Op de Nederlandse universiteiten is het onrustig. In de media regent het verhalen over docenten die staken en wetenschappers die de universiteit voor de rechter slepen. Medewerkers spreken zich uit en doen verslag van de ongezonde werkcultuur en het machtsmisbruik aan de universiteiten: promovendi worden geïntimideerd door hun leidinggevenden, er wordt gepest en buitengesloten, en onderzoekers met een tijdelijke aanstelling zijn zo bang om hun baan kwijt te raken, dat ze niets meer durven te zeggen. Vooral ‘vrouwen, internationals, LHBTQI+-personen en mensen met een beperking’, staat in De Groene Amsterdammer, ‘zijn extra kwetsbaar.’
Het beeld van de wetenschapper die rustig de hele dag over de boeken zit gebogen en daar goed voor betaald krijgt, klopt dus allang niet meer. Wat gaat er mis, achter de hoge muren van de universiteit?
Een sterke angstcultuur
Binnen de muren, bij academici en hun bestuurders, zoals de Vereniging van Universiteiten (UNL), zijn de problemen aan de universiteit bekend. Net als het basis- en middelbaar onderwijs, kampt het wetenschappelijk onderwijs met chronische geldtekorten – het resultaat van een overheid die het onderwijs structureel verwaarloost.
Wie onderzoek doet aan de universiteit werkt per week wel tussen de twaalf tot vijftien uur over, waardoor veel mensen de uitputting nabij zijn. Zeker als je je carrière wilt combineren met een gezinsleven of andere zorgtaken, zijn deze werktijden funest voor je gezondheid.
‘Op dit moment is er weinig menselijks meer aan een academische baan. Het gaat om geld, prestige en macht’
Tijdelijke contracten zijn er doorgaans de norm, waardoor je als onderzoeker nooit zeker bent van een toekomst aan de universiteit. Dit zorgt voor felle competitie tussen wetenschappers, die strijden om die ene felbegeerde vaste baan. Zo worden ze ‘een soort gijzelaars van het systeem’, in de woorden van Rens Bod, Remco Breuker en Ingrid Robeyns.
De universiteit is nog steeds een overwegend gesloten en hiërarchisch instituut (de waslijst aan academische rangen is hier een goed voorbeeld van), waar een sterke angstcultuur heerst. Als promovenda of docent met een tijdelijke aanstelling ben je dus niet snel geneigd om je uit te spreken over de problemen die je ervaart. Het zou je weleens je carrière kunnen kosten.
En dit is nog maar het topje van de ijsberg. Op dit moment is er weinig menselijks meer aan een academische baan. Het gaat om geld, prestige en macht. En om output en productiviteit, in plaats van kennis en creativiteit. Het huidige neoliberale klimaat aan de universiteit, waarin je als wetenschapper een radertje bent geworden in het rad van de kennisindustrie, maakt je letterlijk ziek.
Ik kan het weten.
Het is niets persoonlijks, maar…
Toen Nederland in december vorig jaar voor de derde keer op slot ging, werd het mij te veel. Ik werkte als docent Genderstudies aan de Universiteit Utrecht en had het beruchte docentencontract: 28 uur per week, geen onderzoekstijd, maximaal vier jaar in dienst, zonder toekomstperspectief. Mijn lichaam schreeuwde: STOP! Op advies van mijn huisarts meldde ik me ziek. Daarmee nam ik een risico, want uitval is doorgaans geen aanbeveling voor een vaste baan.
Tijdens mijn verlof deed ik wat serious soul searching. Na zestien jaar ervaring, inclusief twee jaar online lesgeven tijdens de pandemie, vroeg ik me af of een wetenschappelijke carrière nog wel voor mij was weggelegd. Of het als alleenstaande moeder nog wel haalbaar was. En of ik dit, ondanks mijn liefde voor de wetenschap, zélf nog wel wilde.
Voor De Nederlandse Boekengids, in samenwerking met Uitgeverij HetMoet, schreef ik hier een essay over. De titel was Niets persoonlijks. Het was mijn manier om te zeggen dat mijn kritiek op de universiteit niets persoonlijks was; het ging om het systeem, niet om mijn collega’s of mijn leidinggevende – al zijn het wel degelijk de mensen die het systeem maken en in stand houden. Juist daarom hebben diezelfde mensen ook de sleutel tot verandering in handen.
De titel was ook een antwoord op de mantra die de universiteit maar bleef herhalen: ‘Hou je persoonlijke situatie erbuiten.’ Het idee dat alles moet wijken voor je carrière, en dat je je ‘persoonlijke sores’ zelf maar moet oplossen, is in de academische wereld zo hardnekkig dat je er na een tijdje zelf in begint te geloven. Aan de universiteit zoals we die nu kennen gaat het vooral om de geldstroom van inkomende studenten en de output van wetenschappers (publicaties en externe gelden). Het persoonlijk leven van wetenschappers wordt vaak gezien als iets dat zich volledig buiten de muren van de universiteit afspeelt; een leven dat, wil je je academische carrière behouden, bínnen de muren onzichtbaar moet blijven.
Voor mij is dit onmogelijk: als alleenstaande ouder ben ik genoodzaakt in mijn werk grenzen aan te geven. ’s Avonds lesgeven gaat vaak niet. Ik kan niet altijd mee naar borrels. De uren waarin ik niet werk voor de universiteit, heb ik nodig om mijn salaris aan te vullen. Ik kan het me simpelweg niet veroorloven om onbetaald overwerk te blijven doen.
Mijn essay is intussen veel gelezen. Nog steeds krijg ik e-mails van mensen die me vertellen hoeveel het voor ze betekende dat ik me uitsprak. De angstcultuur klonk door in de e-mails, zeker van mensen die liever niet publiekelijk hun steun wilden betuigen op sociale media, omdat ze bang waren voor de gevolgen voor hun carrière, en me dus liever persoonlijk schreven.
‘Het systeem verander je niet’
Dat ik me uitsprak over mijn persoonlijke situatie was een bewuste keuze. De bekende feministische battle cry ‘the personal is political’, neem ik nog net zo serieus als toen ik studeerde. In mijn gesprekken met collega’s, hr en de onderwijsdirecteur maakte ik duidelijk dat het me niet alleen om mij ging, maar om alle wetenschappers, en juist om de mensen met zorgtaken of ‘beperkingen’ op hun (mentale of fysieke) gezondheid, energie of flexibiliteit. Omdat de wetenschap voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn.
Het was mijn dagelijkse portie privépolitiek, om het systeem van binnenuit een klein beetje menselijker te maken.
Maar het systeem verander je niet, zeiden mijn collega’s. Ook de meest geëngageerde en activistische onder hen. We willen geen precedent scheppen, zei hr. Stel je voor.
‘De universiteit dreigt een schraal, uniform, voorspelbaar en verstikkend instituut te worden’
Die weigering om op grote schaal een menselijke maat toe te passen, gaat direct in tegen het advies van De Jonge Akademie en het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Die onderzochten de impact van de eerste lockdownperiode op het welzijn van wetenschappers in Nederland, en concludeerden dat extra aandacht nodig is om te voorkomen dat ‘kwetsbare groepen’, waaronder veel vrouwelijke wetenschappers met jonge kinderen, de wetenschap noodgedwongen verlaten. ‘Voorkom daarbij one-size-fits-all-benaderingen’, staat er. ‘Kies voor maatwerk en heldere communicatie.’
De braindrain, waar het rapport voor waarschuwt is al gaande; links en rechts verlaten getalenteerde mensen de wetenschap. Allemaal waardevolle perspectieven, die straks verloren gaan. Ik vraag me af wie het zich nog kan permitteren om de wetenschap in te gaan, en wat deze verschraling betekent voor de wetenschap als geheel. Voor de wetenschap als kennisgemeenschap – niet als bedrijf.
Als er niet snel iets verandert, stevenen we af op een regelrechte ramp: de universiteit dreigt een schraal, uniform, voorspelbaar en verstikkend instituut te worden dat alle vernieuwing en originaliteit tegengaat. Dat al het menselijke verwerpt, omdat het feit dat wetenschappers mensen zijn de ‘productiviteit’ in de weg staat.
Geld is niet genoeg
Wat kunnen we doen om dit tegen te gaan? De beweging WOinActie zet zich al jaren in voor een betere universiteit, vooral in financieel opzicht, en het studenten- en docentennetwerk The Casual Academy en de landelijke actiegroep 0.7 strijden voor de rechten van wetenschappers met een tijdelijke aanstelling. Het zijn bewonderenswaardige initiatieven – niet iedereen heeft de tijd, energie, of het privilege om actie te voeren – die vooral als collectief effect hebben.
Nu de een na de ander aan de universiteit zich uitspreekt, lijkt er iets te veranderen: na een twee maanden durende nakijkstaking van zeker 130 docenten heeft de UvA haar docentenbeleid aangepast. Vanaf nu geen jaarcontracten meer, maar aanstellingen van minimaal vier jaar met ruimte voor professionele ontwikkeling. De Universiteit Leiden gaf 119 van de 369 docenten met een tijdelijke aanstelling een vast contract omdat zij ‘structureel werk’ zouden doen – een van de voorwaarden voor een vaste aanstelling.
Minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) maakte onlangs bekend dat het kabinet miljarden euro’s meer wil investeren in het hoger onderwijs, waaronder 300 miljoen euro per jaar extra voor onderzoekers. Dit is goed nieuws, maar het feit dat dit geld enkel bestemd is voor mensen met een vaste aanstelling (universitair docenten en hoogleraren) zal de bestaande ongelijkheid tussen vast personeel en onderzoekers met een tijdelijk contract alleen maar doen groeien.
De hiërarchie moet op de schop
Waarom is het zo ontzettend moeilijk om het WO te veranderen? ‘Universiteiten zijn altijd al diep conservatieve instituten geweest’, zei Marguerite van den Berg onlangs tegen mij. ‘Er is een mentaliteitsverandering nodig.’
Van den Berg schreef het boek Werk is geen oplossing, waarin ze verzet tegen arbeid voorstelt. Binnen de universiteit, zegt ze, komt vernieuwing vooralsnog vooral van studenten. Van wetenschappers met vaste banen vraagt vernieuwing om actieve inspanningen en offers, zoals het loslaten van de hiërarchie. ‘Waarom maken we niet iedereen die gepromoveerd is, professor? Weg met het hele systeem van ud, uhd, en hoogleraar. Dat legitimeert zo veel.’
‘Als je leidinggevende bepaalt of jij wel of niet een vaste baan krijgt, spreek je je minder snel uit’
Ik ben het met haar eens. De academische hiërarchie creëert verregaande afhankelijkheden tussen mensen met gelijke kwaliteiten, die vaak hetzelfde werk doen. Als je leidinggevende bepaalt of jij wel of niet een vaste baan krijgt, ben je vanzelf minder geneigd om kritiek te uiten of van mening te verschillen. De academische denkcultuur lijdt hier ook onder – want hoe vrij ben je als je alleen beloond wordt voor ja-knikken?
De hiërarchie op de universiteit veroorzaakt zelfs psychisch leed. ‘Universiteiten minachten hun tijdelijke docenten’, schreef Hieke Huistra in een column in Trouw. Dat deze minachting wat doet met je gevoel van eigenwaarde en je zelfvertrouwen kan ik bevestigen.
En dat die tijdelijke docenten worden uitgebuit en geminacht is geen toeval; het is beleid.
De universiteit voor de rechter
Het lijkt soms alsof het aan individuele wetenschappers is om een manier te vinden om ‘met het systeem om te gaan’. Alsof het feit dat het systeem niet deugt een gegeven is, en je het daarmee maar moet doen.
Docent Marijn Scholte pikte het niet langer en spande een rechtszaak aan tegen de UU wegens ‘slecht werkgeverschap’. Volgens de huidige CAO had de universiteit hem zes maanden nadat zijn contract afliep opnieuw mogen aannemen. Scholte functioneerde uitstekend en zijn studenten en collega’s waren zeer over hem te spreken. Toch weigerde de UU hem opnieuw aan te nemen, en gaf ‘zijn’ baan aan een ander. In plaats van te investeren in haar eigen wetenschappers, neemt de UU gewoon weer een jonge, minder ervaren maar zeer toegewijde wetenschapper aan, met vier jaar later dezelfde ontgoocheling en uitputting als gevolg. Omdat het goedkoper is.
Ik hoop ten volste dat de rechter Scholte in het gelijk stelt. Ik bewonder zijn doorzettingsvermogen, maar dat zou niet nodig moeten zijn. Stel je de stress eens voor, en de onzekerheid die bij zo’n rechtszaak komt kijken. In een interview met universiteitsplatform DUB, dat zijn strijdvaardigheid prees, zei Scholte: ‘Ik heb niets meer te verliezen.’
Ik denk aan alle mensen die misschien minder strijdvaardig waren, maar net zozeer de dupe zijn van het systeem, en die de wetenschap in stilte hebben verlaten. Gedesillusioneerd, verdrietig en uitgeput. Over die mensen hoor je niets meer.
Neem risico’s, spreek je uit, staak
We moeten terug (of op weg) naar een menselijke benadering van wetenschap, waarin de wetenschapper centraal staat. Als onderzoeker, docent, én mens. Een benadering waarin we niet alleen denken aan ‘productiviteit’, zodat al het onzichtbare werk dat we doen – zoals zorg voor collega’s en studenten, begeleiding en morele steun – beloond en gezien wordt.
‘De wetenschap is geen egotrip, maar een menselijke onderneming met een sociaal-maatschappelijke functie’
‘Wat we nodig hebben,’ zegt Tim de Winkel, een van de initiatiefnemers achter 0.7, ‘zijn kleinere universiteiten en bestuurders die zich verantwoordelijk voelen. Dat dit werkt, is al bewezen; kijk maar naar Radboud of Maastricht. Daar gaat het stukken beter.’ Het percentage tijdelijke contracten is daar bijvoorbeeld lager dan bij de grotere universiteiten. Als je je verantwoordelijk voelt, denk ik, ben je minder snel geneigd om de grenzen van je collega’s of je werknemers te overschrijden. Dan handel je minder in het belang van jezelf, en meer in dat van het geheel (de vakgroep, het departement of de universiteit).
En dat is wat de universiteit zou moeten zijn: een collectief, niet een in- en incompetitieve plek waar het idee van schaarste wordt gevoed.
Dat wil ook zeggen dat mensen met vaste banen het hiërarchisch denken, dat vooralsnog in hun belang werkt, moeten loslaten. Ik zou willen zeggen: sta stil bij je eigen machtspositie. Je baan kan jij niet meer verliezen, dus neem risico’s voor het collectief. Staak. Spreek je uit. Denk niet langer alleen aan jezelf, maar aan collega’s in minder geprivilegieerde posities. De wetenschap is geen egotrip, maar een menselijke onderneming met een sociaal-maatschappelijke functie.
Ik heb inmiddels mijn ontslag ingediend. Ik denk dat mijn creativiteit en vrije denken beter tot hun recht zullen komen buiten de muren van de universiteit. Op mijn essay kreeg ik van de UU tot nu toe geen reactie.
Met dank aan Tim de Winkel en Marguerite van den Berg voor het delen van hun inzichten en ideeën.
Meer lezen?
Hoe de universiteit een megastal werd Nederlandse universiteiten vechten elkaar de tent uit. Door de manier waarop ze bekostigd worden, concurreren ze met elkaar om de groei van het aantal studenten en promovendi.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!