan de vastgoedconferenties die ik voor mijn vorige baan bij Het Financieele Dagblad bezocht, en die steevast het terrein waren van mannen in blauwe pakken die na het sluiten van een deal graag een oester hun keel in lieten glijden.
Nu was ik in een heel andere omgeving terechtgekomen, besefte ik toen ik de hal van het WUF betrad. De hal stond vol opgestapelde, gekleurde blokken die dienstdeden als bankjes. Er waren veel vrouwen, en de dresscode varieerde van driedelige pakken tot felgekleurde jurken, sari’s en sandalen.
De reden voor de bijeenkomst: naar verwachting woont in 2050 zo’n 60 procent van de wereldbevolking in steden. Op dit moment zijn steden al goed voor zo’n 80 procent van het wereldwijde bbp, en 70 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Veel inwoners van steden hebben geen toegang tot basisvoorzieningen als betaalbare huisvesting, schoon water en gezondheidszorg.
Hoog tijd dus om de verstedelijking in goede banen te leiden.
Idealisme voor klimaatbestendige, rechtvaardige, feministische steden
In honderden bijeenkomsten bespraken de ongeveer twintigduizend deelnemers (van wie een deel online meekeek) hoe dat moet. Burgemeesters en hoge ambtenaren van steden als Bogotá, Barcelona en Tirana vertelden hoe zij de binnenstad autovrij maken, wijken vergroenen en voorzieningen als onderwijs en winkels bereikbaar maken voor mensen die de zorg dragen voor kinderen of zieke ouders.
Tijdens speciale rondetafels was het vervolgens tijd om afspraken te maken. Waaraan konden de (lokale) overheden zich committeren? Wat zouden zij de komende jaren doen om de doelen uit de New Urban Agenda, het officiële VN-programma voor de ontwikkeling van steden, te verwezenlijken?
Ik vond het opvallend hoe idealistisch de conferentie was, en hoezeer mensen van over de hele wereld het met elkaar eens waren over waar het heen moet met hun steden. Het enthousiasme over aanpassingen aan de klimaatverandering, feministische stedenbouw en het bevorderen van biodiversiteit was aanstekelijk. Als het aan de aanwezigen lag, zou het vanaf nu allemaal anders (en beter) worden.
De groene stadscentra zijn lang niet voor iedereen toegankelijk
Maar er was ook een keerzijde. Zo kon ik op de hele conferentie maar een paar investeerders ontdekken, en gingen meerdere sessies over de moeilijkheid om financiering te vinden voor alle projecten die steden beter maken. Want de plekken die het het hardst nodig hebben, zijn voor beleggers vaak het meest risicovol om hun geld in te steken.
Bovendien bereiken de initiatieven om steden aantrekkelijker en duurzamer te maken lang niet iedereen. Vaak blijft het bij mooie pilotprojecten, vertelden medewerkers van grassrootsorganisaties en ngo’s. Dat komt doordat stadsbesturen en regeringen vaak te weinig weten over wat zich lokaal afspeelt. Over wat bewoners écht nodig hebben en hoe ze zich gedragen.
Zo bouwde Brazilië een groot aantal woningen voor inwoners van de favela’s. Maar omdat die te ver weg stonden van hun werk en familie, keerden velen weer terug naar hun oude, informele woonplek.
Bovendien: het is mooi om wijken autoluw te maken en te vergroenen. Maar het is ook belangrijk om te kijken wie er vervolgens toegang toe heeft. Als in het centrum van Parijs alle voorzieningen met de fiets of te voet te bereiken zijn, hebben de inwoners van de buitenwijken daar weinig aan. En als een wijk door alle groenstroken en tuinen populairder – en dus duurder wordt – kan dat bijdragen aan de verdringing van de mensen die er wonen.
Wat onderbelicht blijft in het debat over de woningnood
Wat ik eigenlijk in Katowice deed? Ik wilde er nieuwe ideeën opdoen, en originele denkers leren kennen die kunnen helpen de structuren achter de woningnood te begrijpen. Ik wil weten wat er in het huidige debat over wonen onderbelicht blijft. En hoe het herkennen daarvan kan bijdragen aan een oplossing.
Er is bijvoorbeeld al veel geschreven en gezegd over het tekort aan huizen. Maar zoals het mislukte woningbouwprogramma in Brazilië laat zien, is dat lang niet het enige wat belangrijk is. Er is veel te weinig bekend over wat het betekent als mensen geen huis hebben dat ze in staat stelt in de buurt te werken, deel uit te maken van sociale netwerken, gebruik te maken van diensten als zorg en onderwijs. En voor hoeveel mensen dit überhaupt geldt.
Kortom: er is nog veel te weinig bekend over wat woningnood precies inhoudt.
De komende tijd zal ik besteden aan het uitwerken van de ideeën die ik in Polen heb opgedaan. Aan het praten met nog weer andere denkers, het lezen van boeken en natuurlijk het opschrijven van wat ik heb geleerd.
Omdat dat veel tijd kost, zal ik deze nieuwsbrief tijdelijk elke vier weken versturen. Vandaag bij hoge uitzondering op donderdag, vanaf begin volgende maand weer op dinsdag.
Bouwplannen in Nederland houden te weinig rekening met klimaatverandering
Over klimaatbestendigheid gesproken: vandaag verscheen een artikel van mijn hand over de gevolgen van klimaatverandering voor de woningbouw in Nederland. Is het nog wel verstandig om te bouwen in de lage delen van ons land, nu de zeespiegel steeds verder stijgt en de bodem daalt?
Dat hangt ervan af hoe de huizen worden gebouwd, en waar precies. Is er in de buurt bijvoorbeeld een plek waar overtollig water naartoe kan? Of staan de huizen zo hoog dat ze niet kunnen overstromen?
In ieder geval is duidelijk: op dit moment houdt de Nederlandse overheid bij het maken van bouwplannen te weinig rekening met het stijgende water en de dalende bodem. En dat is erg, want als het aan Hugo de Jonge ligt, moeten er tot 2030 zo’n 900.000 woningen bij komen. Als huizen er eenmaal staan, zijn ze niet makkelijk meer te verplaatsen. De minister zou er dus goed aan doen om terug te gaan naar de tekentafel.
Tot de volgende,
Josta
P.S. Er was deze keer zo veel te vertellen dat ik de lees-, kijk- en luistertips even achterwege heb gelaten. Volgende maand weer!