Houden we armen systematisch arm in onze samenleving?
Dat vroeg ik me af toen ik econoom Barbara Baarsma op de radio hoorde, met een gedachte-experiment over een persoonlijk CO2-budget.
Baarsma’s idee: voor vlees eten, reizen, het aanzetten van de verwarming etc. bepaalt de overheid een maximum aan CO2-uitstoot per burger. Wie onder dat maximum blijft, mag de uitstootrechten die overblijven verkopen aan een ander. Die kan dan wat extra uitstoten. Zo blijven we collectief binnen de marges.
Armen, die bijvoorbeeld relatief weinig autorijden en vliegen, zullen een deel van hun CO2-rechten verkopen aan rijken, die dat soort dingen veel meer doen. Win-win, zou je denken: rijken kunnen blijven doen wat ze altijd al deden en armen gaan er financieel op vooruit.
Maar, gezien het huidige beleid, gaat die vlieger niet op. De praktijk zal er ongeveer zo uitzien: ‘Mevrouw, u hebt deze maand CO2-rechten verkocht en bent dus ietsje rijker geworden. Dat betekent dat u uw toeslagen zal moeten terugbetalen. En er kan wel wat van die uitkering af.’
De rijken zullen vliegen, de armen ter plaatse trappelen.
Wie al rijk was, wordt met hulp van de overheid rijker, en wie arm was, blijft arm
In de Bijbel staat: ‘Aan wie heeft zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; maar wie niets heeft, zal ook het weinige afgenomen worden van wat hij bezit.’ (Mattheüs 25.29.)
Ziehier het zogenaamde Mattheüseffect: rijken worden rijker en armen worden armer. Hoe dit effect in praktijk werkt, zie je aan de manieren waarop we in Nederland proberen te verduurzamen. Aan Baarsma’s gedachte-experiment, bijvoorbeeld. Of aan subsidies voor zonnepanelen en Tesla’s.
Om mensen te helpen verduurzamen, verstrekt de overheid dus subsidies. Voor tochtstrippen en radiatorfolie hoef je zelf amper wat bij te betalen, maar als je douchekoppen en ledlampen wilt, ligt dat bedrag al snel rond de 70 euro. Voor zonnepanelen of een Tesla kun je ook subsidie krijgen. En als je ze eenmaal hebt, leveren ze je belastingvoordeel en lagere energie- en gaskosten op.
Maar om ze aan te schaffen heb je startkapitaal nodig. De groep die van die grote subsidies gebruikmaakt, is dus welgestelder en daarom veel kleiner dan de groep die slechts kan verduurzamen met tochtstrippen en radiatorfolie. Terwijl die mensen het hardst worden geraakt door de hoge energieprijzen.
Slotsom: wie al veel had, krijgt nóg meer. Bovendien zijn die mensen door hun investeringen beter voorbereid als het tegenzit, zodat ze ook dan minder hoeven uitgeven. Wie al weinig had en dus niet kon investeren, krijgt ook minder. Deze mensen zijn in slechte tijden onvoorbereid, en dus meer geld kwijt.
Wat het Mattheüseffect laat zien – niet alleen als het gaat om verduurzaming, maar ook wat betreft onderwijs, infrastructuur, pensioenen etc.: in principe mág iedereen van de diensten van de overheid gebruikmaken, maar lang niet iedereen kán dat.
De vraag blijft dus: wat doen we in Nederland écht om armen minder arm te maken en ze een kans te geven op volwaardige deelname aan de samenleving?
De bijstand is geen vangnet meer, maar streng én onrechtvaardig
In Nederland geldt de bijstand als het laatste vangnet om armoede te voorkomen, zodat mensen volwaardig blijven deelnemen aan de samenleving. Mensen die niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, krijgen via de bijstand de mogelijkheid om de weg omhoog te vinden.
Halverwege de jaren tachtig zaten er ruim een miljoen mensen in de bijstand. Dat was veel meer dan voorzien en financieel niet langer houdbaar. De bijstand was voor velen geen vangnet meer, maar een permanente verblijfplaats geworden.
Om dat in het vervolg te voorkomen, is de wet de laatste decennia vrijwel continu aan verandering onderhevig. Om uit te komen bij een bijstandswet die streng én onrechtvaardig is. Hoe streng? Hoe onrechtvaardig? Enkele voorbeelden:
Een laatste vangnet blijkt de bijstand niet langer te zijn: driekwart van de bijstandstrekkers leeft tóch in armoede. Zij komen elke maand tientallen euro’s tekort en eventueel spaargeld moet worden afgebouwd.
Een laatste vangnet blijkt de bijstand niet langer te zijn: driekwart van de bijstandstrekkers leeft tóch in armoede
Hulp krijgen van derden is geen optie: als je in de bijstand zit en familie koopt boodschappen voor je, dan word je bijstandsuitkering teruggevorderd of krijg je een boete. En wanneer je in de bijstand zit en een volwassen kind (vanaf 21 jaar) in huis hebt, wordt je uitkering ook gekort. Uitgangspunt is dat, omdat het kind in principe zou kunnen werken, de vaste lasten lager zijn en kosten kunnen worden gedeeld.
Dat kan pijnlijke en paradoxale gevolgen hebben: een moeder die een dakloze, volwassen zoon terug in huis neemt om te helpen afkicken van drugs. Dat lukt haar met het weinige dat ze heeft, maar in plaats van een bedankje (ze heeft de overheid immers veel geld bespaard door hem in huis te nemen en voor hem te zorgen) krijgt ze een forse terugvordering.
En, misschien nog wel het grootste probleem: eens in de bijstand, kom je er niet zomaar meer uit – ondanks dat je verplicht wordt om werk te zoeken. Dat heeft persoonlijke redenen, zoals het verlies van bepaalde vaardigheden omdat je al een tijd niet aan het werk bent, maar het is evengoed het gevolg van complexe regels, terugvorderingen en onzekere inkomsten aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Een derde van de mensen in de bijstand die uitstromen, zit er binnen vijf jaar alweer in.
Bovendien is ruim de helft van de mensen in de bijstand ziek (dat zijn er zo’n 200.000). Een groot deel van hen kampt daarnaast met andere problemen, zoals schulden, huiselijk geweld, dakloosheid of psychische kwetsbaarheid.
Harder werken helpt je niet altijd de armoede uit
Dan is er de armoedeval: mensen blijven in (relatieve) armoede leven omdat (meer) werken niet betekent dat ze er financieel op vooruitgaan. Zo kan een tientje extra verdienen er in de praktijk voor zorgen dat je gekort wordt op de zorgtoeslag en de huurtoeslag, omdat je plotseling nét te veel verdient. Datzelfde tientje kan daarbovenop leiden tot terugvorderingen van toeslagen, omdat die vooraf worden berekend. En als je die vervolgens niet in een keer kunt terugbetalen, zit je ook nog met schulden.
Op papier een stap vooruit, in de praktijk drie stappen achteruit dus. Iemand die deeltijds werkt kan ervoor kiezen om twee keer zoveel (voltijds) te gaan werken, maar zijn koopkracht met maar 10 procent zien stijgen.
Dit geldt ook voor mensen die willen re-integreren op de arbeidsmarkt: zes op de tien mensen die vanuit een uitkering willen gaan werken, ervaren eenmaal aan het werk financiële onzekerheid. Vaak zelfs meer dan toen ze nog niet aan het werk waren. Van de mensen met een arbeidsbeperking die (weer) gaan werken, ervaart maar liefst 92 procent deze financiële onzekerheid door inkomstenverrekeningen.
Werken loont dus lang niet altijd.
Het vissenkom-effect: armen worden niet armer, maar blijven klein
Aan bovenstaande lijst met voorbeelden van hoe de bijstand en andere uitkeringen averechts kunnen werken en van hoe mensen werken zonder vooruit te komen, zijn nog tig voorbeelden toe te voegen. Denk aan statushouders die de eerste zes maanden in Nederland niet eens mógen werken, en daarna slechts in beperkte mate. Of aan mensen met problematische schulden, die jarenlang zonder perspectief door het leven gaan.
Als het gaat om al die mensen, is er geen sprake van een Mattheüseffect, maar van een vissenkom-effect: ze worden niet per se armer, maar ruimte om te groeien is er amper. Wat ze ook proberen, het systeem houdt ze klein (c.q. arm).
In de vissenkom worden mensen ziek, psychisch kwetsbaar, en minder intelligent
Het vissenkom-effect houdt mensen niet alleen arm, het veroorzaakt ook financiële druk, sociale uitsluiting en schulden. Dat heeft verregaande gevolgen voor de gezondheid: chronische stress, een ongezonde leefstijl en meer kans op chronische ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten.
Het Centraal Planbureau (CPB) berekende dat bij problematische schulden de uitgaven aan geestelijke gezondheidszorg met 30 procent stijgen, de kans op ggz-gebruik met 7 procent stijgt en het gebruik van sociale en/of financiële hulpverlening met liefst 40 procent. De conclusie van het CPB: ‘Als mentale problemen ontstaan door schulden, dan heeft beleid dat problematische schulden voorkomt een dubbel effect: minder schuldenproblematiek en lagere zorguitgaven.’
Daarnaast kan armoede het IQ doen dalen en zet de complexe regelgeving het denk- en doevermogen van mensen – dat al onder druk staat – nog meer onder druk. Zo heeft een alleenstaande moeder recht op wel 27 inkomensondersteunende maatregelen. Fijn, maar al die verschillende maatregelen houden er verschillende definities van inkomen op na. Dat uitzoeken en het correct invullen van al die formulieren is een dagtaak op zich.
En hoe minder een huishouden te besteden heeft, hoe groter de kans op sociale uitsluiting. Sociaal uitgeslotenen ervaren een mindere kwaliteit van leven, een slechtere algemene gezondheid en meer psychische ongezondheid.
Kortom, eenmaal in de vissenkom wordt meedoen moeilijk. Zo moeilijk, dat de stap die daarop volgt vaak is dat mensen dan maar afhaken en niet meer durven of willen meedoen.
Zolang we een verkeerd beeld hebben van armen, veranderen we het systeem niet
Door de jaren heen zijn inkomensvoorzieningen dusdanig verschraald, dat het geloof in dat mensen de weg omhoog vinden via de bijstand of door hard te werken afneemt. We zien dat mensen regelmatig juist knel komen te zitten in systemen die bedoeld zijn om hen te helpen.
Dat de overheid strenger is geworden als het gaat om inkomensondersteuning, en dat het daarom moeilijker is om die ondersteuning te krijgen, had zo zijn oorzaken (te veel gebruik en fraude) en doelen (activering en fraudebestrijding). Maar het vissenkom-effect laat zien dat de slinger is doorgeslagen. Het systeem schiet zijn doel voorbij.
Dat het zo mis kon gaan, heeft te maken met de wisselwerking tussen mensbeelden en systemen. Als het dominante mensbeeld dat is van de luie, profiterende of calculerende burger, zullen systemen zich na verloop van tijd naar dat beeld vormen. Wanneer fraudebestrijding bijvoorbeeld hoog op de agenda staat, vanwege het beeld van de burger als fraudeur, wordt het systeem uitermate streng opgezet. In zo’n systeem delen ook de mensen zonder verkeerde intenties in de klappen.
En eens gevat in het systeem, is dat mensbeeld er maar moeilijk uit te krijgen.
Mensen hebben niet alleen recht op hulp, ze hebben het nodig
Terug naar mijn vraag: houden we in onze samenleving armen systematisch arm?
Het lijkt er wel op. Er lijkt sprake te zijn van een systematische neiging om groei te beperken in een systeem dat gebaseerd is op achterhaalde mensbeelden.
Daarmee wil ik niet zeggen dat de overheid armen bewust beschadigt. Ik schreef in een eerder stuk al dat de normen en waarden van beleidsmakers – die het meestal goed voor elkaar hebben – niet een-op-een te vertalen zijn naar de leefwereld van anderen. Gedrag en overwegingen uit eigen context worden gekopieerd naar een andere context.
Ook ontbreekt het beleidsmakers weleens aan ervaring en gevoel, omdat ze zelf vaak niet horen bij de doelgroep van hun eigen beleid. In combinatie met strenge regels wordt de ondersteuning voor mensen die in de problemen zitten dan ook een technische operatie. De focus ligt op waar mensen – hoe weinig ook – recht op hebben, in plaats van wat ze daadwerkelijk nodig hebben.
Hoe erg is dat? Laten we de redenatie van het CPB doortrekken naar het vissenkom-effect: als de beperkte ruimte om te groeien zelfs leidt tot gezondheidsklachten, heeft ander beleid, waarin groei wél mogelijk is, dubbel effect: mensen vinden de weg omhoog makkelijker én er zijn lagere gezondheidskosten. Dat is dus winst in arbeidsparticipatie én volksgezondheid.
We hebben iedereen nodig – juist nu het zo slecht gaat
Er zijn mensen die ook na het lezen van dit verhaal hardnekkig blijven volhouden dat iedereen zelf maar moet uitzoeken hoe ze uit de armoede komen. Armoede, zullen ze zeggen, is – net als hard werken – een keuze, en critici moeten blij zijn dat er überhaupt inkomensondersteuning is in Nederland. Maar daarmee hebben ze ook zichzelf: met de huidige krapte op de arbeidsmarkt, de klimaattransitie, en de vergrijzing die er stevig zal inhakken, hebben we alle handjes en hoofdjes in dit land nodig.
Bovendien: we weten allemaal dat het niet de sterkste schouders zijn die de zwaarste lasten dragen. Het is exemplarisch dat we momenteel een groei in de economie zien, maar dat de zwakste schouders er – ook al voor de inflatie – amper op vooruitgaan.
Wat we ook weten, is dat de groep die het moeilijk heeft groeit. Veel mensen die het voordien makkelijk wisten te redden, komen door de inflatie en de dure gas- en energieprijzen in de problemen. Sommigen van hen zullen volledig door het ijs zakken en aankloppen bij de overheid.
En eens je afhankelijk bent van die overheid, is het heel moeilijk om niet klein te blijven. Het wordt druk in de vissenkom.
Over de beelden Hoe ziet je leven eruit als je in Nederland in armoede leeft? Documentair fotograaf Dirk-Jan Visser zocht Nederlanders op die met financiële tegenspoed te maken kregen en afhankelijk raakten van overheidsregelingen. In zijn tentoonstelling ‘Tegenspoed, verhalen over armoede’ vertellen zij over hun ervaringen en scheppen zo een beeld van het Nederlandse maatschappelijk vangnet. Al luisterend naar hun verhalen wordt zichtbaar hoe de soms onvoorstelbare persoonlijke omstandigheden van arme mensen zich verhouden tot het systeemdenken van de organisaties die hen helpen. Bij dit verhaal is een selectie foto’s uit de tentoonstelling te zien. De hele tentoonstelling, die ook bestaat uit portretten en gefilmde interviews, is tot 9 december 2022 te zien in het Gevangenismuseum in Veenhuizen.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!