Gelukkig voor Nederland toonde Memphis Depay tijdens de voetbalwedstrijd Nederland-Australië weer eens zijn slechtste gewoonte op het veld: schieten vanuit een positie waaruit je niet hoort te schieten.

de goal nog eens terug. Depay krijgt de bal halverwege de Australische helft aangespeeld, neemt hem aan, geeft de bal een tikje vooruit, en schiet dan vanaf een meter of dertig. De bal spuit van de schoen, richting het midden van de goal, maar draait halverwege iets naar rechts weg, en verdwijnt in het doel via de handen van de Australische keeper Mat Ryan, die zich niet eens volledig uitstrekt, verrast als hij is door het ‘zwabberen’ van de bal.

De 3-2 bleek later de winnende goal en de media roepen Depay uit tot man van de wedstrijd, mede omdat hij ook al de pass gaf waaruit Robin van Persie de 2-2 Zijn medespelers roemen hem, en bondscoach Louis van Gaal geeft Depay in een interview met Jack van Gelder na de wedstrijd complimenten. Over zijn passeerbewegingen en over zijn traptechniek. ‘Hij heb [sic] een fantastische traptechniek… [Zijn traptechniek] is een aparte kwaliteit, die hij

Kortom, Depay had alle reden om ’s avonds bij het tandenpoetsen tevreden te kijken naar de tekst die hij twee jaar geleden aan de binnenkant van zijn onderlip heeft laten tatoeëren:

SUCCESVOL?

Maar was het nou wel zo’n goed idee van Depay, schieten vanaf die plek?

Achteraf gezien wel, natuurlijk. De bal zat erin, Nederland bereikte er de volgende ronde mee, en Depay maakte de pijn van de tatoeage weer een stukje meer de moeite waard. Maar vooraf gezien was het schot tegen Australië nogal zinloos. De kans dat hij zou scoren vanuit die positie was immers slechts 4,2 procent, volgens

Nu is die 4,2 procent de kans om vanuit die positie te scoren voor een gemiddelde speler. En Depay is zeker geen gemiddelde speler met een gemiddeld schot – hij is zonder meer een bovengemiddelde speler. Maar zelfs als Depays traptechniek hem twee keer zoveel kans gaf – 8,4 procent – was schieten een slechte optie.

Zelfs als Depays traptechniek hem twee keer zo veel kans gaf – 8,4 procent – was schieten een slechte optie

Dit verklaart waarschijnlijk waarom het afstandsschot – een schot vanaf 20 meter of meer – aan het uitsterven is in het voetbal. Tot het chagrijn van oud-spelers en andere voetbalromantici, want dankzij spelers als Arie Haan en Ronald Koeman hoort het afstandsschot tot het Nederlandse

Twee dagen na de wedstrijd tegen Australië treurden Alfons Groenendijk, Jean Paul van Gastel en Willy van der Kuijlen in de Volkskrant naar aanleiding van Depays doelpunt dan ook over de teloorgang van het afstandsschot in het moderne voetbal.

Met het doelpunt van Depay vers in het geheugen, ben je geneigd ze gelijk te geven: ze moeten vaker schieten! En wat is er eigenlijk zo erg aan een gemist schot? Je moet schieten, anders kun je niet scoren,

Onmiskenbaar waar. Maar een mislukt (afstands)schot is niet alleen een mislukt schot. Het is ook een verkeken mogelijkheid op een betere schietkans. Depay had bijvoorbeeld kunnen passen op Robin van Persie, die met zijn handen aan het wijzen was waar hij de bal van Depay wilde hebben. Bovendien is een mislukt schot in vrijwel alle gevallen ‘balverlies’, het weggeven van de bal aan de tegenstander. Nu is dat nog niet zo erg als het schot naast of over het doel gaat. De keeper moet eerst weer een bal krijgen van een ballenjongen, en in de tussentijd kan de ploeg van de schutter weer de defensieve stellingen innemen (in voetbaljargon: ‘in de organisatie staan’), en met vertrouwen de aanval van de tegenstander afwachten.

Memphis Depay schiet vaker dan hij goed is

Maar er kan ook iets anders, vervelenders gebeuren. De keeper kan het schot vangen, en direct een tegenaanval opzetten (in voetbaljargon heet dit moment ‘de omschakeling’). En die aanval heeft een gunstig beginpunt, omdat de ploeg van de schutter bezig was met een aanval, en dus relatief veel spelers op de helft van de tegenstander heeft staan. Als de tegenstander snel handelt, kan het met een tijdelijke overmacht afstormen op het doel van de ploeg van onze schietgrage schutter (die, in voetbaljargon, ‘uit de organisatie’ staat). Dit is, overigens, zo’n beetje de tactiek van het Nederlands elftal op dit WK.

Als de tegenstanders snel handelen, kunnen ze met een tijdelijke overmacht afstormen op het doel van de ploeg van onze schietgrage schutter (die, in voetbaljargon, ‘uit de organisatie’ staat). Alle reden dus om kieskeurig te zijn met je schietkansen – tenzij je een superieure schutter

En is Depay dat? Bepaald niet.

Zelf denkt hij daar kennelijk anders over. Van alle eredivisiespelers schiet PSV’er Depay veruit het vaakst op goal: 5,3 keer per 90 gespeelde minuten, met een ruime voorsprong op de nummer 2, Graziano Pellè van Feyenoord (4,3). Dat zou geen probleem zijn als hij dat vanuit kansrijke posities zou doen. Maar Depay schiet juist vaak vanuit hopeloze posities: van de dertig spelers uit de eredivisie die het vaakst in scoringspositie komen, schiet Depay gemiddeld vanuit de moeilijkste plekken.

Ook dat hoeft nog geen probleem te zijn, als hij uit die moeilijke schoten bovengemiddeld vaak scoort. Maar ook dat is niet het geval. De denkbeeldige gemiddelde eredivisiespeler uit ons model had zeventien goals gescoord met de kansen die Depay had; Depay scoorde er twaalf. Kortom: Depay is een ongedisciplineerde schutter, die vaker schiet dan goed is, en daarmee zijn ploeg pijn doet.

Te vrezen dat Depay in alle lof die hij voor zijn doelpunt tegen Australië ontving, aanleiding ziet om vaker van een grote afstand te schieten. Zoals hij gisteren ook tegen Chili weer deed, in de 76ste minuut: van zo’n twintig meter, een prachtig ogend schot, maar – eens te meer – geen doelpunt. Wat niet zo gek was, want het schot had volgens ons model slechts 4,9 procent kans om een goal te worden.

Werd er maar vaker van afstand geschoten!

Dit leidt tot de vraag: waarom doet Depay het dan?

Omdat hij er waardering voor krijgt. Omdat veel voetballiefhebbers en –commentatoren afstandsschoten mooi De voetbaltaal weerspiegelt de waardering. Een doelpunt van dichtbij is een ‘intikker,’ een ‘puntertje,’ of een ‘schuiver.’ Een afstandsschot is een ‘streep,’ een ‘poeier,’ een ‘pegel,’ een ‘kegel.’ Of, in de woorden van Frank Snoeks toen Wim Jonk in 1992 voor Ajax tegen de Italiaanse club Torino scoorde, een ‘parelsnoer.’

Dat is het wrange aan afstandsschoten. De schutter scoort zelden, maar als hij scoort, zijn het memorabele treffers. De vele missers worden hem niet aangerekend door pers en publiek en worden zelfs vergeten. Terwijl hij zijn ploeg juist

Erger nog, een speler die niet schiet, maar passt – de goede keus maakt, dus – en daarbij per ongeluk de bal verspeelt, krijgt wel kritiek als de tegenaanval een doelpunt oplevert. ‘Slordig balverlies,’ heet dat dan.

Perverse prikkels, iemand?

Hoe afstand buiten schot raakte

Spelers als Depay zijn tegenwoordig echter een uitzondering, want het afstandsschot sterft zoals gezegd uit.

De verklaring zit hem ten eerste in de ontwikkeling van de voetbaltactiek, of preciezer gezegd, de opkomst van de verdedigende middenvelder. Dit type speler kwam tot halverwege jaren de negentig weinig voor, nu hebben veel ploegen er zelfs twee (de 2 in de opstelling 4-2-3-1).

Die verdedigende middenvelders spelen vlak voor de verdediging, zo’n 20 à 35 meter van het doel; precies in het gedeelte van het veld van waaruit spelers als Groenendijk, Van Gastel en Van der Kuijlen in de jaren zeventig, tachtig en negentig memorabele doelpunten scoorden. Maar daar staan nu die verdedigende middenvelders hinderlijk in de weg, waardoor afstandsschutters de ruimte niet krijgen om tot een schot te

Ten tweede lijken ploegen de nadelen van afstandsschoten in te zien. De coach van de Engelse club Arsenal, een afgestudeerd econoom en zelfverklaard cijferverslaafde, heeft zijn ploeg een verbod op afstandsschoten opgelegd, blijkens een analyse van Arsenals schotstatistieken door de blogger Colin Trainor. Voor zover wij weten, heeft Wenger daar in de pers nooit iets over gezegd, maar de statistieken zijn zo opvallend, dat er wel sprake moet zijn van bewust spel.

Trainor deelde de schoten van alle ploegen van de Engelse Premier League op in vier gebieden: ‘primaire’ posities (binnen 16 meter van de goal en recht ervoor), secundaire posities (tot circa 20 meter en iets rechts of links van de goal), ‘marginale’ posities (tot circa 25 meter en nog verder vanaf de zijkanten vanaf het veld), en ‘zeer zwakke’ posities (van 30 meter of verder). Arsenal schoot als enige ploeg nooit vanuit ‘zeer zwakke’ posities, en van alle ploegen schoot Arsenal het vaakst van

De ploeg van Wenger gaat dus zeer economisch om met haar mogelijkheden, ook al ergeren supporters zich er groen en geel aan: ze beschuldigen de spelers ervan ‘de bal in het net [te] willen

Je moet een goede positie hebben

Of ploegen op dit WK een dergelijk beleid hanteren valt niet te zeggen. Een ploeg speelt op het WK maximaal zeven wedstrijden, dat is een te kleine steekproef. Wel kunnen individuele wedstrijden goed aantonen hoe zinloos schoten soms zijn.

Neem Duitsland-Portugal van vorige week, dat in 4-0 eindigde. Duitsland schoot dertien keer op doel, Portugal veertien keer, wat gelijkwaardigheid suggereert. Maar de kwaliteit van de doelpogingen verschilde enorm. In onderstaande grafiek staat elk schot afgebeeld met een rondje. Hoe groter het rondje, hoe kansrijker het schot was.

Bron: OPTA. Illustratie: Momkai

Duitsland schiet vrijwel uitsluitend vanuit posities met een hoge scoringskans. De ploeg heeft dan ook een uitgebreide staf aan analisten en statistici die zorg dragen voor deze Portugal lijkt daarentegen maar wat te doen. Misschien komt dat doordat Portugal na de rode kaart voor verdediger Pepe 53 minuten met tien man speelde, wat het moeilijker maakt om goede kansen te scheppen. En dus probeerde sterspeler Cristiano Ronaldo er toch nog wat van te maken door van grote afstanden te schieten, vertrouwend op zijn fameuze traptechniek. (Niet toevallig is Ronaldo het grote voorbeeld van Memphis Depay.)

En Nederland? Nederland schiet vrij gedisciplineerd. Zie bijvoorbeeld de wedstrijd tegen Spanje.

Bron: OPTA. Illustratie: Momkai

Spanje schoot niet alleen minder vaak, maar ook nog eens hopelozer. Zelfs de kans van David Silva om Spanje op 2-0 te zetten, gaat er blijkens ons model maar in 26 procent van de gevallen in. Nederland – nog zonder Memphis Depay – schoot vaker en uit voorbeeldige posities.

Is schieten van afstand dan altijd fout?

Chris Anderson en David Sally halen in hun boek The Numbers Game de strategie van de Engelse club Wigan Athletic aan. Die relatief arme ploeg werd tussen 2009 en 2013 gecoacht door de Spanjaard Roberto Martínez, afgestudeerd bedrijfskundige, en net als Wenger zelfverklaard cijferverslaafde.

Onder leiding van Martínez had Wigan als strategie om juist vaker van afstand te schieten. Het is beter om van dichtbij te schieten; maar schietkansen van dichtbij scheppen, is moeilijk. En Martinez wist dat hij niet het geld had om vaardige spelers te kopen die betere kansen - dicht bij de goal - kunnen scheppen. Rijkere clubs zoeken zulke spelers immers ook en kunnen hen meer salaris betalen, waardoor die spelers nooit voor Wigan zouden kiezen.

Het vereist alleen discipline van de spelers om niet de held te willen uithangen

En dus moest Martínez wat anders doen. Hij koos voor een alternatieve strategie. Zijn ploeg moest niet scoren op de klassieke manier - door via samenspel vaak van dicht bij de goal te schieten - maar uit inworpen, vrije trappen, en schoten van relatief grote afstand. Lelijk spelen, volgens de geldende voetbalcultuur. Hoe Wigan het precies voor elkaar kreeg, wordt niet duidelijk, maar ze scoorden relatief vaak op zulke afwijkende manieren. Mede daardoor had Wigan veel succes: ondanks het kleine budget, speelde het tot vorig seizoen in de hoogste Engelse divisie, de Premier League. En het won de FA Cup, het prestigieuze Engelse bekertoernooi.

Een mooi verhaal. Maar Wigan is een uitzondering; Anderson en Sally noemen Martínez dan ook een ‘guerrillastrijder’ tegen het dominante voetbalregime, die uit financiële noodzaak zijn toevlucht neemt tot onconventionele strategieën. De regel verwoordt de Amerikaanse voetbalblogger Michael Caley Shots from outside suck.’

Sterke ploegen, zoals het Nederlands elftal, hebben spelers met genoeg techniek en inzicht om niet van grote afstand te hoeven schieten. Het vereist alleen discipline van de spelers om niet de held te willen uithangen - een boodschap die vooral Memphis Depay, maar ook onze andere enthousiaste afstandsschutter Wesley Sneijder zich mag aantrekken.

Hoog tijd dus om een van Johan Cruijffs bekendste uitspraken te vergeten, en te vervangen door een aangepaste versie: ‘Je moet zorgvuldig schieten, anders krijg je een doelpunt tegen.’

Dit stuk schreef ik samen met mijn vaste data-analist


Wil je op de hoogte blijven van mijn verhalen? Sport is een hypercompetitieve wereld die bol staat van innovatieve en archaïsche ideeën. Je kunt vechten of vluchten voor competitie. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van de artikelen die ik publiceer voor De Correspondent, deel ik de mooiste sportverhalen uit andere media en geef ik nutteloze feitjes die je kunt doorvertellen in de sportkantine of de kroeg.
Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief
Lees ook: De mythe van de voetbaltrainer die het verschil maakt Nu het WK in Brazilië nadert, zijn alle ogen gericht op bondscoach Louis van Gaal. Zoals na het kampioenschap van Ajax ook alle lof werd toegezwaaid aan trainer Frank de Boer. Maar talloze wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit: voetbaltrainers maken zelden het verschil. Waarom blijven we toch zo hardnekkig geloven in de invloed van de coach? Lees hier ons stuk over de mythe van de invloedrijke trainer terug Waarom schlemiel Lex Immers in werkelijkheid een van de beste voetballers van Nederland is De opvattingen van journalisten, trainers én toeschouwers over voetbal worden bepaald door simplistische, misleidende statistieken. Wie naar geavanceerdere data kijkt, ziet de sport opeens in een heel ander daglicht, stellen gastauteurs Michiel de Hoog en Sander IJtsma. Hoe een notoire kansenmisser een van de beste middenvelders van de Eredivisie blijkt te zijn. Lees hier onze analyse van misleidende voetbalstatistieken terug De beste keeper houdt de meeste ballen tegen, da’s logisch. Of niet? Keepers die veel ballen tegenhouden, het liefst op spectaculaire wijze, worden vaak het hoogst ingeschat. Zo ziet bondscoach Louis van Gaal het ook: op grond van dit criterium besloot hij Kenneth Vermeer niet te selecteren. Maar voor topkeepers is ballen tegenhouden juist niet het onderscheidende kenmerk, blijkt uit de statistieken. Lees hier het stuk