Het gaat te weinig over klasse (of: hoe een magnetron het begin van verandering kan zijn)

Hizir Cengiz
Gastcorrespondent Afkomst
Fotograaf Kay Fahner portreteerde het schoen- en kledingherstelbedrijf van haar ouders in Amsterdam-Noord. Meer dan een bedrijf, laten haar beelden een plek zien die steun biedt aan een gemeenschap. De beelden samen vormen haar serie Daughter of Many.

Diversiteitsdicussies gaan vaak over kleur en etniciteit, maar zelden over klasse. Waarom is dat? Ik vroeg het oud-SP-voorzitter Ron Meyer, die een boek schreef over de ‘onmisbaren’: schoonmakers, pakketbezorgers, thuiszorgmedewerkers – de mensen die het land draaiende houden, maar economisch slecht af zijn.

‘Wie in dit land het woord "klasse" gebruikt, moet wel uit de Sovjet-Unie komen. En deugt niet. Klasse zou helemaal niet bestaan in ons zelfverklaard egalitaire land’, zegt Ron Meyer.

Toch schreef hij over dat thema een jaar geleden een cri du coeur, in de vorm van een boek: De onmisbaren. Een ode aan mijn sociale klasse. En wat voor een boek. 

Het is lang geleden dat ik zo’n urgent non-fictiewerk las. Meyer beschrijft erin hoe de arbeidersklasse, waar zijn inmiddels doodzieke ouders onderdeel van zijn, is ‘vergeten en genegeerd door de heersende macht’. Voor mij, een jongeman met roots in Turkije, die het grootste gedeelte van zijn leven in een gebroken gezin in de Haagse Schilderswijk heeft gewoond, was Meyers hartenkreet een feest der herkenning. Dat ik me in zijn boek herken, onderstreept zijn punt: mensen zijn bovenal verdeeld op basis van klasse, niet van kleur of etniciteit.

Onlangs schreef ik voor De Correspondent in een essay dat we, als het gaat over diversiteit, ons vooral blindstaren Terwijl het niet alléén die elementen zijn die mensen van elkaar onderscheiden. Het woord ‘klasse’ viel pas in het slotakkoord. Hoe kon dat besef zo laat indalen?

Op zoek naar een antwoord op die vraag, met De onmisbaren onder mijn arm, zocht ik Meyer op in Heerlen. Hij is niet alleen zelf een zogenoemde sociale stijger – Meyer haat dat woord – maar kan de problematiek ook in brede zin scherp analyseren. 

Een stad met littekens

Ron Meyer (1981) groeide op in Zeswegen, een arbeiderswijk in Heerlen-Noord. Inmiddels woont hij in een koophuis in een nabijgelegen buurt, heeft een dochter en twee zoons, is groot Roda JC-fan, was vakbondsman, gemeenteraadslid voor de SP en landelijk voorzitter van diezelfde partij. Nu werkt hij als directeur van

Meyer – sneakers, korte spijkerbroek, legergroen shirt en een met gekruiste hamer en beitel bedrukt vest – neemt een slok van zijn chai latte spiced. ‘Het is geen sikkel’, benadrukt hij. ‘Dit is het informele logo van deze streek én van Roda JC, het staat voor hard werken, gemeenschapszin, voor samen.’

Deze stad, vertelt Meyer, ‘is in de afgelopen 120 jaar zo’n vier keer van kleur, huid en lichaam veranderd’. En heeft littekens, zegt hij, verwijzend naar de waarop grote werkloosheid in de regio volgde, en de ‘duistere jaren negentig’, waarin hij opgroeide tussen duizenden drugsverslaafden. ‘Dat het een stad met littekens is, vind ik mooi. Het is hier geen kabbelend beekje geweest. Het is een stad waar het echte leven plaatsvindt.’

Dat hij dat zo zegt, vind ik verwarrend. Als iemand die als ukkie zijn oma belde voor wat geld omdat papa en mama de energierekening niet konden betalen, wiens ouders ziek zijn van het zware werk, en die opgroeide in een buurt waar mensen – juist vanwege dat ‘echte leven’ – jaren eerder doodgaan, kent hij toch vooral de schaduwkant ervan? Misschien is dat verheerlijken van het lijden nog een erfenis van zijn kinderjaren, toen hij katholiek was. 

Uit de serie Daughter of Many door Kay Fahner

'De arbeider' bestaat niet meer – maar de scheve machtsverhoudingen nog wel

In zijn boek constateert Meyer dat hoewel vandaag de dag ‘de verschijningsvorm van "de arbeider" is veranderd, (...) de onderliggende machtsverhoudingen vrijwel onveranderd [zijn].’ Die arbeidersklasse van vandaag noemt Meyer ‘de onmisbaren’. Het gaat hem om de pakketbezorger, de schoonmaker, distributiemedewerker, kassière en de thuiszorgmedewerker. De mensen die het land draaiende houden, maar die bovengemiddeld vaak weinig betaald krijgen en in slechte omstandigheden leven. Mensen die, volgens Meyer, geen toegang tot media, economie en macht hebben.

Alleen, dat de politiek niet altijd erkent dat deze mensen onmisbaar zijn, betekent nog niet dat de onmisbaren geen machtspositie hebben. Waarom zetten ze die macht dan niet in voor betere leef-en werkomstandigheden? ‘Er hoeven maar een paar honderd bagagesjouwers op Schiphol een uurtje te staken en het land staat op z’n kop. Maar de meeste onmisbaren zijn redelijk, empathisch en enorm solidair met de rest.’ Daarnaast zijn er mensen nodig die laten zien dat het anders kan, zegt Meyer. 

Die uitspraak tekent Meyers analyse: Nederland mist een maatschappelijke voorhoede, voorgangers met rebelse ideeën die zich niet neerleggen bij de status quo, en een intellectueel debat aanjagen over klassen(verschillen) – liever gebruikt Meyer het woord ‘ideeënstrijd’, maar hij wil niemand tegen de schenen schoppen.

Uit de serie Daughter of Many door Kay Fahner

Pensioenleeftijd? Laten we beginnen met een magnetron

Een voorbeeld van zo’n voorganger is Kapi, Meyers ‘maat’ en werkzaam als treinschoonmaker. Hij ontmoette Kapi vijftien jaar geleden, in zijn rol als vakbondsbestuurder. Kapi bleek een ‘informele leider’.

Meyer: ‘Als jonge vakbondsbestuurder dacht ik na over grootse dingen, zoals het verlagen van de pensioengerechtigde leeftijd en dubbele loonsverhogingen. Maar Kapi en zijn kornuiten gaven aan dat ze graag een magnetron voor tijdens de nachtdiensten wilden, om hun prakje op te kunnen warmen. Ik dacht: what the fuck. Ik had allemaal revolutionaire ideeën en zij willen een magnetron. En die kregen ze, nadat ze een petitie waren gestart. Na die magnetron, een klein succes, begonnen ze ook te geloven in de grotere veranderingen, zoals doorbetaling bij ziekte, wat toen nog niet geregeld was voor schoonmakers.’

Meyer leerde toen twee belangrijke lessen: dat je niet voor anderen moet denken, maar ze zelf vraagt naar hun behoeften en ideeën. En dat ‘ogenschijnlijk kleine overwinningen kunnen leiden tot grote revoluties in de hoofden van mensen’.

Hij beseft dat zo’n voorhoede niet alleen maar geloof in en hoop op verandering moet inblazen bij de groep onmisbaren. Het is ook van belang dat deze groep het thema klasse terugbrengt in het intellectuele debat. Klasse moet opnieuw in de schijnwerpers.

Waarom het aan de talkshowtafel zelden over klasse gaat

Want, stelt Meyer, ‘klasse is overal – behalve op tv, in de kranten of aan de talkshowtafels. En evenmin in de politiek.’ Ter illustratie noemt hij een analyse van RTL Nieuws over de inflatie. De insteek: we zitten allen in hetzelfde schuitje – überhaupt ‘totale feitelijke onzin’, zegt Meyer – en we moeten de inflatie ‘uitzitten’.

Meyer: ‘Dat suggereert dat er niets aan die inflatie te doen is. In de intellectuele discussie is er geen alternatief. Zo oppert niemand om prijsverhogingen te blokkeren of prijzen te maximeren. Zelfs in tijden dat grote bedrijven die fundamentele goederen leveren, zoals energie en voedsel, misbruik maken van crises en zo oorlogswinst behalen. Terwijl, in Frankrijk is er al een maximumprijs voor de energie, in België wordt er hardop over gesproken en Duitsland heeft de btw op veel producten fors verlaagd.’ 

De realiteit heeft dit interview inmiddels ingehaald. Toch? Kamerleden twitteren over de verstikkende inflatie en een debat volgt ongetwijfeld. Maar volgens Meyer blijft dat bij ‘morele oproepen’. ‘Waarom worden banken en vliegtuigmaatschappijen in enkele uren debat in de Tweede Kamer met crisiswetten en tientallen miljarden gered, maar worden de handen nu vooral ten hemel geheven?’

In Nederland heerst volgens Meyer het geloof in een meritocratie. ‘Alles wat je overkomt, is je eigen verdienste. Of je eigen schuld. Door dat geloof kunnen verantwoordelijken wegkijken en elke intellectuele discussie over fundamentele, essentiële, onrechtvaardige verschillen uit de weg gaan. Zelfs het kind dat vandaag geboren is in Heerlen-Noord, had er zelf voor moeten kiezen om bij de ouders weg te kruipen’, zegt Meyer.

Uit de serie Daughter of Many door Kay Fahner

Wat heeft de arbeider aan een discussie over klasse?

Zo’n klassendiscussie klinkt nietszeggend en onnozel. Want zelfs áls een inhoudelijk gesprek gevoerd wordt, kun je je afvragen wat de arbeidersklasse er nou eigenlijk aan heeft. Misschien wel niks, geeft Meyer toe. Maar debat is wel het startpunt van concrete verandering.

Wat heeft De onmisbaren Nederland dan opgeleverd, vraag ik hem. Nou, alleen al het feit dat ik naar Heerlen ben gekomen voor een gesprek over zijn boek, noemt Meyer. ‘Dit gesprek gaat toch over klassenverschillen?’ 

Als ik er langer over nadenk, moet ik hem gelijk geven. Een debat – of wat mij betreft liever: dialoog – moet vooreerst aangezwengeld worden. Verandering begint met de overtuiging dat het anders kan, met hoop, met het inzicht dat er wat gewijzigd moet. 

Wie de werkende klasse serieus neemt, neemt ook de diversiteit die daarin besloten ligt serieus

Het moet dus over klasse gaan. Aan de andere kant: het gaat in de discussie over ongelijkheid niet zonder reden steevast over andere verschillen, van kleur, van etniciteit. ‘En gender’, vult Meyer aan. Al als scholier ondervond hij aan den lijve dat men die verschillen wel ziet en benoemt, zo is te lezen in zijn boek. Hij nam op school deel aan een Onder meer vanwege zijn witte huidskleur eindigde hij hoog op de geprivilegieerde lijst. ‘Zo ongeveer naast Jeff Bezos. Ik hè, uit Zeswegen. In mijn gerecyclede kleding’, schrijft hij.

In mijn essay kwalificeerde ik de aandacht voor kleur en etniciteit als wrang en onevenredig, omdat het allebei factoren zijn die vrijwel niets over een individu zeggen. Maar uitleggen waarom het wel over klasse zou moeten gaan, lukte me niet. Meyer wel. ‘Ja, er is meer dan klasse’, zegt hij. Er vindt ook discriminatie plaats langs raciale en religieuze assen. Maar de groep die hij de onmisbaren noemt, is juist inherent divers. ‘Wie de werkende klasse serieus neemt en rechtvaardig behandelt, neemt daarom ook de diversiteit die daarin besloten ligt serieus.’ 

Aha, dat is het dus. Het kwartje viel: daarom gaat de discussie over diversiteit vandaag de dag vaak over een kolom in de krant en plek op het podium of aan de talkshowtafel. Niet over bestaanszekerheid.

Toch wil Meyer zijn analyse nuanceren. ‘In de wetenschap gaat het wel degelijk over klasse. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft de afgelopen jaren voortdurend laten zien hoe de laagstbetaalden worden geraakt en de Nederlandsche Bank heeft gepleit voor verhoging van de lonen.’ Maar dat is niet een thema geworden waar politici elkaar de koppen over inslaan, voegt Meyer direct toe. 

In het aantal goede boeken en documentaires die de laatste tijd over het thema worden gemaakt – Meyer noemt de tv-programma’s en het boek – ziet hij ook een omslagpunt. Zijn De onmisbaren is uiteraard met precies dat doel geschreven: momentum creëren. 

Uit de serie Daughter of Many door Kay Fahner

Meyer blijft onderdeel van zijn klasse

Niet alleen als auteur, ook vanwege zijn baan als directeur van het Nationaal Programma Heerlen-Noord behoort Meyer tot de voorhoede. Hij is directeur en het gezicht van de Alliantie, een samenwerkingsverband van onder andere de GGD, de politie, het Rijk, en een zorgverzekeringsmaatschappij en woningcorporaties, met als doel: zorgen voor ‘structurele veranderingen om op de lange termijn de volgende generatie meer kansen en perspectief

Meyer heeft in de eerste maanden als programmadirecteur zijn klassendenken toegepast door langs deuren te gaan om te vragen welke problemen mensen signaleren en welke aanpak zij daarvoor wensen. Zo kwam hij er bijvoorbeeld achter dat men denkt dat een duurzame woning vanwege de term per definitie duur is. Ook blijft hij bewust wonen in Heerlen-Noord, om in ieder geval ‘met een been buiten de macht te blijven’ en aanspreekbaar te zijn. ‘Net zoals de directeur van de woningbouwvereniging, zoals mijn ouders nog steeds zeggen, en de leider van de vakbond, die vroeger gewoon werkten en woonden op de plek waar het ze om te doen is.’

Zo'n leerorkest gaat ook over zelfbeeld en zelfvertrouwen. Hoezo zouden wij geen viool kunnen spelen?

Dat hij in Heerlen-Noord blijft, bevestigt volgens mij dat hij zichzelf nog altijd ziet als onderdeel van de sociale klasse van zijn jeugd. ‘Ik heb niet de materiële omstandigheden van mijn ouders, maar diep vanbinnen ben ik nog altijd die jongen uit Zeswegen. Klasse heeft ook een culturele dimensie’, zegt hij. 

Kan je je daar ooit van losmaken? 

‘Ik zou niet weten waarom dat zou moeten.’

Veel plannen van de Alliantie staan nog in de kinderschoenen. Bijvoorbeeld dat vrijwel alle scholen in Heerlen-Noord een Rijke Schooldag moeten krijgen: wekelijks extra lestijd, voor onder andere beweging en talentontwikkeling. Ook is het doel om 2.500 woningen te verbeteren, want ‘als je naar verrijkt onderwijs gaat, maar je komt thuis in een schimmelwoning, dan wordt wat je hebt gewonnen teniet gedaan’.

En er moet voor het einde van volgend schooljaar een leerorkest komen: scholieren die samen muziek maken en optreden. ‘Ik wist vroeger niet eens wat de voor- en achterkant van een blokfluit was. Dat leerorkest gaat op zichzelf de wereld niet veranderen, maar het gaat ook over zelfbeeld en zelfvertrouwen. Hoezo zouden wij geen viool kunnen spelen?’

Een leerorkest voor kindjes lijkt klein, als een magnetron in de kantine op je werk, maar je weet nooit tot welke revolutie in hun hoofd en verandering in de samenleving het kan leiden. Wie weet worden die kinderen de voorhoede die we nodig hebben, wil Meyer zeggen. 

Al die ideeën hebben voor Meyer het doel ‘de levenskansen in Heerlen-Noord de komende decennia terug te brengen naar het Nederlandse gemiddelde’, vertelt hij. 

Heb je de illusie – excuus, de hoop – dat het je gaat lukken, vraag ik.

‘Zeker’, zegt Meyer.

Meer lezen?