Het lijkt in de politiek en media veel vaker te gaan over armoede dan voorheen. Terecht, uiteraard. Het is nou eenmaal lastig om daar nu nog de ogen voor te sluiten. 

Maar al voor de inflatie, voor de energierekeningen veel hoger werden en voordat velen hun schrijnende situatie online deelden onder #ikredhetnietmeer, verkeerden veel Nederlanders in armoede. 

En hoe. Dat laat romancier en journalist Jonah Falke zien in zijn onlangs verschenen boek Van armoede – Reportages over het leven in de schaduw van de welvaart. Falkes boek is een bundeling van reportages die hij eerder maakte voor Vrij Nederland en daarna herschreef. 

Hij deed dat met liefde, want hij ‘had graag een excuus om naar plekken te gaan die anders verborgen zouden blijven’. Falke heeft een zachte pen, waarmee hij de geschiedenis en de wrede details beschrijft in het leven van de vele mensen die hij ontmoet. Van mensen die in een achterstandswijk, op straat of in een asielzoekerscentrum wonen, van ongedocumenteerden tot aan werkende armen.

Niet iedereen kan de tijd bijbenen

De voornaamste reden dat veel van de mensen die Falke ontmoet in de penarie zitten, vertelt maatschappelijk werker Hans hem met een ‘verrookte’ stem: ‘De wereld is ingewikkelder en bureaucratischer geworden. En niet iedereen kan mee.’ Falke zelf verwoordt het als ‘de striae die de "vooruitgang" heeft gebracht: de snelle groei die scheuren veroorzaakt’. 

Falke haalt een interview aan uit Zomergasten, waarin Carola Schouten (ChristenUnie), minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, vertelt over hoe ze zelf bijna in armoede belandde. In haar studententijd werd ze zwanger in Tel Aviv. Terug in Nederland woonde ze met vier jongens in een studentenhuis. Haar kind voedde ze alleen op. Schouten: ‘Met de beste wil van de wereld hebben wij het niet gemakkelijk gemaakt.’ Iets als een uitkering aanvragen zou ze willen versimpelen, zegt ze, en ‘ervoor zorgen dat regelingen elkaar niet bijten’.

De overheid spreekt niet de taal van de gemiddelde burger. Dat maakt dat de brieven onbegrijpelijk zijn, de online informatie – als je die al kan vinden – onnavolgbaar is en het zelf aanvragen van hulp vrijwel ondoenlijk. Die lastige ambtenarentaal zorgt ervoor dat mensen fouten maken, wat ze boetes oplevert.

Zelfs de minister vindt het ingewikkeld. Schouten, tegen Falke: ‘Laatst moest ik op het ministerie proberen een bijstandsuitkering aan te vragen. Echt waanzinnig ingewikkeld. Een foutje is snel gemaakt.’ 

Hoe schrijf je over armoede, als je zelf niet weet wat dat is?

Bijzonder is dat Falke zich in de proloog al bij voorbaat verdedigt. Hij weet dat mensen hem zullen sarren met de vraag of hij wel geschikt is om over armoede te schrijven. Sterker nog, al tijdens het schrijven vroegen mensen hem wat hij ‘persoonlijk met armoede had’. Falke: ‘In die vraag klonk de gedachte door dat als je zelf niet arm bent of bent geweest, je er niet over zou mogen of kunnen schrijven. Deze hang naar zuiverheid, het recht om te spreken, staat me bijzonder tegen.’

Eerlijk gezegd ging die vraag ook door mijn hoofd, toen ik las dat hij een boek over armoede had geschreven. Een kleinzielige reflex, misschien. Ik vind het lastig dat de mensen die vaak al weinig macht hebben – die soms niet eens mogen beslissen over hoeveel geld ze per maand uitgeven, bijvoorbeeld – ook nog eens de regie over hun eigen verhaal kwijtraken. 

Ik heb me nooit arm gevoeld, ook als kind niet. Misschien omdat ik in mijn omgeving zag dat het altijd erger kon

Ik groeide zelf op in een flatje in de Haagse Schilderswijk, zonder vader, terend op moeders uitkering. Toch vraag ik me ook vaak af: kan ik het wel maken om te schrijven over mensen die leven in armoede? Want ik heb me nooit arm gevoeld, ook als kind niet. Misschien omdat ik in mijn omgeving zag dat het altijd erger kon. 

Wel kende ik schaamte. Als anderen maar niet zouden denken dat ik in armoede leefde. Zo wilde ik niet achterlopen als vrienden de nieuwste merkschoenen kregen. En ik was niet de enige: een mattie uit de buurt, die met zijn moeder naar de voedselbank ging, vertelde anderen op het pleintje dat hij naar de Albert Heijn was geweest. Zoals agogisch medewerker Bircan in een van de reportages tegen Falke zegt: ‘(...) In álle culturen is armoede taboe.’ Blijkbaar dus zelfs onder jonge jongens in een wijk waar het gemeengoed is.

Geen journalist, maar onderzoeker

Als journalist wil ik de mensen over wie ik schrijf de macht geven. Over de vragen die ik stel en over welke zinnen en observaties het interview halen. De macht om zelf te vertellen hoe de schaduw aanvoelt. Vanwege mijn rol is het vrijwel onmogelijk om alle regie uit handen te geven. Daarom kies ik ervoor om de geïnterviewden achteraf zoveel mogelijk ruimte te bieden om mee te lezen en hun mening te geven.

Falke lijkt die macht ook aan de mensen in zijn reportages te willen geven, maar pakt het anders aan. Hij beschrijft. Liever dan ‘journalist’ dan ook ‘een onderzoeker die alles wil zien, maar die nooit zal ingrijpen om zijn verhaal te kunnen maken’. Ingrijpen is ook niet nodig, vindt hij: ‘Als je oplet, gebeurt er eigenlijk altijd wel iets. Het is haast een belediging om geen genoegen te nemen met de realiteit.’ 

Door zijn werkwijze maakte het voor mij al snel niet meer uit of Falke überhaupt de geschikte persoon is om over armoede te schrijven

Door die werkwijze maakte het voor mij al snel niet meer uit of Falke überhaupt de geschikte persoon is om over armoede te schrijven. Veel belangrijker dan iemands achtergrond, is zijn aanpak. Sowieso, bedacht ik me, is het eigenlijk hypocriet om te vinden dat het te weinig gaat over armoede – want dat vind ik – en tegelijkertijd te betwijfelen of niet-armen over armoede kunnen schrijven, nietwaar?

Falkes boek is vol leed, rijk aan problemen en misère. De hoeveelheid ellende irriteert op den duur. Nu maar hopen dat het ook de politieke macht en de mensen die zich zelfs nu geen zorgen hoeven te maken om hun bestaanszekerheid ook irriteert als ze het boek lezen. En vooral: dat ze zich schamen.

Meer lezen?

De echte afgehaakten? Zij die hun schouders ophalen ‘Afgehaakten’ worden ze genoemd, de mensen die niet meer stemmen – of alleen nog op protestpartijen –, die niet profiteren van economische groei, die de overheid wantrouwen. Maar de échte afgehaakten zijn de mensen die het zich kunnen permitteren de samenleving de rug toe te draaien, na jarenlang geprofiteerd te hebben van neoliberaal beleid. Lees de column