Retourtje Rwanda voor massamoordenaars
Vandaag begint in Den Haag een belangrijk uitleveringsproces tegen een vermeende oorlogsmisdadiger uit Rwanda. De zaak stelt de rechtbank voor duivelse dilemma’s. Rwandezen die in Nederland een toevlucht vonden, wachten de uitkomst in spanning af.
Hoe moet Nederland voorkomen dat buitenlandse oorlogsmisdadigers hier straffeloos rondlopen? En hoe ver mag Nederland daarbij gaan? Dat zijn de vragen die zich opdringen bij de behandeling van een uitleveringsverzoek vanmiddag voor de rechtbank in Den Haag.
Juristen die zich met internationale misdrijven bezighouden, waar ook ter wereld, volgen deze rechtszaak met spanning. Maar oneindig veel groter is de spanning onder de Rwandezen die in Nederland wonen. Zij dachten in Nederland een toevluchtsoord te hebben gevonden. Hoe veilig zijn ze hier nog?
De Haagse rechtbank moet beslissen of de 37-jarige Jean-Claude I. aan Rwanda mag worden uitgeleverd. De Rwandese justitie heeft daarom gevraagd. Ze verdenkt hem van genocide, oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en foltering. Hij zou tijdens de genocide in Rwanda in 1994 leider van een gewapende militie zijn geweest en gejaagd hebben op Tutsi’s . zou betrokken zijn geweest bij massamoorden in de hoofdstad Kigali en in Nyanza.
Jean-Claude woont in Voorburg. Zijn huis kijkt uit op het Internationale Strafhof.
Het zou voor het eerst zijn dat Nederland iemand uitlevert aan Rwanda die van genocide wordt verdacht. En waarschijnlijk ook niet voor het laatst. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is druk bezig om zeker veertien mensen die in Rwanda zijn geboren hun Nederlandse verblijfsvergunning te ontnemen. Dat kan volgens artikel 1F van het vluchtelingenverdrag als er ernstige vermoedens bestaan dat iemand zich aan oorlogsmisdaden heeft schuldig gemaakt.
Zo deed de IND het ook met de 37-jarige Jean-Claude. Zijn verblijfsvergunning raakte hij twee jaar geleden kwijt. In maart van dit jaar verklaarde de rechtbank zijn beroep ongegrond.
Tijdens de genocide in Rwanda werden in drie maanden tijd zeker 800.000 mensen op beestachtige wijze vermoord. Het ging om tien procent van de bevolking, om drie op de vier Tutsi’s. De hoofdverantwoordelijken voor de genocide zijn door het Rwanda Tribunaal in het Tanzaniaanse Arusha berecht. Ruim 700.000 daders - geen tikfout - zijn in Rwanda zelf veroordeeld door lokale volksrechtbanken in het kader van de zogeheten gacaca -rechtspraak. Duizenden mensen met bloed aan hun handen zochten een heenkomen in buurlanden of melden zich als asielzoeker in het Westen. Zij staan te boek als gezocht.
Pas de laatste vijftien jaar groeit in het Westen het besef dat internationale vluchtelingenstromen niet alleen slachtoffers aanvoeren maar ook daders
Pas de laatste vijftien jaar groeit in het Westen het besef dat internationale vluchtelingenstromen niet alleen slachtoffers aanvoeren maar ook daders. Dat inzicht ontstond na de genocide in Rwanda, en na de oorlogen op de Balkan, in Afghanistan en in Irak. Sinds 2003 kent Nederland een wet Internationale Misdrijven. Binnen het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie is het team Internationale Misdrijven de kleinste club.
De Nederlandse regering heeft altijd verklaard dat Nederland geen vrijhaven voor oorlogsmisdadigers mag zijn. Makkelijk gezegd. Maar het team Internationale Misdrijven heeft niet de mankracht en de middelen om onderzoek in te stellen naar alle mogelijke verdachten. Het gaat om cold cases op wereldschaal. Misdrijven die gepleegd zijn in een ver verleden, in een land ver weg. Harde bewijzen zijn niet meer te vinden. Archieven zijn vernietigd, of niet toegankelijk.
Het is al een hele prestatie dat het team er de afgelopen jaren in geslaagd is om twee personen aan te klagen voor hun betrokkenheid bij de genocide. De eerste, de Rwandees Joseph M, werd in 2011 in hoger beroep veroordeeld tot levenslang. De tweede, de bejaarde Yvonne B., die sinds 2004 de Nederlandse nationaliteit heeft, kreeg op 1 maart zes jaar en acht maanden cel.
Maar opsporing en vervolging zijn tijdrovend en kostbaar. Alleen het onderzoek naar Yvonne B. heeft al vier jaar gevergd. Er moesten 71 getuigen in negen landen worden gehoord.
De officieren van justitie van het team Internationale Misdrijven dragen dit werk maar wat graag over aan hun collega’s in Rwanda. Daar bevinden zich de meeste getuigen. Daar wonen ook de slachtoffers of hun nabestaanden. Daar kennen ze de taal en cultuur. Zo krijgt Nederland de handen weer vrij om ook oorlogsmisdadigers uit andere landen te vervolgen, zoals uit Syrië en Libië.
Rwanda heeft Nederland al in 2007 en 2009 om uitlevering van zestien verdachten gevraagd. Destijds was zo’n verzoek nog kansloos, omdat het rechterlijk apparaat in Rwanda te zwak werd geacht om garant te kunnen staan voor een eerlijk proces. Maar inmiddels is dat apparaat versterkt, mede met Nederlandse hulp. Rechters en opsporingsambtenaren kregen trainingen. Er werd een getuigenbeschermingsprogramma opgezet. Er kwamen cellencomplexen die aan de internationale normen voldoen, ook mede door Nederland gefinancierd.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in oktober 2011 dat uitlevering van een Rwandese verdachte door Zweden aan Rwanda niet in strijd was met het recht op een eerlijk proces en het recht op een menselijke behandeling. Volgens het Nederlandse Openbaar Ministerie hebben Zweden, Noorwegen en het Rwanda Tribunaal intussen vermeende plegers van genocide uitgeleverd aan Rwanda. Dat geldt ook voor Canada, zegt Thijs Bouwknegt, onderzoeker bij het Niod, het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies.
Dat Nederland geen uitleveringsverdrag heeft met Rwanda, ziet Bouwknegt als een complicerende factor, maar niet als onoverkomelijk. Drie jaar geleden tekende de toenmalige minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, een intentieverklaring om te komen tot zo’n verdrag.
Rwanda is er veel aan gelegen om dit proces tot een succes te maken
Cruciaal zal zijn, verwacht Bouwknegt, of de rechtbank ervan overtuigd is dat Jean-Claude een eerlijk proces wacht in Rwanda. Volgens Bouwknegt lijkt aan alle voorwaarden voldaan. ‘Rwanda is er veel aan gelegen om dit proces tot een succes te maken. Deze uitleveringszaak is een testcase. Als de rechtbank instemt, zullen er meer uitleveringen volgen.’
Maar volgens de jurist Jan Hofdijk zou dat ‘misdadig en rampzalig zijn’. Hij zegt dat Rwandese rechters partijdig zijn en naar de pijpen dansen van president Paul Kagame. Hij zegt dat het regime de rechterlijke macht voor politieke doeleinden gebruikt. Politieke tegenstanders in het buitenland zouden systematisch worden zwart gemaakt. Door hen te beschuldigen van genocide.
Hofdijk verdedigt de belangen van vier cliënten die hun verblijfsvergunning dreigen kwijt te raken omdat ze, zegt hij, ten onrechte door de IND in verband worden gebracht met genocide. Zij zouden de volgenden kunnen zijn die op het vliegtuig naar Rwanda worden gezet.
Wordt het internationaal recht daarmee gediend? Of wordt het internationaal recht zo ondermijnd? Voor die hamvraag ziet de Haagse rechtbank zich gesteld.