Nederland heeft een Derde Kamer nodig (en jij zit er straks misschien in)
Landen om ons heen laten zien: als burgers mogen meedenken, komt er beweging in vastgelopen politieke discussies. Kan Nederland van zijn achterstand een voorsprong maken met het instellen van een Derde Kamer? Een permanent burgerberaad op nationaal niveau?
Soms voltrekken grote politieke omwentelingen zich geruisloos en onzichtbaar. Ze worden niet voorafgegaan door mensenmassa’s die zich verzamelen op de pleinen van grote steden, niet door volksopstanden of door politici die elkaar in de haren vliegen. Nee, soms is voor een politieke omwenteling niet meer nodig dan geroezemoes ergens in een zaaltje in een kleine stad die bijna niemand kent. Eupen bijvoorbeeld.
Eupen is een pittoresk stadje in het oosten van België. Het is de hoofdstad van Duitstalig België – ook wel Ostbelgien genoemd, een deelstaat die nog geen 80.000 inwoners heeft, maar wel een eigen parlement en minister-president. Die minister-president, Oliver Paasch, besefte in 2017 dat zijn inwoners leden aan ‘democratische vermoeidheid’: ze waren ontevreden over de politiek, maar geloofden er niet meer in dat ze daar door te stemmen veel aan konden veranderen. Hoewel Duitstalig België (net als de rest van België) stemplicht kent, liep de opkomst bij verkiezingen al jaren terug.
Paasch besloot het voorbeeld te volgen van steden als het Duitse Herrenberg en het Zwitserse Freiburg, waar het stadsbestuur burgers om hulp vraagt bij allerlei maatschappelijke kwesties. Dat doen ze onder meer door middel van burgerberaden: een groep gelote inwoners die met elkaar in gesprek gaat en de politiek adviseert over een thema waar zij zelf niet uitkomt.
In het najaar van 2017 vond in Eupen een kleinschalig burgerberaad plaats. 24 gelote inwoners uit heel Duitstalig België bespraken hoe de kinderopvang eruit zou moeten zien in de deelstaat, en formuleerden een reeks aanbevelingen voor de politiek. Dat leidde tot bruikbare voorstellen en enthousiasme bij zowel politici als inwoners over deze manier van samenwerken.
Leuk en aardig, maar het parlement van Duitstalig België begreep ook wel dat de democratische vermoeidheid van burgers nog niet opgelost was met zo’n eenmalig experiment. Daar was meer voor nodig. Veel meer.
Daarom nam het parlement een revolutionair besluit: Duitstalig België zou de eerste plek ter wereld worden met een permanent burgerberaad – een soort Derde Kamer van gelote burgers dat naast het verkozen parlement bestaat. De taak van dit ‘burgerparlement’ is om burgerberaden te starten rond onderwerpen die onvoldoende aandacht krijgen van de politiek of waar politici op vastlopen.
Met het 'Ostbelgien-model' werd geschiedenis geschreven
In 2019 was het zover. Duitstalig België schreef geschiedenis door burgers een permanente plek te geven in de politieke besluitvorming.
Dit zogenaamde ‘Ostbelgien-model’ combineert eigenlijk twee burgerberaden: de een is permanent, de ander ad hoc.
In dat permanente burgerberaad nemen 24 burgers anderhalf jaar zitting (niet fulltime, maar een paar dagen per jaar). Zij bepalen in overleg met andere inwoners en het maatschappelijk middenveld over welke drie thema’s in die periode afzonderlijke burgerberaden zullen worden georganiseerd.
Deelnemers aan zo’n ad hoc burgerberaad buigen zich vervolgens over een van de gekozen onderwerpen en ontwikkelen aanbevelingen daarvoor. Het eerste burgerberaad ging bijvoorbeeld over de vraag hoe de zorg verbeterd kan worden voor zowel het personeel als de patiënten. Dit jaar was het onderwerp duurzame en betaalbare huisvesting.
Na afloop van het ad hoc burgerberaad blijft de permanente raad in contact met de politiek om in de gaten te houden in hoeverre de geaccepteerde aanbevelingen ook zoals afgesproken uitgevoerd worden. Als het gekozen parlement besluit af te wijken van aanbevelingen, moet het dat schriftelijk motiveren. Het advies is dus niet bindend (dat kan grondwettelijk ook niet), maar wel dwingend.
Wat zijn de voordelen van een permanent burgerberaad?
Inmiddels hebben Parijs, Aken en de Londense deelgemeente Newham het voorbeeld van Duitstalig België gevolgd. Slim, want permanente burgerberaden hebben een aantal voordelen ten opzichte van eenmalige.
Ten eerste hoeft niet telkens het wiel opnieuw uitgevonden te worden, waardoor burgerberaden efficiënter en goedkoper kunnen worden opgezet. Ten tweede hebben veel meer mensen kans om mee te doen dan wanneer een burgerberaad maar één keer plaatsvindt. En niet onbelangrijk: permanente burgerberaden monitoren de politieke opvolging van de aanbevelingen, wat bij eenmalige burgerberaden nog weleens achterwege blijft.
De bevolking ziet dat de aanbevelingen die ‘mensen zoals zij’ hebben ontwikkeld, serieus genomen worden door de politiek
Nog een voordeel: waar een enkel burgerberaad al tot meer vertrouwen kan leiden tussen politiek en burgers, neemt de kans daarop toe als ze vaker plaatsvinden (als ze goed worden georganiseerd tenminste). De bevolking ziet dan dat de aanbevelingen die ‘mensen zoals zij’ hebben ontwikkeld, serieus genomen worden door de politiek.
En tot slot: permanente burgerberaden zorgen er niet alleen voor dat het voor politici makkelijker wordt om moeilijke besluiten voor de lange termijn te nemen, maar ook om deze te waarborgen. Het permanente burgerberaad blijft namelijk langer bestaan dan de zittende regering.
Een Derde Kamer in Nederland?
Het Ostbelgien-model betekende een politieke omwenteling in Duitssprekend België en toont de rest van de wereld hoe je de representatieve democratie kunt versterken door inwoners permanent bij besluitvorming te betrekken.
Hoewel deze permanente vorm in een paar steden navolging krijgt, is het nog behoorlijk uniek. Dat geldt niet voor ad hoc burgerberaden. Die vinden al een aantal jaar plaats in veel Europese landen, waaronder Ierland, Schotland, Duitsland, Frankrijk en Denemarken.
Nederland loopt nogal achter wat dat betreft. Vandaar dat ik mij de afgelopen twee jaar hard heb gemaakt om ook hier zo’n nationaal burgerberaad van de grond te krijgen. Afgelopen zomer pas kwam de landelijke politiek voorzichtig in beweging. Begin juli stuurde minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) een brief naar de Tweede Kamer met het voorstel voor een landelijk burgerberaad rond het klimaat; het is afwachten of het parlement dat ook een goed idee vindt.
Daarom vraag ik me af: kan Nederland van die achterstand geen voorsprong maken? Wat als we leren van de ervaringen in het buitenland en als eerste land een permanent burgerberaad op nationaal niveau inrichten? Hoe zou zo’n Derde Kamer er dan uit moeten zien en hoe zorg je dat het niet het zoveelste vrijblijvende adviesorgaan wordt?
Ik vraag het aan Catherine van Es, junior docent staats- en bestuursrecht aan de UvA. Zij zocht uit op welke manier een klimaatburgerberaad wettelijk verankerd zou kunnen worden, om het zoveel mogelijk zeggenschap te geven. Een van die mogelijkheden lijkt op een permanent burgerberaad. ‘Het permanente burgerberaad in Duitstalig België lijkt in staatsrechtelijke termen op wat we in Nederland een openbaar lichaam noemen’, vertelt ze mij.
Een wat?
‘Een openbaar lichaam is een rechtsvorm. De Sociaal-Economische Raad (SER) is bijvoorbeeld zo’n instituut. Het is in het leven geroepen door het Rijk, heeft een duidelijk inhoudelijk mandaat en kan zelfstandig opereren. Het parlement zou een nieuw openbaar lichaam kunnen instellen, bestaande uit gelote burgers, met de opdracht om gevraagd en ongevraagd aanbevelingen te doen over allerlei onderwerpen.’
Juridisch gezien kan het dus, maar welke voordelen heeft een permanent burgerberaad volgens haar? ‘Gekozen politici doen weinig voor onderwerpen waar ze niet binnen vier jaar de vruchten van kunnen plukken. Daarom houden hun besluiten te weinig rekening met de rechten en bestaanszekerheid van toekomstige generaties. Een permanent burgerberaad kan tegenwicht bieden aan die zwakte van de parlementaire democratie.’
Van Es vreest wel dat het lang kan duren voor het parlement besluit tot de instelling van zo’n openbaar lichaam. ‘Het is op zich niet ingewikkeld: de grondwet hoeft er niet voor veranderd te worden. Er is alleen een nieuwe wet nodig die de taken en bevoegdheden van het permanente burgerberaad omschrijft. Maar daar is politieke wil voor nodig.’
Een combinatie van gemeenschappelijke en gevestigde belangen
Volgens Wim Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, zou die politieke wil er juist nu weleens kunnen zijn: ‘Het kabinet beseft dat het het vertrouwen van burgers aan het verliezen is. Bovendien zijn er tal van dossiers waarop de politiek dreigt vast te lopen: stikstof, huisvesting, energietransitie, klimaat.’
Er wordt pas mét groepen gepraat als er ophef ontstaat. Vaak omdat die groep zich niet gehoord voelt
Volgens hem passen dit soort vormen van burgerparticipatie goed bij Nederland. ‘Mensen willen graag deelnemen en bijdragen aan de samenleving. Maar allerlei vormen van maatschappelijk overleg zijn sinds de jaren negentig verdwenen.’ Het gevolg is dat er veel óver boeren, óver leraren, óver jongeren wordt gepraat, en te weinig mét hen. Dat gebeurt vaak pas als er ophef ontstaat – niet zelden veroorzaakt doordat een groep zich niet gehoord en betrokken voelt door de politiek. In de woorden van Voermans: ‘Overheid en samenleving dreigen steeds meer ontkoppeld te raken.’
Een permanent burgerberaad kan daarin de missing link zijn, denkt hij. ‘De politiek loopt vast en polderakkoorden leiden tot wantrouwen. Dat is geplooi en geschik achter de schermen, terwijl burgerberaden transparant en inclusief zijn. Een permanent instituut garandeert bovendien continuïteit.’
Maar volgens Voermans zouden niet alleen burgers een zetel moeten krijgen in een permanent burgerberaad, dat hij trouwens ook geen burgerberaad, maar een samenlevingsberaad zou noemen. ‘Dat kan bijvoorbeeld voor driekwart uit burgers bestaan. De rest van de zetels is voor belangengroepen, instellingen en enkele door de regering benoemde leden.’ Een combinatie van gemeenschappelijke en gevestigde belangen dus. Volgens Voermans is de kans zo groter dat de gevestigde orde zich na afloop schaart achter de uitkomst van de ad hoc burgerberaden.
Zowel Van Es als Voermans benadrukken dat de opdracht van een permanent burgerberaad kraakhelder omschreven moet zijn. Voermans: ‘Als de SER een advies afgeeft, springt de Tweede Kamer in de houding. Nergens staat dat die adviezen van de SER opgevolgd moeten worden, maar hun taak en verantwoordelijkheid is zo duidelijk omschreven dat het parlement zich daartoe kan verhouden.’
Een idee voor de landelijke politiek
Bij deze dus een idee voor Kamerleden en het kabinet om over na te denken in deze laatste weken van het zomerreces: vijftig gelote Nederlanders vanaf 15 jaar oud, die voor anderhalf jaar zitting nemen in de Derde Kamer.
Hun taak: minimaal drie ad hoc burgerberaden initiëren over welk onderwerp dan ook. De politiek kan suggesties doen voor onderwerpen, maar de Derde Kamer beslist welke het worden. Dit ‘openbaar lichaam’ opereert zelfstandig, maar de regering kan wel een toezichthouder aanwijzen.
Het enige dat nodig is om deze democratische vernieuwing voor elkaar te krijgen: een gewone wet die de taken en bevoegdheden van de Derde Kamer omschrijft. En vertrouwen van de politiek in de inwoners van Nederland.