Power to the people: geef de energiemarkt terug aan de burger
De meeste Nederlandse huishoudens hebben geen inzicht in en geen zeggenschap over gas en licht, twee fundamentele basisbehoeften. Volgens coöperatiebestuurder Siward Zomer kan dat anders. Met een gedemocratiseerd energiesysteem, waarin iedereen kan meedoen.
Siward Zomer beschouwt zichzelf niet als revolutionair. Maar sinds hij in Amerika politieke filosofie studeerde zet hij zich wel met ziel en zaligheid in voor energiecoöperaties in Nederland en Europa. Dat wil zeggen: rustig van binnenuit de energiemarkt in Nederland transformeren, dat is het ideaal.
Als je het hebt over de energietransitie, dan gaat het in de eerste plaats om de overgang naar duurzame, hernieuwbare energie. Wind en zon met name. Maar dit gesprek focust op een andere ontwikkeling, namelijk de manier waarop ons energiesysteem is georganiseerd. Het sleutelwoord is macht. Wie beschikt over de assets, zoals dat heet, de productiemiddelen, de windmolens, de zonneparken?
In feite pleit Zomer (Vriezenveen, 1982) voor een proces van democratisering. En dat is opmerkelijk. Want we leven toch in een democratie? Ja, officieel wel. Maar dit is wat het heilige geloof in marktwerking heeft opgeleverd: op het terrein van de economie worden de belangrijke beslissingen genomen door kleine groepjes mannen die zich volledig onttrekken aan controle of medezeggenschap. En dat bij warmte en elektriciteit, basisbehoeften van onze samenleving. Zomer kan daar met zijn pet niet bij.
En hij weet waar hij het over heeft. Deze kleinzoon van een keuterboer (hij mocht hem altijd helpen met de koeien, de kippen, in de groentetuin) is coöperatief directeur van Energie Samen, dat is de koepel van alle energiecoöperaties in Nederland. Dat zijn er inmiddels bijna zevenhonderd. Er zijn plannen om organisaties op te richten in duizend wijken. Verder speelt hij een rol als secretaris van het Europese netwerk van energiecoöperaties en is hij mede-eigenaar van een aantal windmolens, via De Windvogel, een windcoöperatie.
Het is een uitgelezen moment om met hem te praten. Op dit ogenblik wordt onderhandeld over een nieuwe Warmtewet. Minister Jetten (Klimaat en Energie, D66) wil toe naar iets waar de gemeenten al langer op aandringen: de ontkoppeling van de energieprijs voor warmtenetten en de gasprijs. De startdatum is uitgesteld tot 1 juli 2024. Maar er ligt een geweldige kans voor deze minister om iets van de funeste gevolgen van de marktwerking terug te draaien.
Dit is het tweede deel van een vierluik over energie.
Voor de deur staat een doos met courgettes: 'Gratis mee te nemen'. Dat is een veelbetekenend gebaar?
‘Ja, ik heb een groentetuintje achter bij mij thuis. We hebben vier courgetteplanten, waarvan de vruchten niet aan te slepen zijn. Er hangen er elke dag drie of vier aan. Na twee weken courgettesoep of -pasta ben je dat goed zat. Dan laat ik de buren meedelen, en aan het einde van de dag zijn ze altijd weg.’
Dat is typerend voor jou.
‘Ik vind tuinieren leuk. Maar het is inderdaad ook een deling van de eigen productie. Laatst vroeg een buurman wanneer die courgettes weer zouden komen. Het nodigt uit, en het is een mooie manier om de buurt te leren kennen. Het creëert verbintenis.’
Was jij een jongen met posters van Che Guevara aan de muur? Of toch Johan Cruijff?
‘Nee, ik had zo’n traditionele Trainspotting -poster. Ik was niet geïnteresseerd in de filosofie of marxisme. Dat kwam pas tijdens mijn studie. Ik heb in Amerika twee vakken filosofie gevolgd. Aan het begin zei ik nog tegen mijn lerares: “Ik lees wel wat er staat, ik snap de woorden, maar ik snap het niet. Ik heb de limiet van mijn intellectuele capaciteiten bereikt.” Ze zei dat het een taal is die je moet leren. En aan het einde van het trimester kwam ik erachter dat ik goed was in teksten lezen en analyseren. Toen ben ik na American Studies ook sociale en politieke filosofie gaan studeren. Ik ging diehard Marx lezen, maar ook het postmoderne werk van Derrida. Dat vind ik nog steeds leuk om te doen.’
Werd daar je revolutionaire geest aangestoken?
‘Toen ik een onderwerp voor mijn scriptie moest kiezen was mijn vriendin zo slim om te zeggen: “Schrijf je scriptie over iets waar de komende veertig jaar nog werk in te vinden is, en niet zoals die Engelse professoren over een of ander obscuur zinnetje in het marxisme waar ze dan in een klein kringetje over debatteren.” In diezelfde tijd zag ik de documentaire Here comes the sun van Tegenlicht. Dat gaat over Herman Seers die in 2009 al zei dat die energietransitie geen technische transitie is, maar een sociale. De techniek is er al. Er wordt macht, letterlijk power, verlegd. Dat gaat een sociale omslag maken.’
‘Daar wilde ik mijn scriptie over schrijven. Ik heb toen nog steeds een obscure zin in het marxisme gepakt, en over een casestudy van zonnepanelen geschreven. De titel was ‘Connecting the Sun: A Critical Analysis of Karl Marx’s and Herbert Marcuse’s Theories of Technologies Through the Post-Modernist Philosophies of Bruno Latour - A Case Study on Solar Panels’. Ik denk dat drie mensen hem gelezen hebben. Je voelt je de nieuwe Marx, maar aan het einde van je scriptie kom je er altijd achter dat iemand anders het al had bedacht.’
‘In het marxisme is de vraag altijd geweest of technologie de maatschappij drijft, of dat de maatschappij de technologie drijft. De postmodernisten zeggen dat je op moet houden met die discussie en moet kijken naar de relatie tussen techniek en maatschappij. Wat verandert er als je elektriciteit gaat decentraliseren? Via mijn studiebegeleider kwam ik terecht bij energiecoöperaties. Hij deed onderzoek naar het draagvlak van windturbines. Maarten Wolsink hier in Amsterdam onderzoekt dit al sinds de jaren tachtig. Hij schrijft dat als mensen medebeslisser en eigenaar zijn, kunnen profiteren, er veel meer draagvlak is. Alle onderzoeken wijzen dat uit.’
‘In Nederland waren ze toen al blij dat er één keer een obligatie-uitgifte gedaan was. Dat was dé participatie op dat moment. Niemand kende Maarten Wolsink. Toen ben ik in plaats van door te studeren of een PhD te doen vrijwilliger geworden bij De Windvogel. Dat is een landelijke windcoöperatie waar ik in het bestuur terechtkwam. Toen werd ik gevraagd voorzitter te worden en dat heb ik zeven jaar gedaan.’
Maar er zit wel degelijk in jou een radicale revolutionair?
‘Ik ben niet voor een revolutie waarbij het hele systeem om moet. Bij iedere revolutie die dat gepleit heeft zijn daarna doden gevallen. Daar zit een groot risico in. Coöperanten in 1830 schreven dat al: “Karl Marx, als je dit zo opschrijft, gaan er doden vallen. Als jij zegt dat er een revolutie moet komen waarbij de arbeiders de staat overnemen, dan gaan ze ook gedachten overnemen en alle niet-revolutionairen een kopje kleiner maken.” Dat hadden ze goed ingeschat, honderd jaar voor Stalin.’
‘Ik ben daar huiverig voor. Aan dat soort filosofie zit vaak een grens. De een is goed en de ander slecht. Degene van het oude systeem en degene van het nieuwe systeem. Het oude systeem werkt het nieuwe altijd tegen, dus daar wil je vanaf. Als een filosofie zo in elkaar zit gaat het een keer fout, want er zijn altijd grotere puriteinen. De revolutie eet zijn eigen kinderen op. Daar moet je bij iedere ideologie voor waken.’
‘Coöperaties kunnen juist goed, binnen het huidige systeem, zelf lokale autonome systemen bouwen die democratisch georganiseerd zijn. Om zo langzaam het systeem te beïnvloeden, zonder mensen kopjes kleiner te maken.’
Je bent lid van De Windvogel, en als zodanig eigenaar van een windmolen.
‘Ik ben samen met drieduizend andere mensen eigenaar van die molens bij de A2 en de A9. Zo bouw je je eigen productiemiddelen. Daar heb je veel kapitaal voor nodig. Door gezamenlijk te werken kan iedereen een beetje kapitaal inbrengen.’
‘Toen we die molen bouwden had De Windvogel ongeveer duizend leden. In de jaren daarna zijn we gefuseerd met wat kleinere coöperaties en tot zo’n drieduizend leden gegroeid. Inmiddels hebben ze ook verschillende windparken gebouwd, mede met agrariërs in Zeewolde en Drenthe. Daarvoor is weer kapitaal nodig dus dan is er participatie en financieren ze dat gezamenlijk. Het idee is niet dat degene die er het meeste geld in heeft gestoken het het meest voor het zeggen heeft. Voor 50 euro ben je lid en dan heb je zeggenschap. Zo besluit je met z’n allen democratisch wat er met de winst gebeurt.’
Dat maakt een coöperatie sterk. Als je dat niet vastlegt dan kunnen er ook weer machtsverhoudingen ontstaan binnen zo’n coöperatie.
‘Er zijn nog zo’n dertig energiecoöperaties over van de eerste golf in de jaren tachtig. Die blinken uit in simpelheid. One person, one vote. Iedereen is gelijk. Geen A-leden, geen B-leden en geen veto’s. We doen het samen. Je legt geen geld in om daar rijk van te worden. Het is een middel om je duurzame energie te bouwen.’
Om je onafhankelijkheid te garanderen.
‘Ja, op het moment dat er een besluit moet worden genomen over verkoop, dan moet dat democratisch gebeuren. In de meeste gevallen zijn de leden van zo’n coöperatie niet ingestapt om waarde te creëren en dan ineens heel rijk te worden. Daardoor zijn die coöperaties stabiel en betrouwbaar. Ze worden niet opeens doorverkocht aan Google, of wat dan ook. Leden hebben die molens niet gebouwd om toekomstige winst naar zich toe te halen. Ze hebben die molen gebouwd omdat ze in energie een basisbehoefte zien.’
‘Daar zit het verschil tussen mensen die gefocust zijn op kapitaal vergroten en groei om het ooit te verkopen aan een grotere kapitalist, en coöperaties die gebaseerd zijn op langdurigheid, duurzaamheid, democratie, om te voorzien in de basisbehoefte van de leden. Dat is een ander soort DNA. Soms kun je samenwerken met dat soort partijen, maar het kan niet samengaan.’
Hoe groot is het enthousiasme in Nederland?
‘Er waren dertig coöperaties overgebleven van de eerste golf. Er waren er best nog wat. Maar op een gegeven moment heeft Nederland besloten om de ontwikkeling van duurzame energie over te laten aan de markt. Toen hebben we buitenlandse en Nederlandse investeerders uitgenodigd om dat te gaan doen, en daarin konden veel coöperaties niet mee. Dus die zijn gefuseerd.’
‘Maar na de eerste financiële crisis van 2008 zijn er weer veel ontstaan. Crises zijn gouden tijden voor coöperaties an sich. Dit was een perfect storm. Hoogopgeleide mensen verloren hun baan en kregen een gevoel van onbehagen. Het was een internationale crisis waar ze niks mee te maken hadden, maar ze verloren wel hun baan. Ze verloren hun grip. Ze wilden weer zeggenschap hebben over hun basisvoorzieningen. Rond diezelfde tijd werden zonnepanelen rendabel. Toen zijn er tussen 2008 en nu zo’n 673 energiecoöperaties gekomen. Als aardbeien uit de grond; die woekerplanten ondersteunen elkaar.’
‘Daar zijn zo’n 110.000 individuele mensen lid van. Dat is een kleine mate. Dat komt ook omdat we nog maar één product aanleveren (sommige meer), en dat is het gezamenlijk investeren. De productie gaat namelijk gewoon de internationale markt op. Vooral nu met de hoge energieprijzen, kijken we echt naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat bij de consumentenkant alleen de kostprijs wordt doorgerekend. Als je de systeemkosten, transportkosten en wat administratiekosten optelt is dat ongeveer de helft van wat je nu betaalt, omdat alles van de internationale markt af komt. Daar zijn de prijzen enorm hoog.’
Dat begrijp ik niet. Via je molens produceer je zelf energie, dus waarom moet het dan nog de internationale markt op?
‘Aan de ene kant gebruik je het netwerk nog. Aan de andere kant was de consumentenprijs tot op heden goedkoper dan de productieprijs. Dat kan alleen als je productiemiddelen subsidieert. In Nederland is puur de productie gesubsidieerd en gestimuleerd. We lopen nu tegen die grenzen aan. Dan krijg je netcongestie en lukrake zonnepanelen in weilanden waar er geen vraag naar energie is. Die subsidies zijn verstorend ten opzichte van de markt.’
‘Inmiddels zijn de consumentenprijzen hoger dan de productieprijzen, dus is het weer omgekeerd. Je wil lokaal opgewekte stroom zo lokaal mogelijk afleveren, want je bent zelfvoorzienend. Maar je hebt een probleem van gelijktijdigheid. Zon en wind zijn er niet altijd, dus je moet afname hebben. We hebben het niet over volledige autarkie. Je hebt altijd de internationale markt nodig. Daar is niets mis mee, want er is een superefficiënt systeem om door Europa stroom te verkopen en te handelen. Maar je wil eigenlijk niet meer afhankelijk zijn van speculatie op de markt, en gewoon een vaste prijs met mekaar afspreken.’
Mohammed Chahim had het daar ook over: de prijzen volgen de soort energie waar de hoogste prijzen voor gelden. Vind je het niet doodzonde dat je het als coöperatie helemaal voor elkaar hebt met eigen molens, en toch nog een speler moet zijn op die internationale markt waar andere wetten gelden?
‘Ja, dat is doodzonde. Maar het is ook de katalysator waardoor alle grote coöperaties bij mekaar zijn gaan zitten in Energie Samen. Hoe kan dit anders?’
‘De meeste coöperaties naaien er nu een mouw aan door cashbacks te geven. De coöperatie Betuwewind heeft vijf molens en verdient nu omdat ze die stroom op de internationale markt zetten veel geld. Ze zeggen tegen hun leden: lever je energierekening in en dan betalen wij de helft. Dat is een rudimentaire oplossing.’
‘Andere coöperaties trekken bij de gemeente aan de bel, om te kijken of ze tests kunnen doen. Vanwege de gelijktijdigheid komt er best wat bij kijken. Je moet goed inkopen op de markt; als je geen opbrengsten hebt, daar moet je wat voor regelen. Dat willen ze eerst met de gemeente uitproberen, daarna grootverbruikers, en daarna de consument. Zo kunnen ze steeds beter een steeds moeilijker profiel voorspellen.’
‘Dan komt er een systeem dat je beter op de markt kunt zetten, en kun je vervolgens binnen het huidige systeem en wetgeving die verandering doormaken. Daar denken we dus druk over na. Er zijn ook subsidieprojecten en innovatieprojecten om dat uit te zoeken. Het kan een vrij disruptief gevolg hebben als jij als coöperatie 20 procent goedkoper bent dan de markt. Dan zal het volgens economische wetten die kant op stromen.’
Ik snap niks van de systemen achter mijn energierekening. Ik zou zeggen dat jij ook geen last hebt van de energiecrisis omdat je zelf energie opwekt. Dan blijven de kosten toch laag?
‘Vroeger zeiden we: een kropje sla uit eigen tuin. Maar dat is het dus niet. Een elektron heeft een andersoortig karakter dan een kropje sla uit de tuin. Het moet direct gebruikt worden en via koper bij iemand thuis komen.’
En je moet altijd eerst die markt op?
‘Ja, je bent afhankelijk van die markt. Door gelijktijdigheid te creëren tussen afname en productie kun je met mekaar een vaste prijs afspreken. Maar in andere tijden moet je gewoon inkopen doen, en daar zit best complexe materie achter.’
‘De energietransitie was altijd een soort black box-verhaal van andere partijen. Maar ik moet het nu ook uitleggen aan mijn leden. Als lid van een energiecoöperatie ben je mede-eigenaar van zo’n molen, maar ook mede-probleemeigenaar.’
De coöperaties staan tegenover de grote energiebedrijven, in mijn ogen als David tegenover Goliath. Is het zo dat de overheid de laatste decennia consequent gekozen heeft voor het belang van die bedrijven, ten koste van de burgers?
‘Niemand heeft bij de overheid gezeten en gedacht: “Tussen wie zal ik kiezen, de bedrijven of de burgers?” Met name in de jaren negentig werd er, van PvdA tot VVD, gedacht dat de markt het meest efficiënt was. De markt is het snelst in de energietransitie. En de markt ís ook efficiënt als er geen beperkingen zijn.’
‘Alleen: de energietransitie is een kwestie van ruimtelijke ordening en daar zijn wel degelijk barrières. Er zijn plekken nodig om dat te kunnen doen. Je hebt grond nodig. Dus de enige concurrentie die je dan uitlokt, is grondspeculatie. De energietransitie is een groot spel van grondspeculatie. Bedrijven reden bij boeren het erf op en boden ze een contract aan. Daarna komt zo’n marktpartij daar niet meer af. In zekere zin is daar geen concurrentie.’
‘Wij snapten hoe dat werkt. Om dat te doorbreken moet je weten waar die besluiten worden genomen. De gemeenteraden besluiten of iemand mag bouwen, ja of nee. Ruimtelijke ordening is gedecentraliseerd in Nederland. Hitler en Napoleon hebben nog geprobeerd dat aan te passen. Dat is nooit gelukt, dus dat zal ook wel zo blijven. De nazi’s konden sommige kaarten niet vinden in Den Haag, omdat ze bij de gemeente lagen.’
‘In het klimaatakkoord hebben we het streven naar 50 procent lokaal eigendom gezet.* Dat betekent dat de gemeenten in hun ruimtelijke-ordeningsbeleid opschrijven dat elke ontwikkelaar bij zo’n grondcontract moet samenwerken met de lokale omgeving. Ze moeten gaan kijken of partijen in de omgeving partner willen worden in deze ontwikkeling. De ruimtelijke beleidskaders op grond waarvan wethouders een besluit nemen geven omwonenden weer toegang tot die markt. Anders was de markt gesloten.’
Is er bij een energiecoöperatie de kennis voorhanden om op tijd mee te kunnen denken?
‘Veel projectontwikkelaars maken nu de korte klap en maken direct afspraken met de lokale coöperatie. Dat is een perfect middel om bewoners gezamenlijk te organiseren.’
Dat beding van 50 procent lokaal is een van de grote overwinningen van Energie Samen?
‘Ik zat aan de tafel Elektriciteit met Kees Vendrik als voorzitter. De gemeenten dachten eigenlijk dat ze alle wind op zee gingen zetten. Ze wilden niet nog een keer het gezeur van het laatste energieakkoord.’
‘Gelukkig hadden een paar mensen aan onze tafel goede ervaringen met coöperatieve windparken. Berend de Vries was onderhandelaar voor de VNG. Hij was zelf wethouder geweest in Tilburg. Hij heeft vanaf stap één gezegd: “Dit wordt een coöperatief windpark.” Van idee tot aan bouw duurde het drie jaar. Dat is ongekend in Nederland. Normaal duurt het zeven tot wel twintig jaar. Er waren geen bezwaren op vergunningen, ze hoefden niet naar de rechter. Dus hij wist wat voor effect het zou hebben. Tijdens de onderhandelingen hoefden vijf soortgelijke projecten ook niet naar de rechter. Dat toonde wel aan dat die marktpartijen een andere strategie moesten gaan voeren.’
‘Gelukkig zaten er een paar medeonderhandelaars bij die ervaring hadden met projectontwikkeling. De omgevingsparticipatieparagraaf hebben we echt samen geschreven. Sommige bedrijven hanteerden die processen zelf al. Energieleverancier Vattenfall had al opgeschreven dat ze willen overleggen met de buurt, aanbieden om mee te doen en dat vastleggen in een overeenkomst.’
Er is sprake van een energiecrisis. Toch hoor je zeggen, tot mijn verbazing, dat energiebedrijven nog steeds grote winsten maken. Is dat waar?
‘Het is speculeren of ze grote winsten maken. Er komt veel geld binnen en het is makkelijk om nu winst te maken. In dit geweld kan je er makkelijk honderd euro per maand bovenop knallen. Als je honderdduizend klanten hebt…’
De drijfveer is winst maken, ook nu.
‘Het is de aard van het beestje. Het gebeurt ongetwijfeld. Het probleem is dat we het niet zeker weten. Wij lopen hier te speculeren of ze winst maken. Als je het ze netjes zou vragen komen ze met argumenten waarom het niet zo is.’
Ik kan er geen bedenken. En we verwachten allemaal dat er gezinnen zullen zijn die in de winter in de kou komen te zitten, om over ergere gevolgen maar niet na te denken.
‘Leveranciers moeten ook inkopen. Je kunt niet in hun portfolio kijken hoeveel ze moeten inkopen en hoeveel zij verkopen en tegen welke prijs. Je weet het gewoon niet.’
Weet je wel wie de eigenaren zijn van die bedrijven?
‘Ja, je kan het in de KvK opvragen. Er zijn buitenlandse investeringen. Aan het eind van het jaar zou je eventueel kunnen zien hoeveel er uitgekeerd wordt aan die investeerders. Het grote probleem is dat je een energietransitie hebt opgebouwd waar die transparantie volledig ontbreekt. En als je die transparantie wilt afdwingen heb je een overheidsorgaan van jewelste nodig. Een Autoriteit Consument & Markt die zes, zeven, acht keer zo groot is en accountants en financiële experts aan het werk heeft die al de accountants van die bedrijven de baas kunnen zijn. Dat ga je nooit voor mekaar krijgen.’
Dat is precies waarom ik net speculeerde dat de overheid kiest voor die bedrijven, volgens neoliberaal gedachtegoed.
‘De vorige keer werd mij de vraag gesteld: moet je die winsten weer afpakken? Ik zei nee, dit is een gevolg van de politieke keuzes die gemaakt zijn over de inrichting van je energiesysteem. Is het een bewuste keuze geweest? Ik denk niet dat ze de gevolgen goed konden overzien. Deze discussie loopt nu ook in de warmtetransitie. Minister Jetten moet straks een keuze maken. Gaan wij bij warmtenetten de vraag stellen: “Who owns the production?” Hebben wij als burgers zeggenschap? Wie creëert de transparantie? Gaan we dat publiek of privaat maken?’
Hier ligt een geweldige kans voor deze minister om met de Warmtewet iets van de marktwerking terug te draaien.
‘Die kans ligt er, absoluut. Dat wil niet zeggen dat er geen markt meer is. Maar als jij zeggenschap hebt over met name de assets in zo’n warmtebedrijf, dan kun je de transparantie creëren die bewoners nodig hebben om vertrouwen te hebben in zo’n bedrijf. Als coöperaties zeggen wij: de eindgebruiker (onze leden) moet tot op de koffiebonen kunnen zien wat iets gekost heeft. Dan weet je dat er niks aan de strijkstok hangt.’
‘Dat wil niet zeggen dat er niemand geld mag verdienen. Je mag best een paar centen verdienen als je iets heel efficiënts doet, en daarmee een kostenbesparing voor de afnemer realiseert, zodat je winst maakt, dat is prima. Dat is ook wat ik voorzie bij de warmtetransitie. Zorg dat de assets in handen zijn van de bewoners in een coöperatie, óf van een publieke partij, netbeheerder of gemeente. Die gaan niet alles doen. Die moeten inkopen. Bestektekeningen, communicatie, levering. Daar ontstaat de markt. Als die open is, zonder concurrentievervalsing, is het efficiënt. Men levert goeie diensten tegen goedkope prijzen. De warmtebedrijven die dat nu al doen hebben daar een enorme voorsprong.’
Daar zit dan hun winst. Nu het ‘stiekem’ gebeurt kun je denken dat er gigantische geldstromen Nederland uitgaan, op basis van de energie die we nodig hebben. Dat vind ik krankzinnig. Dus, meneer Jetten, die keuze is eenvoudig?
‘Ja, die keuze is eenvoudig. Ik denk dat hij het zelf ook wel helder heeft. De grootste tegenstand zit bij de VVD, de marktpartijen. Maar als liberaal moet je dit ook willen. Want het creëert juist een open, liberale markt, met concurrentie. Een warmtenet is een monopoliepositie. Daar is elke liberaal tegen. Die wil je of doorbreken met de overheid, of democratiseren. Voor de partijen die de assets hebben, is dat een probleem: als jij moet concurreren voor het leveren van de diensten moet je werken voor je geld. Als jij op een asset zit kom je daar nooit meer weg. Dan hoef je niet te concurreren en je diensten in orde te maken. Je hoeft alleen te voldoen aan de eisen van de wet.’
‘Dat is iets wat je nooit extern kunt reguleren. En dan kom je op een paar basisideeën. Max Weber zei het al: interne democratische regulering van Genossenschaften is altijd beter dan externe overheidsregulering. Wij zijn als coöperaties verplicht om als bestuur elk jaar met een kascommissie te dealen: zijn de tarieven in orde, waarom heb jij zulke dure koffiebonen gekocht? Dat is een interne regulering, die is veel efficiënter omdat de eindgebruiker aan het stuur zit.’
‘Het is een fundamentele keuze die je als overheid nu moet maken. Gaan we die weg op van interne regulering, met autonome democratische organisaties die zichzelf organiseren per gebied, waardoor je weinig overheid nodig hebt? Of gaan wij het privatiseren, waar je een enorm overheidsapparaat nodig hebt om ze in de tang te houden?’
Is dit het verhaal van een optimist? Van de hoopvolle? Je schetst het als een onontkoombaarheid.
‘Het is de hoop van een pragmatist. Het is altijd mijn vak geweest. Je maakt een politieke keuze die is gebaseerd op een bepaalde filosofie, en die kun je doorredeneren. Wat heb je nodig aan operationalisering? Veel mensen kunnen die politieke keuzes niet overzien. Die zitten klem in een politiek dogma, dat het of de markt of de overheid moet zijn. Praktische doorredenering van wat je kiest gebeurt veel te weinig bij dit soort politieke besluiten. Als ik doorredeneer kom ik op een logische, praktische keuze.’
We spreken over een verschuiving van de machtsverhoudingen. Je kunt zeggen: de macht ligt bij de burgers. Stel dat zij massaal overstappen op energiecoöperaties, is dat heilzaam of link?
‘In principe zou het daarmee opgelost zijn. Maar zo werkt het niet. Je moet je als energiecoöperatie verhouden tot het systeem. Als jij nog steeds duurder bent dan marktpartijen, stappen mensen daar niet op over. Die 110.000 zijn de first movers, die doen het vanuit ideologie. De rest is een meer passieve consument. Als coöperatie moet je het op zijn minst net zo goed doen als de markt.’
‘Maar wij streven inderdaad naar een verschuiving van de macht. We noemen dat de democratisering van de energietransitie. Het is mooi om de stakingen in Engeland te volgen rondom de treinen. Die zijn daar geprivatiseerd. Het is heerlijk om Mick Lynch te googelen. Je mag daar alleen voor de vakbond gekozen worden als jij op de werkvloer gewerkt hebt.’
‘Die jongens zijn zo getraind om het in simpele taal uit te leggen en in cafés uit te leggen wat ze aan het doen zijn. Die komen nu in de media en leggen het heel simpel uit: “Dit gaat over wie er zeggenschap heeft over de productiemiddelen. Dat is een eeuwenoude regel. Wij willen dat het publiek én democratisch is. Wij hebben niks tegen bedrijven. Mooie goede bedrijven die prachtige diensten leveren waardoor dat soort publieke organisaties beter worden, is prima. Maar uiteindelijk gaat het over macht, en die heb je als jij the means of production bezit.” Dat zijn voedsel, zorg, energie, woningen en transport. Als we die democratisch maken kan er een enorme markt zijn voor het leveren van diensten. Dan heb je een stabiele democratie, volgens mij.’
‘Iedereen kijkt altijd naar de democratie in politieke zin. Maar we accepteren dat de economie autocratisch is. Dat besluiten genomen worden in boardrooms door groepjes mannen. Wat heb je nou aan een politieke democratie als de macht in de economie autocratisch is? Ik snap niet dat mensen daar niet over doordenken. We gaan naar Irak om daar democratie te brengen, maar we accepteren het dat over onze olie, ons voedsel, onze zorg, besloten wordt door een groepje mannen in Amerika. Ik kan daar met mijn kop niet bij.’
Jan Terlouw zei het al een paar jaar geleden tegen mij: de politiek moet de macht weer terugnemen van de markt.
‘Ja, dat is weer die dichotomie. Alsof er maar twee dingen zijn, markt en overheid. Ik zeg: er is een derde maatschappelijke route, waar we een gedeelte van onze economie weer democratiseren. We hebben gemeentelijke energiebedrijven gehad. We hebben staatsbedrijven gehad. Als je het de overheid en ondernemingen laat doen, mengen zich politieke belangen daarin. Het verwatert. Het is altijd lastig om pure democratie rondom zo’n bedrijf te behouden. Ik zie veel meer een driehoek tussen markt, overheid en burgers. Kijk, grote dingen hoeven niet per se in een coöperatie ondergebracht te worden. Dat kan de overheid prima in staatsbedrijven organiseren. Maar probeer op kleine gedecentraliseerde dingen zoveel mogelijk directe democratie te organiseren.’
Kunnen jullie het aan met die bijna zevenhonderd coöperaties? Stel dat er een vlucht ontstaat van burgers, naar voren? Hoe makkelijk is het eigenlijk?
‘We kunnen het aan. De kennis en het kapitaal zijn beschikbaar. Het probleem is dat het niet altijd op het juiste moment op de juiste plek is. Neem een warmtenet. Dat wordt altijd betaald door de eindgebruiker. Over dertig jaar betaalt die netjes zijn rekening. Daarmee wordt het net betaald, plus de winst voor het bedrijf. Dus het geld is er. Via belastingen betalen we het ook (als er een onrendabele top is). De kennis ligt bij mensen die nu in wijken wonen en die tussen 9.00 en 17.00 uur professioneel zijn, maar blijkbaar tussen 17.00 en 19.00 uur onkundige vrijwilligers worden die niks kunnen.’
Ironie is dit?
‘Ja. Wij spreken nu consistent over professionele vrijwilligers. Omdat het idee kennelijk is dat mensen na vijven opeens domme burgers worden. Terwijl ze overdag voor een baas werken en wel slim zijn? Dus de kennis en het kapitaal zijn voorhanden, alleen niet altijd op de juiste plek. Als overheid moet je zeggen: wij gaan de kennis en het kapitaal vooruittrekken en op korte termijn volle bak investeren in deze sector.’
Wat heb je nodig, wat moet de overheid daarvoor organiseren? Kenniscentra?
‘Wij hebben niet voor niets onze eigen academie opgezet. Geef ons de ruimte om duizend wijken aan te pakken! We hebben opgeschreven wat we daarvoor nodig hebben aan fte’s. We weten uit de ervaring van 150 initiatieven wat voor mensen we nodig hebben.’
Overal in het land? Allerlei soorten wijken dus?
‘Dat is het mooie en tegelijk het grootste obstakel waardoor het voor ons lastig is. Bij de eerste energietransitie zijn de krenten uit de pap gehaald. In Amsterdam-Zuidoost, met gestapelde bouw, was het supermakkelijk: dat was één keer inprikken. Maar als energiecoöperatie heb je geen keuze. Wij wonen ergens. De afweging is niet: wat is de beste plek? Onze afweging is: wij wonen hier. In die 150 initiatieven zien we een grote diversiteit van projecten. Het kan overal. Als je jezelf kunt organiseren.’
Moet je er slim voor zijn?
‘Wij zeggen altijd: je bent een expert omdat je hier woont. Het unieke selling point is de feeling met de wijk. Je hebt je netwerk in de wijk. Dat kan geen marktpartij inbrengen. Je moet kunnen besturen om een energiecoöperatie te kunnen besturen. Dat is een vak. De een kan het beter dan de ander. Heb je ook in de politiek en bij bedrijven. Ons hele politieke systeem wordt met vrijwillige besturen georganiseerd. En iedereen kan meedoen. Het is net een voetbalvereniging. Je kunt bardiensten draaien, je kunt printjes uitdraaien, je kunt de boekhouding doen, iedereen kan zijn eigen capaciteiten en kwaliteiten inbrengen.’
Is dit systeem, dat zich nestelt in het grote systeem van de energievoorziening, beter opgewassen tegen een energiecrisis zoals we die nu kennen?
‘Dat is altijd zo gebleken. Crises zijn gouden tijden voor coöperaties. In tijden van crisis merken mensen dat zij er geen grip op hebben. Dat was al zo bij de financiële crisis en dat is bij deze crisis opnieuw het geval. Dan denken ze: we gaan het maar zelf doen. Als je geen zeggenschap hebt over de productiemiddelen, en hoe je waarde verdeelt, trek je altijd aan het kortste eind bij een crisis. Geen enkele consument kan nu naar zijn energiebedrijf stappen en zeggen: laat me eens even zien hoeveel jij verdient, en herverdeel dat onder je klanten!’
‘Maar dat kan bij energiecoöperaties wel. Bij alle coöperaties wordt er nu gediscussieerd in de ledenvergadering: “Jongens, wij verdienen met onze molens godsgruwelijk veel geld. Wat gaan we ermee doen? Steken we dat in onze zakken, omdat we geïnvesteerd hebben, of gaan we dat herverdelen?” Honderd procent van de coöperaties zegt: herverdelen!’
Dus jullie verdienen er nu aan?
‘De leden van Energie Samen, de grote coöperaties die productiemiddelen hebben, verdienen nu veel geld.’
Hoeveel is dat?
‘Betuwewind had berekend dat ze een ton per molen zouden verdienen. Ze hebben er vijf; de verwachting was dus zo’n vijf ton extra winst waar ze wat mee konden doen. Dat is verviervoudigd dit jaar.’
Omdat de prijzen op de markt zo hoog zijn… Bizar eigenlijk, die wisselwerking in tijden van crisis.
‘Het is het gevolg van de keuze om het via een internationale markt te doen. En het is het gevolg van de privatisering van je productiemiddelen. Dat is ook mijn punt. Als jij die keuzes maakt, met de kans dat steeds grotere kapitalisten de productiemiddelen opkopen, dan moet je niet gaan lopen miepen dat zij straks veel geld verdienen. Dat is de aard van het beestje en het gevolg van je politieke keuzes.’
‘En vergis je niet, men denkt vaak dat wij tegen liberalisering zijn. Je moet onderscheid maken. We zijn niet tegen liberalisering van de energiemarkt. Wij bestaan bij de gratie van die liberalisering. Anders hadden wij geen toegang. Wij willen een alternatief neerleggen voor de privatisering. Die leidt altijd tot centralisering van de grootste kapitalist.’
Macht zoekt steeds grotere macht.
‘Goedkoop kapitaal koopt altijd duur kapitaal op. Je bent een klein bedrijfje, dat casht een keer, dat volgende bedrijfje casht nog een keer. Dan komt het bij een Vattenfall of een RWE, daar denken ze: het is mooi geweest in Nederland, ze zitten me zo in de weg, ik verkoop het aan Google. Dat kan allemaal. Je kunt er met name nu in de warmte voor kiezen om een andere route te volgen.’
Is het robuuster?
‘Sommige coöperaties opereren sinds 1910. In Denemarken is de gehele warmtetransitie coöperatief. In de afgelopen honderd jaar is daar niet één coöperatie failliet gegaan. Het is robuust, stabiel en duurzaam. Een coöperatie heeft drie belangen. Eén: de gemeenschap die wil verduurzamen. Twee: de leden die geïnvesteerd hebben en een klein beetje rendement willen. En drie: de leden die alleen lid zijn. Dat is people, planet en profit. Dat moet je binnen je bedrijf in balans houden. Dat is exact de definitie van duurzaamheid. Als je veel van dit soort bedrijfjes in je economie hebt, krijg je vanzelf zo’n economie.’
We hebben het feitelijk alleen over de organisatie gehad, niet eens over de duurzaamheid.
‘Dat zei ik al, de techniek is er al, die wordt gebouwd, en verbeterd. We hebben hier een kans om een sociaaldemocratische transitie door te maken die Nederland veel stabieler maakt.’
‘In Watergraafsmeer ben ik bestuurder van een coöperatie. Ik zie dat daar een nieuw gemeenschapsgevoel komt. Ik drink na de algemene ledenvergadering biertjes met mijn buren die ik normaal gesproken nooit zou zien. Dat gevoel van trots en gemeenschap – we doen dit samen – hebben we lang niet gekend in Nederland, omdat we opgedeeld zijn als individuen, consumenten of burger. Vroeger hadden we het in de kerk, of binnen de verzuiling; dat hebben we niet meer.’
‘Het geeft een enorme kans om dat gevoel van trots en verbondenheid weer terug te brengen. Bij een warmtenet ben je letterlijk met elkaar verbonden. Fysiek, en als organisatie. Als we dit voor elkaar krijgen in Nederland, in alle wijken een energievereniging (het hoeft niet per se een coöperatie te zijn) die met elkaar democratische besluiten neemt over hoe we omgaan met energie, dan hebben we een mooier Nederland over een jaartje of vijftig.’
Op mijn schouder zit inmiddels een duiveltje. Als de grote bedrijven dit horen zullen ze schrikken. Ze zullen gaan lobbyen.
‘Dat kan. Maar in mijn beeld verlies je die strijd altijd, als jij als buitenlands bedrijf tegen Nederlandse burgers gaat lobbyen. Veel bedrijven maken dit inherent aan hun strategie. Dat is gebeurd bij wind. Neem een bedrijf als Pure Energie. Al voor het klimaatakkoord hadden zij standaard 50 procent lokaal eigendom. Het helpt hen bij de ontwikkeling. Ze wilden zich verhouden tot die beweging; als we concurreren gaan we het verliezen.’
‘En het kan prima samengaan. We gaan niet naar een coöperatieve heilsstaat. Je krijgt een samenvoegsel van grote bedrijven die grote productie doen, wind op zee, de internationale markt blijft bestaan, er is plek voor die bedrijven. Sommige zullen zich omturnen naar een dienstenbedrijf voor coöperaties. Maar als je honderd procent eigendom wil hebben over zonneparken bijvoorbeeld, dan kom je in conflict met de bewoners van een land, en dat is altijd een verliezende strategie.’
‘Het risico zit daar waar je “bewoners” niet goed gedefinieerd hebt. Dat overheden constant moeten nadenken: wat zijn dit, marktpartijen of bewoners? We hebben daar twee jaar lang discussies over gehad met de gemeente Amsterdam. Als je dit wil stimuleren en een plek wil geven moet je daar een definitie voor maken. In Europa bestaat die definitie al. Dat heet “energiegemeenschappen”. Zodat overheden een onderscheid kunnen maken tussen ondernemende burgers die niet concurreren op de internationale markt maar lokaal bezig zijn, en marktpartijen. Zo kun je stimulering en samenwerking opzetten.’
‘Als we dat niet doen in de nieuwe Warmtewet (dat is ook zo’n logische beredenering), krijg je willekeur bij gemeenten en wordt het juridische haarkloverij rondom staatssteun en dat soort dingen. Dan gaan juristen heel veel verdienen aan dit soort discussies. En gemeenten hebben maar beperkte middelen. Als ze bij elk project een ton moeten besteden om te definiëren wat een bewonersinitiatief precies is, dat is zonde van het geld. Doe het in één keer goed in de Warmtewet.’
De dichter Lucebert sprak van een ‘kleine ritselende revolutie’. Dat is het, hè?!
‘Haha, die zal ik nog gaan lezen. We zijn nog klein. We hebben onze grote ideeën. Maar we moeten het wel organiseren. We moeten mensen aantrekken, de details van de dakconstructies en hele kleine dingetjes, dat moet wel allemaal gedaan worden. We zijn er nog lang niet.’
Dat zijn ook banen.
‘Dat zijn veel banen! Ik zeg altijd: als je dit voor elkaar krijgt, kunnen mensen die nu voor een baas werken straks op de fiets in hun eigen wijk hetzelfde doen. Het is een grote kans om mensen de sector in te trekken. Er lopen nu onderzoeken naar de capaciteit van gemeenten voor publieke netten. Ze kijken naar de ambtenaren en het kapitaal van de gemeente. Wij zijn daar niet in geconsulteerd. Er ligt een enorme capaciteit en kapitaal van bewoners, professionele vrijwilligers, om in die warmtetransitie van betekenis te zijn. Dat wordt nog steeds genegeerd bij dat soort onderzoeken.’
‘Wij hebben het viervoudige van wat de gemeenten aankunnen. Als je dat niet ontsluit wordt het een langzame transitie en een dure. Want dan moet je alles inkopen. Dat zie je nu al. Het wordt een goudmijn voor adviesbureaus.’