Opnieuw relevant

De wooncrisis is veel meer dan een tekort aan betaalbare huizen

Josta van Bockxmeer
Correspondent Wonen
Beeld door Anna Reerds (voor De Correspondent)

Als het om wonen gaat, zet het kabinet vooral in op nieuwbouw, blijkt ook weer uit de Miljoenennota. Maar een huis is veel meer dan een dak boven je hoofd. Laat het woonbeleid daarom beginnen bij de vraag: wat hebben mensen nodig?

Hoe komt Nederland aan voldoende woningen en hoe blijven die woningen betaalbaar? Dat is in een notendop waar het woondebat om draait. 

Als het aan minister Hugo de Jonge (CDA) ligt, komen er 900.000 woningen bij tot 2030. De Miljoenennota 2023 is een bevestiging van dat beleid: volgend jaar geeft het kabinet maar liefst

Twee derde van de nieuwe huizen moet Bouwers en projectontwikkelaars foeteren dat de maatregelen waarmee hij dat wil bereiken Huurders vinden juist

Het is een debat waar ook ik lange tijd in meeging. De woningnood, dacht ik, is een tekort aan huizen én een kwestie van te hoge woonlasten. Het gaat erom de juiste maatregelen te vinden om beide te veranderen.

Maar hoe meer krantenartikelen ik lees, hoe meer Kamerdebatten en talkshows ik volg, en hoe meer ik met woningzoekenden praat, hoe sterker me het gevoel bekruipt dat er iets essentieels ontbreekt in de discussie. Een woning is namelijk veel meer dan een betaalbaar dak boven je hoofd.

Een goede woning is een plek van waaruit je naar school of werk kunt gaan (of thuis kunt werken). Van waaruit je boodschappen kunt doen en een bezoek kunt brengen aan de dokter of het ziekenhuis. Het is ook een plek van waaruit je in contact kunt blijven met vrienden en familie, je buren kunt leren kennen. Of waar je juist alleen kunt zijn.

Een goed huis biedt bovendien bescherming. Tegen vocht en kou, of juist tegen de steeds extremer wordende hitte. En het is een plek die zekerheid geeft, Te midden van een dreigende recessie, een oorlog in Oekraïne en een veranderend klimaat, biedt een goed huis

Een fijn huis is, kortom, Het is een cruciaal ingrediënt voor een goed leven. 

Wat dat ‘goede leven’ inhoudt, verschilt van persoon tot persoon. Maar één ding is zeker: zolang het woonbeleid puur over cijfers gaat — hoeveel huizen voor hoeveel geld? — blijft de belangrijkste vraag buiten beeld. Die luidt: wat betekent goed wonen voor wie? 

De woningnood is ook het gebrek aan een passend huis

Twaalf jaar geleden kreeg ze de waardoor ze meerdere jaren niet kon lopen en vooral bij haar moeder thuis op de bank of in bed lag. Omdat het verloop van haar ziekte onvoorspelbaar is, moet haar woning rolstoeltoegankelijk zijn.

Saskia staat al negentien jaar ingeschreven voor een sociale huurwoning in de regio Amsterdam. Ondanks de lange wachtlijsten zou dat voldoende moeten zijn om iets te vinden, maar er zijn veel te weinig rolstoeltoegankelijke woningen. Voor een urgentieverklaring komt ze niet in aanmerking, omdat ze geen sociale huurwoning achterlaat. En buiten de regio zoeken — áls daar al voldoende rolstoeltoegankelijke huizen zouden zijn — is voor haar geen optie, omdat haar moeder haar helpt met boodschappen doen en schoonmaken.

De woningnood, zo ging ik steeds duidelijker zien naarmate ik meer woningzoekenden sprak, is meer dan een gebrek aan huizen

En dus verblijft Saskia in de zomermaanden op een camping. In de winter past ze op huizen van vrienden, of gaat ze terug naar haar moeder.

Ook voor Jennifer Ramsaroep (35) Als alleenstaande moeder is ze voor de zorg voor haar twee kinderen afhankelijk van haar Amsterdamse familie en buren. En dus wonen ze noodgedwongen in bij haar moeder, in een sociale huurwoning van zo’n 65 vierkante meter in Amsterdam Nieuw-West. Haar broertje logeert er ook vaak, omdat hij in de buurt werkt, maar alleen een woning in Uithoorn kon vinden.

De woningnood, zo ging ik steeds duidelijker inzien naarmate ik meer woningzoekenden sprak, is meer dan een gebrek aan huizen. Het is vooral een tekort aan passende huizen. Zolang politici dat niet zien, kunnen ze de wooncrisis ook niet oplossen.

Er is weinig zicht op de knelpunten voor woningzoekenden

Je zou kunnen denken: dit zijn maar individuele voorbeelden. Uitzonderingen. Ook het meest zorgvuldig samengestelde woonbeleid kan onmogelijk rekening houden met álle specifieke woonwensen en -noden. Maar situaties zoals die van Saskia en Jennifer staan niet op zichzelf. Ze maken deel uit van een veel grotere groep.

Alleen: hoe groot die is, is niet bekend. Experts schatten dat met een beperking een aangepaste woning of hulp aan huis nodig hebben. Maar onderzoek wordt er nauwelijks naar gedaan.

Ook weet niemand precies hoeveel mensen noodgedwongen (met hun eigen kinderen) bij hun ouders inwonen. Maar dat het er veel moeten zijn, is duidelijk: begin 2021 woonden meer dan 300.000 mensen tussen de 25 en 40 jaar nog bij hun ouders. Dat was een

En zo kan ik nog wel even doorgaan. Hoeveel gescheiden ouders moeite hebben een woning te vinden in de buurt van hun kinderen? Niet bekend. Hoeveel mantelzorgers dicht bij zieke familieleden moeten blijven? Niemand die het je kan vertellen. Hoeveel mensen in Nederland dakloos zijn?

Dat komt deels doordat het lastig te onderzoeken is. Mensen die bij vrienden op de bank slapen, zijn vaak niet geregistreerd, net zoals het veel werk vereist om bij te houden waar ouders gaan wonen na een scheiding. Maar er is ook een gebrek aan interesse vanuit de politiek. De – naïeve – gedachte is: zolang er maar voldoende betaalbare woningen zijn, vindt iedereen een huis.

Er is dus niet alleen een gebrek aan het juiste soort woningen, het ontbreekt ook aan zicht op wáár mensen klem komen te zitten in hun zoektocht naar een passend huis. Het is alsof politici een puzzel proberen te maken, maar niet doorhebben dat de meeste stukjes ontbreken. 

In het uiterste geval betekent dat: een overheid kan nog zo haar best doen om 900.000 huizen Als die huizen niet geschikt zijn, blijven ze leeg.

Als woningen niet geschikt zijn, blijven ze in het uiterste geval leeg

Dat dit niet hypothetisch is, weten we uit Brazilië. Daar liet de overheid vanaf 2009 maar liefst 4,5 miljoen woningen bouwen voor arme gezinnen uit de De woningen waren betaalbaar: bewoners hoefden maar 5 procent van hun maandinkomen uit te geven aan huur. De rest van de kosten kwam voor rekening van de staat.

Vijf jaar later, in 2014, bleek dat veel van de bewoners weer waren terugverhuisd naar hun oude, geïmproviseerde plek in de favela’s. De reden: de nieuwe wooncomplexen lagen ver weg van hun werk, hun familie en van voorzieningen als openbaar vervoer, scholen en ziekenhuizen.

Wat is het meest onderschatte aspect van wonen? vroeg ik aan Tarcyla Ribeiro, die in Rio de Janeiro met inwoners van de favela’s werkt aan de ontwikkeling van hun wijken. ‘De sociale contacten’, antwoordde ze zonder aarzelen. Mensen wonen liever in een arme favela mét hun vrienden en familie om zich heen, dan in een degelijke nieuwbouwwijk zonder.

Wonen wordt vaak vergeten bij het maken van beleid op andere terreinen

Hoe komt het dat overheden dit over het hoofd zien? 

Ze combineren de sociale behoeften van hun burgers bijna nooit met het woonbeleid, zegt Bernard ter Haar, voormalig Ministeries maken – net als de verschillende wethouders van gemeenten – allemaal hun eigen plannen, maar zien niet hoe die met elkaar samenhangen. 

Of ze zien het wel, maar omdat ze allemaal hun eigen budget hebben, kunnen ze hun beleid niet op elkaar afstemmen.

Door de bezuinigingen in de ggz moeten bijvoorbeeld Maar niemand gaat na of er wel voldoende woningen voor hen zijn. Volgens Ter Haar werkt het andersom ook zo: ‘Als je bezig bent met bouwen, denk je aan aannemers en niet aan zorginstellingen.’

Gemeenten hebben te weinig geld en personeel

Maar ook als er wél aandacht is voor de sociale kant van wonen, kan het gebeuren dat de huizen die nodig zijn er niet komen. Dat geldt bijvoorbeeld voor ouderen die kleiner willen wonen. 

woont in haar eentje in een huis van drie verdiepingen in Amersfoort. Ze zou graag naar een kleiner appartement verhuizen, maar kan niets vinden. Ze zoekt een woning die deel uitmaakt van een hechte gemeenschap, omdat ze bang is te vereenzamen zonder de sociale contacten uit haar buurt. 

Het is alsof politici een puzzel proberen te maken, maar niet doorhebben dat de meeste stukjes ontbreken in het woonbeleid 

Daarom heeft ze zich ingeschreven bij een organisatie die seniorenwoningen – een mix van koop en sociale huur – rondom een gemeenschappelijke binnentuin bouwt. De bewoners onderhouden de tuin gezamenlijk, en er is een extra gebouw dat dienstdoet als gemeenschappelijke ruimte. De projecten zijn populair: alleen al in Amersfoort hebben zich zo’n zeshonderd senioren ingeschreven.

Maar betaalbare en kleinschalige seniorenwoningen – waar de bewoners ook nog eens veel inspraak hebben – zijn voor beleggers niet rendabel. Ouderen die in zo’n hofje willen wonen, zijn dus aangewezen op grond van de gemeente. En Amersfoort heeft bijna geen grond meer beschikbaar.

Behalve gebrek aan grond, hebben veel gemeenten een chronisch tekort aan geld en deskundig personeel. Dat komt doordat ze er de afgelopen jaren veel taken bij hebben gekregen die daarvoor bij het Rijk lagen. Zoals de jeugdzorg en de ggz, maar ook het maken van bouwplannen. 

Veel ouderen blijven daarom voorlopig wonen in hun te grote eengezinshuis. Waardoor er ook een tekort is aan geschikte huizen voor gezinnen.

Er is een nieuwe kijk op wonen nodig. Voor iedereen

Het kabinet heeft wel al een stap in de goede richting gezet als het gaat om het erkennen van alle andere aspecten die bij wonen komen kijken. Vóór eind 2023 moeten alle gemeenten plannen opstellen voor de huisvesting van kwetsbare groepen. Dat zijn bijvoorbeeld statushouders, arbeidsmigranten, studenten en ouderen. In de plannen

Ook al is het de vraag hoe gemeenten – het is een begin. Een paar extra stukjes die aan de puzzel zijn toegevoegd. 

Laat beleidsmakers hiermee doorgaan, want het is hoog tijd voor een andere kijk op de wooncrisis. De belangrijkste vraag is niet hoeveel woningen erbij moeten komen, en met welke maatregelen die zo betaalbaar mogelijk blijven. Maar simpelweg: wat hebben mensen nodig?

Meer lezen?