Vrijdag verscheen het langverwachte onderzoek van Deloitte over de zaak-Sywert van Lienden. Het rapport maakt duidelijk waarom het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2020 een mondkapjesdeal van 100 miljoen euro sloot met Van Lienden en zijn partners, die daar allen miljoenen aan verdienden.
In deze reconstructie schetsen wij de context van deze deal, die plaatsvond in de paniekerige beginfase van de pandemie waarin de overheid maar liefst 2 miljard euro uitgaf aan beschermingsmiddelen. Kopen, kopen, kopen, luidde de politieke opdracht, zelfs nadat de inkopers zeiden dat dat allang niet meer nodig was. Het leeuwendeel van de beschermingsmiddelen ligt nog altijd te verstoffen in magazijnen.
Waarom bleef de overheid maar mondkapjes inkopen? Welke rol speelden media en politiek daarin? En: was er eigenlijk wel een mondkapjestekort?
Wat zie je als je uitzoomt van #sywertgate?
Inhoudsopgave
- De val van de minister
- De geboorte van het LCH
- Welkom bij Firma Mondkapje
- Geen geoliede machine
- De stille ramp in de verpleeghuizen
- Als Chinese mondkapjes niet op Hollandse hoofden passen
- Het paascadeautje
- Pissing out, pissing in
- Een stichtelijke boodschap van de Rijksoverheid
- Catch-22
- Wie betaalt, bepaalt: doorkopen tot 1 miljard
- Een persconferentie tussen de bergen mondkapjes
Inhoudsopgave
- De val van de minister
- De geboorte van het LCH
- Welkom bij Firma Mondkapje
- Geen geoliede machine
- De stille ramp in de verpleeghuizen
- Als Chinese mondkapjes niet op Hollandse hoofden passen
- Het paascadeautje
- Pissing out, pissing in
- Een stichtelijke boodschap van de Rijksoverheid
- Catch-22
- Wie betaalt, bepaalt: doorkopen tot 1 miljard
- Een persconferentie tussen de bergen mondkapjes
Het is vrijdag 17 april 2020 en de sfeer op het hoofdkantoor van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is gespannen.
Topambtenaar Mark Frequin, de ambtelijk leider van het LCH, staat op het punt om een mededeling te doen aan al zijn medewerkers.
Het LCH is de organisatie die een krappe maand geleden is opgericht om mondkapjes te kopen – en daarmee Nederland te behoeden voor een ramp. Als zorgmedewerkers niet beschermd zijn tegen corona, worden ze ziek of gaan ze niet werken. En wat dan?
Mensen zullen sterven, de economie komt tot stilstand, de samenleving kan ontwricht raken. En wat dan?
Frequins bijnaam is ‘het Hitteschild’ en de hitte waartegen hij het LCH al enkele weken probeert te beschermen komt van vele kanten. Van kritische media, die reppen van grote tekorten. Van verontwaardigde Kamerleden, die eisen dat de tekorten nú worden opgelost. Van bange burgers. En van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), dat van Mark Frequin en het LCH een oplossing verwacht.
Maar nu komt de hitte van binnenuit.
Tegenover Mark Frequin staat een bont gezelschap van ziekenhuismedewerkers, inkopers van zorgartikelen, co-assistenten, militairen en ambtenaren. Het zijn de rampenbestrijders van het LCH, de mensen die vier weken geleden halsoverkop mondkapjes zijn gaan kopen voor het vaderland. Ze zijn stuk voor stuk gesloopt en hopen op een verlossend woord van Frequin.
Bij het LCH is namelijk een nieuw, nogal existentieel, inzicht ingedaald. De inkopers zien het, het management ziet het, en Mark Frequin ziet het ook.
We hebben het onder controle.
Na vier bizarre pandemieweken heeft chaos plaatsgemaakt voor overzicht. Het LCH werkt samen met een aantal vaste en betrouwbare leveranciers. Er zijn inmiddels 13 miljoen mondkapjes op voorraad. Komende week komen er nog eens zeven leveringen uit China binnen, van in totaal 19 miljoen stuks – genoeg voor enkele weken. Daarbovenop zijn er nog 100 miljoen mondkapjes in bestelling – genoeg voor bijna een jaar lang maximaal verbruik. In normale tijden kan de hele Nederlandse zorg hier bijna een decennium mee vooruit. De LCH’ers geven daarom al een paar dagen aan: we hebben genoeg.
Maar het ministerie van VWS wil dat ze door blijven kopen. Sterker, vandaag spreken Sywert van Lienden, Bernd Damme en Camille van Gestel met het LCH over een order van nog eens 40 miljoen stuks ter waarde van 100,8 miljoen euro – en ook daarvan zeggen sommige LCH’ers: dit is niet meer nodig.
Van de bakken vol belastinggeld die het LCH de afgelopen maand al heeft uitgegeven kun je een gemiddeld ziekenhuis een jaar bekostigen. De zorgmensen van het LCH, wier werkelijkheid bestaat uit op de kleintjes letten, denken: dat geld kan beter worden besteed. Aan meer ic-bedden bijvoorbeeld, of hogere salarissen voor verpleegkundigen.
Maar er is een tweede, politieke werkelijkheid. Die ziet Frequin ook.
Die werkelijkheid bestaat uit minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid (CDA) en minister Martin van Rijn voor Medische Zorg (PvdA), Frequins politieke bazen. Zij vertellen hem dat het LCH moet blijven inkopen.
Kopen, kopen, kopen.
Want het virus is ieders werkelijkheid – een virus dat zich zo grillig gedraagt dat wat vandaag lijkt te kloppen, morgen weer achterhaald kan zijn. Dus ja, nu denken de professionele inkopers dat er genoeg mondkapjes zijn, maar hoe zullen ze daar volgende week tegenaan kijken?
Het Hitteschild heeft het moeilijk. De mensen van het LCH – zijn mensen – zeggen: het is genoeg, en daar kan hij zich wel in vinden. Maar de ministers – zijn ministers – zeggen: kopen, kopen, kopen, en ook daar heeft hij begrip voor.
En zo staat Mark Frequin hier in het atrium van het LCH in Leusden, tijdens de dagelijkse stand-up, voor een groep afgepeigerde mensen die hopen dat hij hun gaat vertellen dat het genoeg is.
Frequin: ‘We stoppen niet met kopen.’
De vragen die deze reconstructie beantwoordt
Nu, twee jaar later, liggen er honderden miljoenen mondkapjes, handschoenen, spatbrillen en jassen te verstoffen in twaalf pakhuizen door heel Nederland. Bijna 2 miljard euro gaf het LCH eraan uit – veel te veel. Er zijn ook nog eens heel veel onbruikbare spullen gekocht: bijna 80 procent van de beschermingsmiddelen die het LCH in de eerste weken inkocht was volgens het RIVM niet goed genoeg voor de zorg.
En dan was er nog die controversiële deal met Sywert van Lienden, Bernd Damme en Camille van Gestel, die 40 miljoen mondkapjes leverden – mondkapjes die volgens het LCH óók niet nodig waren.
Die politieke beslissing – om door te blijven kopen, tegen het nadrukkelijke advies van de inkopers in – roept met de kennis van nu de vraag op: waarom moest het LCH blijven inkopen? De experts zeiden toch dat het genoeg was? En waarom ging het LCH in zee met Sywert van Lienden, een opiniemaker zonder noemenswaardige ervaring met het inkopen van mondkapjes?
Vragen die nooit volledig zijn beantwoord, omdat de hoofdrolspelers van het LCH zélf – de mensen die besloten wat er werd gekocht, hoeveel er werd gekocht en bij wie – hun verhaal nooit volledig vertelden.
Dat vacuüm vulde zich vooral met veroordeling – aan de keukentafel, in de media en in de Tweede Kamer. Veroordeling van een overheid die dan weer te snel, dan weer te langzaam opereerde; van de deals die gesloten werden met opportunisten en gelukszoekers zonder kennis van zaken, en van de honderden miljoenen euro’s die werden uitgegeven aan beschermingsmiddelen die al afgekeurd waren voor ze in gebruik konden worden genomen.
De afgelopen maanden spraken wij, Anne de Blok en Maurits Martijn, deze hoofdrolspelers – het voltallige management van het LCH, inkopers die de deals moesten sluiten, distributeurs die verantwoordelijk waren voor de logistiek, handelaren en leveranciers die de spullen beloofden te leveren, en vele anderen – en kregen wij inzage in talloze documenten, waaronder de rapportages die het LCH wekelijks aan de politieke leiding stuurde en filmmateriaal van een voormalig LCH-medewerker.
Zo konden wij reconstrueren hoe de bestrijding van de coronacrisis in die eerste maanden verliep.
En zo vonden we langzaam maar zeker antwoorden op de waarom-vragen. Waarom werden er zo veel mondkapjes ingekocht? Waarom bleven er miljoenen aan strijkstokken van handelaren hangen? Waarom gingen het ministerie van VWS en het LCH in zee met de vreemdste leveranciers?
Dat verhaal had kunnen eindigen op die bewuste vrijdag 17 april 2020, op het hoofdkantoor van het LCH in Leusden, toen het besef indaalde dat er genoeg was ingekocht. Maar daar eindigde het verhaal niet.
Om te begrijpen waarom er op die cruciale dag toch besloten werd door te gaan met inkopen, moeten we terug naar woensdag 18 maart 2020, de dag dat het LCH werd opgericht.
De dag ook dat Bruno Bruins, toenmalig minister voor Medische Zorg, instortte in de Tweede Kamer.
De val van de minister
18 maart 2020
Het coronadebat duurt al meer dan zes uur en Bruno Bruins ziet er niet goed uit.
Over dertien minuten zal hij in elkaar zakken en weggevoerd worden van wat zijn laatste optreden als minister voor Medische Zorg zal zijn. Maar nu moet hij de Kamerleden Klaver en Wilders van antwoorden voorzien.
Bruins heeft al een paar keer uitgelegd dat zijn ministerie ‘vierentwintig-zeven zijn stinkende best’ doet zo veel mogelijk mondkapjes naar Nederland te krijgen. Bruins spreekt over een ‘gevecht’ met andere landen, over bedreigingen en fraude, over dat het ene mondkapje het andere niet is, dat er onderzocht wordt of kapjes hergebruikt kunnen worden, of Nederland zelf kan gaan produceren en dat er een ‘vorderingsbesluit’ klaarligt om mondmaskers in te kunnen nemen – mits ‘er wel iets te vorderen is’.
Het is een hallucinante week. Twee dagen geleden sprak Mark Rutte als een premier in oorlogstijd vanuit het Torentje de natie toe. De avond ervoor klapt het ganse land voor de zorgmedewerkers. De scholen en kroegen zijn dicht, de straten verlaten. Er gaan foto’s rond van lege schappen in de supermarkt en van stapels lijken in Italiaanse ziekenhuisgangen.
En dan zijn er de mondkapjes, of eigenlijk: die zijn er niet. De tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen – jassen, handschoenen, handgel en vóóral: mondkapjes – zijn een van de grootste problemen waar ieder land mee kampt. De zorg is de grootste zorg. Corona verspreidt zich als een gek en als de zorgmedewerkers zichzelf en hun patiënten niet kunnen beschermen, dreigen er Italiaanse toestanden.
Dagelijks krijgen ministers en Kamerleden mails en telefoontjes van wanhopige ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen. Van ondernemers die zeggen te wíllen helpen. Van ondernemers die zeggen te kúnnen helpen.
Doemscenario’s gaan rond. NRC liet een dag voor het debat niets aan duidelijkheid te wensen over: ‘Nog een paar dagen en alle mondkapjes in Nederland zijn op.’
‘Onder welke steen leeft deze minister?’
‘We kúnnen níét wachten met de bescherming van onze helden’, zegt GroenLinks-fractievoorzitter Jesse Klaver tijdens het verhitte debat. ‘Waarom heeft u niet in januari al meteen gezorgd dat wij voldoende van alle beschermingsmiddelen in Nederland voorhanden hadden?’ vraagt PVV-voorman Geert Wilders.
En iedereen kijkt naar Bruno Bruins, chef corona op een ministerie van een gedecentraliseerd, geregionaliseerd en deels geprivatiseerd zorgsysteem, waarvan iedereen opeens centrale regie eist. Klaver wil actie, Wilders verwijt Bruins bestuurlijk falen. Bruins, die in die dagen weinig slaapt, geeft wat warrig doch geduldig antwoord en incasseert namens het kabinet de klappen van de Kamer.
‘Onder welke steen leeft deze minister?’ bijt Klaver hem toe.
De GroenLinks-leider neemt geen genoegen met Bruins’ opmerking dat hij mondkapjes zal gaan vorderen als het nodig is.
‘Het ís nodig!’ zegt Klaver vol pathos. ‘Er ís een groot tekort aan mondkapjes. Er ís een groot tekort aan beschermingsmiddelen. Dat betekent dat we alles op alles moeten zetten...’
Bruins: ‘Wij zétten alles op alles...’
‘Volgens mij was ik aan het woord’, zegt Klaver, die het een ‘belangrijk signaal’ noemt voor ‘al die mensen die daar in de frontlinie van de zorg voor ons strijden’ als de minister laat zien ‘dat wij hier in Den Haag alles doen wat wij kunnen’.
Volstrekt onverwachts kiest Bruins eieren voor zijn geld. ‘Dan zal ik vanavond dat vorderingsbesluit doen ingaan’, zegt hij.
Klaver is zichtbaar verrast door de toezegging en bedankt de minister.
Bruins weet op dat moment dat er nauwelijks wat te vorderen valt. Maar de symbolische politieke punten zijn Klaver gegund.
Voor Geert Wilders is het niet genoeg – hij eist harde getallen. Waarop Bruins nogmaals zegt dat hij de omvang van de mondkapbehoefte op dat moment niet concreter kan maken, wat Wilders op zijn beurt ‘echt schokkend’ noemt, want: ‘het gaat over de veiligheid van de helden waar heel Nederland gisteren voor klapte, voor het geweldige werk dat ze doen’.
Bruins hakkelt en stamelt, Wilders zaagt zo nog even door – ook bij het volgende onderwerp: de capaciteit van de Nederlandse intensive cares.
Dan onderbreekt Klaver zijn collega Wilders.
‘Voorzitter’, zegt Klaver, ‘het gaat niet goed met de minister.’
Bruno Bruins wiebelt, wankelt en zakt voor het oog van de natie in elkaar. Met hulp van collega-minister Wouter Koolmees (D66) krabbelt hij weer op, neemt een slok water, en verdwijnt onder begeleiding richting het Kamerrestaurant.
De voorzitter schorst de vergadering.
De geboorte van het LCH
18 maart 2020
110 kilometer verderop komt luttele minuten later een ongewoon gezelschap bijeen om het land te redden. Zo voelt het op dat moment in ieder geval, daar op de eerste verdieping van een bijgebouw van het Radboudumc, het academische ziekenhuis in Nijmegen. Als een plan dat het land kan redden. Als het enige plan dat het land kan redden. Als het enige plan.
De aanwezigen weten dat Bruno Bruins zojuist onderuit is gegaan. Ze zijn gebeld, geappt of zagen het live op hun telefoon gebeuren. Het geeft de bijeenkomst nog meer gewicht. Niet dat extra gewicht nodig is. Als er één groep mensen in Nederland op dat moment de ernst van de situatie kent, dan is dat precies de groep mensen die vanavond in Nijmegen bij elkaar komt om het land te redden. Allemaal hebben zij bizarre weken achter de rug. Allemaal joegen ze op mondkapjes. En allemaal schoten ze vooral mis.
Zij zullen het moeten doen: twee hoge ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid; vijf executives van OneMed en Mediq, de twee grootste medische distributeurs van Nederland – tevens elkaars grote concurrent; en twee bestuurders en drie inkopers van academische ziekenhuizen. Ze hebben zich verdeeld over twee aparte ruimtes: in de ene de ambtenaren van VWS en de vertegenwoordigers van de ziekenhuiszorg, in de andere de industrie – OneMed en Mediq.
Later zal er enige verwarring zijn over wie het plan bedacht. Was het een topambtenaar van het ministerie? Was het iemand uit de medische industrie? Zoals met zoveel goede ideeën dachten velen er ongeveer tegelijkertijd over na, maar de geestelijk vader van het plan is een medewerker van het Radboudumc: Kevin Overgoor uit het Gelderse Lent.
De inzichten van Kevin Overgoor
Afgelopen weken heeft Kevin Overgoor, inkoper van het Nijmeegse academisch ziekenhuis en gespecialiseerd in het inkopen van de spullen voor de operatiekamers en de afdeling cardiologie, een paar inzichten opgedaan.
Eén: het systeem werkt, totdat het niet meer werkt.
In normale tijden is het inkopen van persoonlijke beschermingsmiddelen – PBM’s in het inkopersjargon – appeltje-eitje. Hij weet wat hij moet hebben, bij wie hij het moet bestellen en wanneer het wordt bezorgd. Grote voorraden aanleggen is niet nodig: het systeem werkt. Totdat het niet meer werkt, en áls het niet meer werkt, werkt het helemaal niet meer.
Overgoor heeft eigenlijk geen idee hoe de supply chain van beschermingsmiddelen er precies uitziet. En belletjes met collega-inkopers van andere ziekenhuizen hebben zijn vrees bevestigd: niemand weet dat. Normaal koopt hij namens het ziekenhuis bij een leverancier of distributeur, en er is nooit een reden geweest om verder te kijken. Nu de vertrouwde tussenhandelaren niet meer leveren, is verder kunnen kijken bittere noodzaak. Maar waar?
Het tweede inzicht: bijna alle spullen komen uit Azië, en met name uit China.
Hij wist wel dat veel uit Azië kwam, maar zo veel? En wat hij absoluut niet wist, was dat het merendeel van de mondkapjes uit Hubei kwam – uitgerekend die regio in China waar corona voor het eerst was ontdekt. Alsof de duivel ermee speelde.
Enter inzicht drie: Overgoor en zijn collega’s zijn hier niet voor gemaakt.
In academische ziekenhuizen zijn inkopers zoals hij, uitzonderingen daargelaten, een tikkie procedureel. Ziekenhuizen moeten grote aankopen aanbesteden: ze zetten hun vraag in de markt en die markt doet aanbiedingen. De inkopers moeten de bestellingen doelmatig en, minstens zo belangrijk, volgens vaste regels en processen laten verlopen.
Nu, in deze noodsituatie, zijn er andere kwaliteiten nodig. Een wildwestmarkt vraagt niet om aanbesteders met bammetjes in broodtrommels, maar om cowboys met ballen en bluf. Het vraagt om types die de mores van de mondiale markt beter liggen dan de bijlagen van de nieuwste Europese aanbestedingsrichtlijn.
Overgoor kent eigenlijk maar één iemand die aan dat beeld voldoet: hoofdinkoper René Dullaart van het Erasmus MC in Rotterdam. Die heeft de skills en de ervaring, én kreeg niet voor niets enkele weken geleden de opdracht van VWS om voor de hele natie mondkapjes in te kopen. Maar, dacht Kevin: we kunnen niet afhankelijk zijn van één persoon, wat als René uitvalt?
Gisteren, op 17 maart, viel René Dullaart uit.
Inzicht vier: het ministerie van VWS gaat dit absoluut niet oplossen.
Dit inzicht kwam doordat het ministerie van VWS met de beste intenties twee heel domme dingen deed. Eerst ontdekte Overgoor bij toeval dat een ambtenaar van het ministerie zonder enige kennis van zaken op eigen houtje een gevaarlijk slechte lading van 150.000 mondkapjes had besteld. Het lukte ternauwernood om deze lading uit de ziekenhuizen te weren. Vervolgens kwam Overgoor erachter dat het ministerie en zijn ziekenhuis op dezelfde deal aan het bieden waren – of eigenlijk: tegen elkaar aan het opbieden waren.
Hij beseft: als het zo doorgaat, gaat het gierend mis. Zijn ziekenhuis heeft nog wel wat mondkapjes liggen, maar de verhalen van zorginstellingen met nog maar één, twee dagen voorraad hebben hem ook bereikt. We moeten het samen gaan doen, realiseert Kevin Overgoor zich. Er is een samenwerking nodig tussen de zorg, de markt en de overheid. Een consortium dat heel veel kan inkopen en uit één mond met China kan praten.
Een clash tussen werelden
In de ene ruimte probeert Overgoor de ambtenaren van VWS ervan te overtuigen zo’n consortium op te richten. In de andere ruimte wachten vertegenwoordigers van ‘de industrie’ op de uitkomst van al dat gepraat, terwijl ze paniekerige berichten binnenkrijgen van hun inkopers: die zien de boel escaleren en het aanbod van mondkapjes verdampen.
Op een gegeven moment valt een van de executives van OneMed de kamer van de ambtenaren binnen.
‘Nu is het klaar. We gaan nu om tafel. Samen!’
Het is het begin van een samenwerking tussen marktpartijen, ziekenhuizen en het ministerie van VWS. Kevin Overgoors plan zal worden uitgevoerd: er komt een consortium dat mondkapjes en andere beschermingsmiddelen naar Nederland gaat halen.
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) – al heeft het dan nog niet die naam.
De aanwezigen zijn gespannen en opgewonden. Ze weten dat ze zich op onbekend en risicovol terrein moeten gaan begeven.
Hier komt hoe dan ook gedoe over, denkt een van de aanwezigen, Alex van der Putten. Hij is hoofd inkoop van het Radboud, leidinggevende van Kevin Overgoor, en een van de toekomstige spilfiguren van het LCH. We gaan dingen fout doen, maar niks doen is ook geen optie.
Welkom bij Firma Mondkapje
23 maart 2020
Het is maandag 23 maart. Op deze prille lentedag, vijf dagen na de bijeenkomst in Nijmegen, stappen zo’n tachtig ziekenhuisinkopers, co-assistenten, ambtenaren, militairen, medische leveranciers en veiligheidsexperts hun auto in richting Leusden, een bosrijke gemeente een paar kilometer ten zuidoosten van Amersfoort.
In het bos pal aan de A28 staat een imposant neoclassicistisch gebouw. Normaal gesproken zetelt de Federatie van Technologiebranches (FHI) er, maar nu staan er door corona vele vierkante meters leeg. Het is de perfecte locatie voor het hoofdkantoor van het LCH. Centraler gelegen kan bijna niet. En het is op relatief neutraal terrein: niet in een ziekenhuis, niet bij een van de medische leveranciers en niet op het ministerie.
Die locatie wordt angstvallig geheimgehouden. Er lopen overheidsdienaren rond met een verleden bij Defensie en de geheime diensten. Er is speciale beveiliging tegen drones die zomaar zouden kunnen komen spioneren of het wifinetwerk zouden kunnen hacken.
Niemand weet wat ze precies gaan doen daar in Leusden, behalve dat het iets belangrijks zal zijn, iets heroïsch, iets patriottisch zelfs. Op de muur van het atrium van het gebouw zullen scenario’s komen te hangen van hoeveel doden het virus zou kunnen veroorzaken. Een aanwezige vergelijkt het gevoel van die dag met het gevoel dat een reservist moet hebben als hij opgeroepen wordt om te vechten voor het vaderland.
De sfeer is gespannen. Gisteren ging er een NL-Alert uit die mensen opriep weg te blijven van stranden en natuurgebieden. Vandaag wordt de 98ste patiënt op de ic opgenomen. Vanavond zal premier Mark Rutte de ‘intelligente lockdown’ aankondigen.
En over de internationale jacht op mondkapjes gaan de wildste verhalen rond. Poolse roversbendes die vrachtwagens met mondkapjes overvallen. Chinese drugsdealers die hun aandacht hebben verlegd van marihuana naar mondmaskers. Overheden die speciale eenheden inzetten om mondkapjes te confisqueren.
Er zijn dus kapers op de kust, en wat weerhoudt hen ervan om af te reizen naar lieflijk Leusden?
De topprioriteit volgens de Tweede Kamer: beschermingsmiddelen vinden
Van een organisatie is op dat moment nog geen sprake, daar in Leusden. Er bestaat hooguit een globaal idee, met een paar basale uitgangspunten, en een heleboel mensen die geloven dat dit plan de enige kans is om Nederland van een nakende ramp te redden.
Wat is dat plan? De mensen van het LCH willen een eigen aanvoerroute van beschermingsmiddelen van China naar Nederland opzetten. Ze willen alles in eigen hand houden: van inkoop tot transport tot distributie naar de zorginstellingen.
En er ligt een politieke opdracht: eerst de acute zorg, de ic’s, bevoorraden.
Het is het begin van een gigantische operatie voor tientallen mensen en voor drie mannen in het bijzonder: Alex van der Putten, Rob van der Kolk en Mark Frequin. Drie mannen die elkaar nog niet kennen, zelfs nog nooit eerder van elkaar gehoord hebben, maar nu samen de meest intense drie maanden uit hun leven zullen beleven.
Alex van der Putten (1978) is hoofd inkoop en supply chain bij het Radboudumc en zal over de logistiek gaan. Wat voor hem belangrijk is: ‘redundantie in het netwerk’. Dat is supply chains voor ‘je kansen spreiden’. Van der Putten wil daarom twee distributielijnen tot zijn beschikking hebben. Als er dan een lijn ‘onderuitgaat’, omdat er iets niet werkt of omdat er op een van de locaties covid-19 uitbreekt, kan het LCH altijd terugvallen op de andere lijn.
Het is niet de bedoeling om het wiel opnieuw uit te vinden. Daar is geen tijd voor. Bovendien werden ziekenhuizen en zorginstellingen prepandemie al beleverd met mondkapjes en andere hulpmiddelen; de infrastructuur ligt er dus al. Daar moet gebruik van worden gemaakt, vindt Van der Putten.
Het LCH zal daarom samenwerken met de twee grote medische distributeurs: OneMed, dat beschermingsmiddelen met Centraal Boekhuis distribueert, en Mediq, dat samenwerkt met PostNL. OneMed zal verantwoordelijk worden voor de belevering van de ziekenhuizen, ‘de dikke stroom’ noemt Alex van der Putten dat, of ‘het palletwerk’. Mediq zal de ‘fijndistributie’ of ‘het pakketjeswerk’ naar de verpleeghuizen en de thuiszorg voor z’n rekening nemen.
Om dit allemaal in goede banen te leiden, regelt Van der Putten een immense loods in Vianen waar alle binnenkomende mondkapjes en andere beschermingsmiddelen heen kunnen worden gereden, om vanuit daar gedistribueerd te worden naar de zorg.
Rob van der Kolk (1968) is directeur van de divisie interne geneeskunde van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (Amsterdam UMC). Vanaf het eerste moment is hij de natuurlijke leider van de club. Hij heeft verstand van financiën, kan goed organiseren en kent de wereld van de medische hulpmiddelen als geen ander: zijn vorige baan was directeur inkoop van het AMC.
Later zal hij over zijn rol binnen het LCH zeggen dat hij ‘op de aarde is gezet voor deze job’.
‘Jij schrijft toch dat boekje over publiek leiderschap? Kom dat dan maar eens laten zien!’
Van der Kolk moet antwoorden vinden op lastige vragen, zoals: hoeveel mondkapjes zijn er nodig? Het is bekend hoeveel beschermingsmiddelen zorginstellingen ongeveer gebruiken in normale tijden. Maar niemand weet wat er nú nodig is. Hoe goed beschermen de bestaande beschermingsmiddelen tegen dit nieuwe virus? Hoeveel besmette mensen zullen in de ziekenhuizen komen te liggen? Hebben die allemaal symptomen, en zie je die dan ook?
In een situatie met zo weinig informatie kun je weinig anders dan gokken. Je stopt een duim in je mond of pakt een bierviltje, en je doet een gok.
De gok van Van der Kolk: Bernhoven maal honderd.
Bernhoven is een ziekenhuis in het Noord-Brabantse Uden, in de frontlinie van de Nederlandse corona-uitbraak, en van dat ziekenhuis weten ze hoeveel extra beschermingsmiddelen het verbruikt.
Oké, denkt Van der Kolk, dan doen we dat. Maal honderd.
Volgende vraag: wie gaat dat betalen? De voorheen keurige, voorspelbare markt van beschermingsmiddelen is veranderd in een markt waar heel veel cash nodig is. Cash voor voorschotten, cash om op meerdere paarden tegelijk te wedden, cash voor het geval je op het verkeerde paard hebt gewed. Als je dan bedenkt dat er aanbieders zijn die tien euro per mondkapje vragen en dat er miljoenen mondkapjes per week nodig zijn, dan heb je het niet over een paar miljoen euro, maar over een oorlogskas van tientallen miljoenen.
Of, weer zo’n gok: ongeveer 250 miljoen.
Wie dat gaat betalen? De Nederlandse overheid natuurlijk, wie anders? Heeft het ministerie van VWS de eerste weken nog geworsteld met zijn rol en de regeltjes – moet er niet aanbesteed worden? Moeten we wel zakendoen met mensen waar we normaal geen zaken mee zouden doen? – inmiddels heeft Den Haag alle sluizen opengezet. Als die kapjes er maar komen.
Dat is niet alleen de dringende wens van het kabinet en de samenleving; het is nadrukkelijk de opdracht van de Tweede Kamer. En niet van een krappe meerderheid, nee álle fractievoorzitters, van Thierry Baudet (FVD) tot Lilian Marijnissen (SP), riepen Bruins tijdens zijn laatste debat in een gezamenlijke motie op om het ‘verwerven van benodigde beschermings- en testmaterialen en beademingsapparatuur nog meer tot topprioriteit [te] classificeren’.
Het mantra van de hoogste ambtenaar van VWS, Erik Gerritsen, luidt die dagen dan ook: ‘Liever vergiffenis achteraf dan toestemming vooraf’. Daarmee bedoelt hij: koop eerst alle mondkapjes die je kopen kunt, de bonnetjes komen later wel. Gerritsen heeft iemand die hij vertrouwt gevraagd als kapitein van dit nieuwe, vreemde, dure schip: zijn oude Haagse strijdmakker Mark Frequin.
Mark Frequin (1953) is misschien wel de meest ervaren topambtenaar van alle topambtenaren die in Den Haag rondlopen. Op het moment dat Gerritsen hem benadert, voert Frequin een opdracht uit voor de Algemene Bestuursdienst, de club voor topambtenaren. Zijn opdracht is om een ‘nieuwe visie’ te ontwikkelen op ‘publiek leiderschap’. Hoe leid je in de 21ste eeuw een overheidsinstelling of een ministerie? Zijn verslag is nog niet geschreven wanneer Erik Gerritsen hem belt.
Gerritsen: ‘Jij schrijft toch dat boekje over publiek leiderschap? Kom dat dan maar eens laten zien!’
Frequin zal leiden. Hij moet zorgen voor geld en politiek draagvlak, en doet er alles aan om de verhitte en boze buitenwereld buiten te houden. Het zal hem de bijnaam ‘het Hitteschild’ opleveren.
En zo beginnen Alex van der Putten, Rob van der Kolk en Mark Frequin met ongeveer tachtig anderen eensgezind en enigszins onwennig aan deze gigantische operatie.
Hun gezamenlijke doel: mondkapjes kopen, heel veel mondkapjes en andere beschermingsmiddelen, om Nederland voor een ramp te behoeden.
Het LCH moet buiten de gebaande paden treden
Aan leads in ieder geval geen gebrek.
Het weekend voordat de operatie van start ging, plaatste het ministerie van VWS een advertentie in de Telegraaf met een e-mailadres. En vanaf dat moment stromen de mails binnen, wel vier per minuut. Er was alleen een probleem. Wie beheert de inbox?
Rob van der Kolk treft op die eerste dag zo’n vierduizend onbeantwoorde e-mails aan. De mailers bevinden zich op het spectrum van goedwillende enthousiastelingen tot opportunisten met eurotekens in de ogen. En er zijn opvallend veel BN’ers – van Ali B tot Fred Teeven, van Nina Storms tot de schoonzoon van Joop van den Ende.
Van der Kolk heeft daarom een regiment aan co-assistenten van het Amsterdam UMC geregeld die zich daarmee bezig moeten houden: Team Inbox.
Ter plekke bekijken en beoordelen ze de e-mails die binnenkomen. Als een BN’er of bewindspersoon mailt, sturen ze het bericht door aan het zogenoemde VIP-team. De andere mails die de moeite waard lijken gaan naar Team Inkoop.
Dat team bestaat uit een combinatie van inkopers van academische ziekenhuizen, zoals Kevin Overgoor van het Radboudumc, en inkopers van een aantal medische bedrijven zoals Bunzl, Brocacef en Mediq. Het zijn allemaal gepokte en gemazelde inkopers, maar nu vangen ze al weken bot: bij hun vaste contacten en bij de bekende groothandels en handelaren. Ze hebben mensen nodig die China kennen en er een netwerk hebben.
Team Inkoop moet buiten de gebaande paden treden.
Bij het LCH is er direct achterdocht richting Van Lienden en zijn plan. De LCH’ers zien hem als een potentiële concurrent
Hans Poulis is zo’n pad, de CEO van een Rotterdamse onderneming in relatiegeschenken. Pennen en kopjes, paraplu’s en knuffels, agenda’s en geurtjes. Geen mondkapjes, maar wel iemand met veel Chinese connecties, en die een paar dagen eerder bij BNR, de Telegraaf én het Algemeen Dagblad heeft verkondigd dat hij met zijn bedrijf het schreeuwend tekort aan mondkapjes kan oplossen. ‘Wij bieden 500.000 mondkapjes per dag’, zei hij. ‘Maar dan moet de overheid wel bestellen.’
Zijn pr-offensief blijft niet onopgemerkt. Op maandag 23 maart mag hij meteen op audiëntie in het hoofdkantoor van het LCH. Binnen een uur staat hij weer buiten met een order voor een miljoen maskers op zak.
Het is exemplarisch voor de manier waarop er in die eerste weken handel wordt gedreven. Het maakt niet uit of je verstand hebt van mondkapjes, als je er maar aan kunt komen voor een goede prijs en documenten.
Zo komt ook Kak Khee Yeung in Leusden, een jonge vaatchirurg. Ervaring met het kopen van mondkapjes heeft ze niet – ze doet baanbrekend onderzoek naar gladde spiercelfuncties bij aneurysma’s van de aorta – maar ze spreekt en leest wel Chinees. En ze heeft nog iets wat Team Inkoop dan nog niet heeft: een contactpersoon die een tussenpersoon kent die een betrouwbare fabrikant weet die goede mondkapjes maakt tegen een niet al te uit de hand gelopen prijs. Ook via haar sluit het LCH al snel een deal.
De 29-jarige gemeenteambtenaar die z’n eigen distributielijn aan het opzetten is
De sfeer is dan ook goed. Totdat Rob van der Kolk, vlak voor het middaguur, een bericht krijgt waardoor hij denkt: straks kunnen we dit hele zooitje misschien wel opdoeken.
Het bericht komt van Team Inkoop. Een LCH’er heeft contact met de politiek adviseur van Hugo de Jonge, die weer contact heeft met een jonge gemeenteambtenaar die iets aan het doen is wat nogal lijkt op wat het LCH aan het doen is.
Die jonge gemeenteambtenaar – Sywert van Lienden – is namelijk óók bezig persoonlijke beschermingsmiddelen uit China te halen. Hij probeert al een paar dagen contact te krijgen met het landelijke inkoopteam in oprichting, omdat hij mondkapjes voor de verpleeghuizen en de thuiszorg wil importeren.
En Van Lienden heeft al een indrukwekkend rijtje partners aan zich gebonden, zo vertelt hij de politiek adviseur van De Jonge, Bart van den Brink, via WhatsApp. KLM voor het vervoer, een aantal rijke Nederlanders voor de financiering en Coolblue voor de opslag en distributie.
Bij Van der Kolk en het LCH is er direct achterdocht richting Van Lienden en zijn plan. De LCH’ers zien hem als een potentiële concurrent. Hij is samen met twee compagnons bezig een eigen supply chain op te zetten tussen Nederland en China en zal zo, vrezen de LCH’ers, met het LCH concurreren om schaarse beschermingsmiddelen. En het voorkomen van concurrentie was nu juist een van de redenen dat het LCH was opgericht.
Bovendien: de opdracht was ‘acute zorg eerst’, en pas daarna de verpleeghuizen en de thuiszorg.
En er speelt nog iets mee. Sommige LCH’ers vinden Sywert van Lienden een irritante concurrent. Bij het LCH werken mensen met jaren ervaring die al weken tevergeefs al hun krachten en expertise inzetten om het tekort op te lossen, en dan komt die 29-jarige gemeenteambtenaar hun vertellen hoe ze hun werk moeten doen? ‘China is open, mits je contacten hebt. Vreemd toch, dat men dit niet goed zelf heeft kunnen organiseren afgelopen 2 maanden’, tweette hij een paar dagen geleden nog aan zijn tienduizenden volgers.
Toch nodigen de LCH’ers Sywert van Lienden uit op het hoofdkantoor in Leusden, waar hij zijn plannen en ideeën uit de doeken mag doen. De politieke opdracht was immers óók om met iedereen te praten die een bijdrage kon leveren aan de oplossing.
De manier waarop Van Lienden dat doet, roept bij sommige LCH’ers veel weerstand op. ‘Het was vooral heel veel namedropping’, zo omschrijft een van de aanwezigen het. Toch is een van de namen die Van Lienden ‘dropt’ een schot in de roos: Adriaan den Heijer, de directeur van KLM Cargo. Van Lienden heeft contact met de directeur, van wie de LCH’ers denken dat hij misschien wel een belangrijke rol kan spelen bij een luchtbrug van China naar Nederland.
De volgende dag, dinsdag 24 maart, vindt er een cruciale conference call plaats met Den Heijer. Mark Frequin en Alex van der Putten zijn daarbij, samen met twee andere LCH’ers. Ook Sywert van Lienden schuift als initiator van het gesprek aan. En de vergadering is een succes. Uitgelaten appt Van Lienden die avond aan De Jonges politiek adviseur Bart van den Brink: ‘Er komt een luchtbrug. 3x per week Shanghai. 3x per week Hong Kong. Donderdag kijken of er nog meer nodig is. Enorme doorbraak.’
Maar zijn gejuich komt te vroeg. Als Van Lienden de volgende dag naar Leusden komt, dit keer samen met zijn mede-initiatiefnemers Camille van Gestel en Bernd Damme, heeft Alex van der Putten een heldere boodschap voor het drietal: als ze de zorg willen helpen, dan moeten zij opgaan in het LCH en de beschermingsmiddelen onder één vlag inkopen en verdelen naar de zorg.
Dat willen Van Lienden en zijn partners niet. Zij houden vast aan hun plan: zélf inkopen en distribueren aan de thuiszorg, de verpleeghuizen en kleinere zorgverleners, in samenwerking met Coolblue.
Van der Putten vindt dat de drie mannen dan ook niets meer te zoeken hebben in Leusden. Bovendien is het al druk in Leusden en heeft Mark Frequin verordonneerd dat er zo min mogelijk mensen aanwezig mogen zijn. Want stel je voor dat híér corona uitbreekt?
‘Bart, kan ik je bellen’, appt Van Lienden enkele minuten later naar de politiek assistent van Hugo de Jonge. ‘Zijn per beveiliging afgevoerd op order van Mark Frequin.’
Geen geoliede machine
26 maart 2020
Het is donderdag 26 maart, de eerste orders zijn geplaatst, de eerste vluchten zijn gepland en het consortium stuurt een enthousiaste nieuwsbrief rond.
Dat hadden ze beter niet kunnen doen.
Coördinator Rob van der Kolk schrijft ‘enorm trots’ te zijn op wat er in die korte tijd al is bereikt. ‘We zijn anderhalve week geleden met niets begonnen, nu staat er een geoliede machine.’
Het is inderdaad indrukwekkend wat er in korte tijd is opgetuigd. Zo’n honderd mensen werken zich uit de naad. In de loods in Vianen wordt een gigantische logistieke operatie gerund, waar vandaag onder politiebegeleiding de eerste mondkapjes zullen aankomen. Tussen Nederland en China zullen spoedig KLM-vliegtuigen voor het LCH heen en weer vliegen.
Hier lees je een verantwoording van de cijfers in de grafieken van dit verhaal.
Het is ook imposant hoe relatief soepel de verschillende bloedgroepen samenvloeien in het LCH. Gebroederlijk trekken de zorg, de markt en de overheid op voor volk en vaderland.
Maar een geoliede machine? Geen sprake van.
Er wachten bijvoorbeeld nog honderden, duizenden mailers op antwoord van het consortium. Van een naaister die zegt mondkapjes te kunnen maken tot een voormalig staatssecretaris annex buschauffeur die een goede deal denkt te hebben – en alles daartussen. Enkele potentiële leveranciers worden opdringeriger van toon. Er is toch schaarste? Waarom reageren jullie dan niet op mijn e-mail? Ik kan miljoenen mondkapjes regelen!
In dezelfde nieuwsbrief schrijft Van der Kolk dat er ‘sinds vorige week [...] miljoenen maskers, handschoenen, schorten en veiligheidsbrillen naar Nederland [zijn] gehaald en inmiddels ter beschikking [zijn] gesteld aan de regio’s (ROAZ/GHOR)’.
Dat klopt: er zíjn veel beschermingsmiddelen van het LCH naar de zorg gegaan, al een kleine drie miljoen. Maar wat ook klopt: tientallen zorginstellingen die smachten naar mondkapjes krijgen het LCH niet te pakken.
Het hoofd inkoop van een grote zorggroep in Noord-Brabant mailt dat hij ‘met verbazing’ kennis heeft genomen van de inhoud van de nieuwsbrief. ‘Diverse malen is er vanuit regio aansluiting met LCH gezocht maar niet gevonden.’
Deze berichten bereiken ook chef logistiek van het LCH, Alex van der Putten. Dagelijks krijgt hij hetzelfde verhaal te horen. Waar blijven de spullen?
Natuurlijk leest ook hij de berichten over de tekorten in de ziekenhuizen. Over patiënten die bang zijn om dood te gaan, over artsen die bang zijn om zonder masker patiënten te bezoeken en over ziekenhuizen die vrezen dat ze hun deuren moeten sluiten. Zijn eigen ziekenhuis, het Radboudumc, zit zelf ook met een extreem krappe voorraad voor een paar dagen.
Hij begrijpt dan ook de frustratie, hij snapt de angst, maar waarom verwacht iedereen nu al zo veel van het LCH? En wat verwacht iedereen dan? Dat er zo snel een perfect functionerende landelijke inkooporganisatie staat die de hele zorg van Groningen tot Zeeland voorziet van mondkapjes en ander spul? Dat het opeens makkelijk is om in het oerwoud aan charlatans een goede partij maskers te vinden?
Van der Putten denkt: geef ons even de tijd om op te starten.
Maar tijd is een schaars goed, zeker nu – en een volgend probleem dient zich al aan.
De stille ramp in de verpleeghuizen
30 maart 2020
Terwijl het LCH het vizier gericht heeft op de ziekenhuizen en de ic’s, slaat covid-19 als een sluipmoordenaar toe in de huizen waar de kwetsbaarste Nederlanders wonen.
Tussen 30 maart en 5 april overlijden er 1.485 mensen in de verpleeg- en verzorgingstehuizen, en dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van een gemiddelde week in 2020 vóór de pandemie.
De link met een gebrek aan beschermingsmiddelen wordt al snel gelegd. Het probleem: de verpleeghuizen krijgen van het LCH maar mondjesmaat mondkapjes. Er is weliswaar afgesproken dat 10 procent van de spullen gereserveerd moet worden voor de VVT-sector – maar 10 procent van weinig is niet genoeg.
En dat is niet de enige reden waarom verplegers en thuiszorgmedewerkers zich achtergesteld voelen. Op dat moment geldt namelijk ook de RIVM-richtlijn die voorschrijft dat medewerkers mondkapjes móéten dragen bij contact met covidpatiënten. Maar preventief gebruik mag niet; dat wil zeggen dat er geen beschermingsmiddelen gedragen mogen worden als het niet duidelijk is of de bewoner besmet is. De reden: er zijn niet genoeg spullen.
Als iedere verpleger of thuiszorgmedewerker preventief mondkapjes zou dragen, dan komen de artsen en verpleegkundigen in de ziekenhuizen in de problemen.
Gevolg: niet alle medewerkers uit de langdurige zorg mógen mondkapjes dragen, terwijl ze dat wel graag willen. ‘Stoppen we met zorg verlenen of accepteren we het risico dat we onze eigen patiënten besmetten?’ schrijft de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) op 6 april over de tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen.
Een bijkomend probleem is dat ook testen schaars zijn. Als gevolg daarvan zijn er hoogstwaarschijnlijk veel meer besmettingen dan officiële ‘patiënten’, wat het werk – en het leven – in de verpleeghuizen veel risicovoller maakt.
Vanaf de tweede week van april beginnen de media te spreken over een ‘stille ramp in de verpleeghuizen’. Het is een meervoudige ramp, want sinds 20 maart mag er geen bezoek meer komen. Kwetsbare, vaak hoogbejaarde mensen zijn in eenzaamheid doodziek of komen te overlijden. En als dat gebeurt mogen maar dertig personen naar hun uitvaart.
Schrijnende verhalen komen naar buiten. Over een dementerende vrouw van 96 die haar dochter wil aanraken, maar van haar gescheiden wordt door een glazen wand. Over ouderen die sterven terwijl de familie meekijkt op een iPad. Over verpleegkundigen die doodsangsten uitstaan als ze naar hun werk gaan.
Ook in Leusden komt deze ‘stille ramp’ dichtbij. Sommige LCH’ers hebben ouders die in verpleeghuizen wonen, anderen hebben familieleden die in de ouderenzorg werken.
Al vanaf het begin was hiervoor gewaarschuwd
Voor een ‘stille ramp’ kondigde deze ramp zich overigens wel nogal luid aan. Half maart al waarschuwde oud-minister Henk Kamp, voorzitter van ouderenzorgkoepel Actiz, dat ‘de continuïteit van de ouderenzorg’ in gevaar dreigde te komen door een gebrek aan beschermingsmiddelen. Op 26 maart sloeg Wouter van Soest, Actiz-directeur, alarm in een mail naar medewerkers van VWS en tientallen zorgbestuurders. ‘In sommige regio’s dreigen medewerkers en masse werk neer te leggen als er niet (snel en veel) spullen komen.’
En achter de schermen ramt de landelijk coördinator van de ROAZ’en al vanaf het allereerste begin op de deuren van het ministerie. Waarom gaat een ziekenhuis vóór een verpleeghuis?
De boodschap: de spullen moeten eerlijker worden verdeeld.
Alex van der Putten hoort de klachten, begrijpt ze, en denkt: niemand is tegen een eerlijke verdeling. Maar om eerlijker te kunnen verdelen moet er wel genoeg te verdelen zijn.
Als Chinese mondkapjes niet op Hollandse hoofden passen
7 april 2020
De kritiek zwelt aan. Op het inkoopbeleid. Op VWS. Op het LCH.
Die werkelijkheid, de mediawerkelijkheid, dringt zich iedere morgen op bij de LCH’ers, via een WhatsApp-groepje, aangemaakt door het ministerie van VWS, waarin alle berichtgeving over het LCH wordt gedeeld.
Ontspannend is het niet.
Logistiek manager Alex van der Putten wordt in de dagen voor Pasen gek van de berichtgeving.
Hij ziet namelijk dat de operatie serieus op stoom aan het komen is. Dagelijks rijdt een parade van trucks zijn enorme loods binnen. Tientallen miljoenen mondkapjes en andere beschermingsmiddelen komen in Vianen aan.
Het plan werkt.
Of in ieder geval: dit deel van het plan. Want wat hij ook ziet, is dat steeds meer van de spullen die in Vianen binnenkomen niet gedistribueerd mogen worden. Hoger en hoger stapelen pallets met dozen vol mondkapjes zich onaangeroerd op.
Wat is hier aan de hand?
Doordat de vraag naar mondkapjes is geëxplodeerd, is er steeds meer troep op de markt gekomen. Mondkapjes met neppe certificaten. Neppe mondkapjes. Kapjes die van onderbroeken zijn gemaakt. Mondkapjes die bij nadere inspectie maandverband blijken te zijn – met elastiekjes aan de zijkant, dat dan weer wel.
Op 21 maart, het weekend voordat het LCH officieel van start ging, ging het dan ook goed mis. Toen arriveerde de eerste levering uit China, via een deal die VWS nog sloot, de levering van wegwerpvorkjeshandelaar Maarten Halma. Ziekenhuismedewerkers vertrouwden de maskers niet en stuurden ze voor extra controle naar TNO. Daar bleek de kwaliteit rampzalig. De maskers sloten niet goed aan op het gezicht en de filters van de maskers hielden nauwelijks virusdeeltjes tegen. De certificaten waren vervalst.
De medewerkers van het LCH realiseren zich op dat moment: we moeten de mondkapjes ook fysiek op kwaliteit gaan controleren. Een officiële testfaciliteit opbouwen kost alleen weken of maanden. En die tijd is er simpelweg niet. Er zijn eind maart al 49 miljoen mondmaskers besteld. Dus wordt er gekozen voor een provisorische teststraat in Vianen, om zo het vele kaf van het schaarse koren te kunnen scheiden.
De LCH’ers vragen het RIVM om hulp. De immense tijdsdruk noopt het RIVM een aantal academische gouden regels opzij te schuiven. Zo doen ze een veel te kleine steekproef: per 500.000 stuks worden er 3 doosjes van minimaal 10 mondkapjes gekeurd, terwijl circa 120 doosjes representatief zouden zijn. Het RIVM weet dit zelf ook, maar nood breekt wet, vinden de wetenschappers.
Het instituut besluit ook, na overleg met allerhande experts en instanties, FFP2-mondkapjes voor de zorg alleen op de belangrijkste eigenschappen te testen. Zitten ze goed op het hoofd (de zogenoemde ‘fit’)? Houden ze voldoende virusdeeltjes tegen (de ‘filtratie’)? Zien ze er goed uit – hebben ze bijvoorbeeld genoeg laagjes en zitten de elastiekjes goed (de zogenoemde ‘visuele en tactiele inspectie’)? En ten slotte: kloppen de certificaten en zijn de juiste documenten bijgeleverd?
En de teststraat is een succes. Een té groot succes, vindt Alex van der Putten.
Top of the bill of crap?
Van der Putten ziet tot zijn schrik dat 70 tot 80 procent van wat er binnenkomt aan mondkapjes in ‘quarantaine’ moet worden geplaatst. Afgekeurd, niet voor distributie beschikbaar. Er worden miljoenen belastingeuro’s uitgegeven aan spullen die volgens het RIVM niet goed genoeg zijn. En ondertussen zitten duizenden zorgmedewerkers zonder maskers.
Zijn frustraties bereiken een kookpunt als hij de teststraat bezoekt en ziet hóé de beschermingsmiddelen worden afgekeurd.
Dat begint al bij de n, bij de hoeveelheid hoofden waarop de zogenoemde ‘fittest’ wordt gedaan. Normaal zijn dat er twaalf, nu zijn het er vier. Nog zorgwekkender is het type hoofd waarop zij testen. De mondkapjes worden getest op vier hoofden. Vier Hollandse hoofden.
Van der Putten begrijpt direct waarom de mondkapjes de fittest niet doorstaan: het merendeel is een zogenoemd KN95-masker, een kapje van Chinese makelij, gemaakt voor de Chinese markt, bedoeld voor Chinese hoofden. En de meeste Chinese hoofden, weet Van der Putten, zijn kleiner dan Hollandse hoofden, dus is het logisch dat de maskers niet goed passen en worden afgekeurd.
Zijn twijfels over de testmethode ziet hij bevestigd als zelfs het Europese 3M-masker, top of the bill in de wereld, wordt afgekeurd op de fit.
Dat er zo veel spullen worden afgekeurd, leidt niet alleen tot toenemend chagrijn bij Van der Putten en zijn collega’s.
Het zorgt er ook voor dat er veel meer dan gedacht moet worden ingekocht om aan de behoefte van zorginstellingen te voldoen. Ga maar na: stel dat je 10 miljoen mondkapjes per week nodig hebt, maar 80 procent wordt afgekeurd, dan moet je er vijftig miljoen kopen om op die 10 miljoen te komen.
Dat betekent: nog meer kopen, kopen, kopen.
Het paascadeautje
10 april 2020
Het is 10 april, Goede Vrijdag. Sywert van Lienden en zijn twee partners hebben niet stilgezeten sinds ze tweeënhalve week geleden, op woensdag 25 maart, het LCH-hoofdkantoor in Leusden moesten verlaten. Achter de schermen zijn ze met Coolblue doorgegaan met het bouwen van een webshop waar de thuis- en verpleegzorg zelf haar mondkapjes kan bestellen.
Ook hebben ze al een eerste thuiszorginstelling van ruim 60.000 mondmaskers voorzien: Buurtzorg, van de bekende zorgondernemer Jos de Blok. Maar die organisatie krijgt van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) te horen dat het niet de bedoeling is dat thuiszorgmedewerkers preventief mondkapjes gaan dragen. Bovendien is het beleid uit Den Haag nog steeds dat omwille van de schaarste mondkapjes eerst naar de acute zorg moeten.
Van Lienden plaatst daar die dag enkele kritische tweets over.
Om 17.04 uur: ‘Waar verhaal: we geven grote thuiszorgorganisatie beschermende mondkapjes van niveau (je kan er duizenden werknemers wekenlang mee beschermen). Belletje van inspectie: of ze daarmee willen stoppen qua inkopen en spullen van lagere kwaliteit willen gebruiken. Hoe dan?!’
En: ‘Voor mensen het weer beter weten: privaat gefinancierd, aangeboden aan overheid (nooit gereageerd), werkgever die om z’n mensen geeft en toonaangevend is in de sector. Ben echt stil van wat we tegenkomen afgelopen drie weken.’
Om 17.40 uur: ‘Geloof mij: binnen 1-2 weken kan íedereen in Nederland goed beschermd werken in de zorg. [...] En als dat gebeurt, dan zal ik met plezier de afgelopen weken vergeten. Als het niet gebeurt, dan ben ik benieuwd naar de parlementaire nabeschouwing van de afgelopen periode.’
De tweets blijven niet onopgemerkt in Den Haag. Nog diezelfde avond stuurt minister Hugo de Jonge de tweets van Van Lienden door aan zijn politiek adviseur Bart van den Brink.
Hugo de Jonge om 19.07 uur: ‘Kun jij m bellen? Martin [van Rijn, red.] is bezig met inspectie namelijk. Moet even naam en rugnummer weten van deze instelling. En dat ‘aangeboden aan de overheid’? Moet ik wel weten.’
Bart van den Brink om tien over zeven: ‘Ja héb m geappt’.
‘Doe maar na de paas’
LCH-chef Rob van der Kolk ziet de kritische nieuws- en Twitterberichten in de dagen voor Pasen ook. Het gemak waarmee media, politiek en opiniemakers het beeld rondpompen van de trage en falende inkoop van mondkapjes frustreert hem. Ze moesten eens weten.
Van der Kolk zou het liefst de hele wereld uit willen leggen hoe gigantisch ingewikkeld de operatie is, hoe trots hij is dat ze na drie weken al zo ver zijn gekomen, en hoe pijnlijk het voor hem en zijn mensen is om van de buitenwereld te horen wat voor prutsers ze wel niet zijn.
Er is bovendien een doorbraak. Er zijn genoeg spullen om de webshop van het LCH open te zetten. Eindelijk kan iedere zorginstelling, van thuiszorg tot ziekenhuis, direct bij het LCH bestellen. De acute zorg krijgt geen voorkeursbehandeling meer.
Het liefst zou hij de zorginstellingen met de hoogste nood komend paasweekend een cadeautje geven. Hij laat collega’s daarom een rondje maken langs zorginstellingen die hadden aangegeven serieuze tekorten te hebben. Het aanbod: we rijden dit weekend langs met onze vrachtwagens.
De reactie van de meeste van deze zorginstellingen zal Van der Kolks beeld totaal doen kantelen. Zij reageren op het aanbod met: doe maar na de paas.
Na de paas?
Maar… jullie hebben toch een schreeuwend tekort?
Vanaf dat moment begint Van der Kolk zich iets wezenlijks af te vragen. Zijn die tekorten wel zo groot als we nu denken?
Alex van der Putten stelt zichzelf min of meer dezelfde vraag, op min of meer hetzelfde moment. Hij ontdekt dat veel zorginstellingen en ziekenhuizen spullen niet bestellen omdat zij een tekort hebben, maar omdat zij een mogelijk toekomstig tekort willen voorkomen. Ze zijn, kortom, aan het hamsteren voor het geval zij in de toekomst alsnog in nood komen.
Het zet het werk van het LCH in een ander daglicht: zijn ze in plaats van te weinig, niet veel te veel aan het inkopen?
Deze informatie bereikt ook directeur-generaal Mark Frequin. In de wekelijkse rapportage die hij van Van der Kolk krijgt, leest hij dat er ‘substantiële aantallen’ zijn uitgeleverd, dat ‘de pijplijn’ inmiddels ‘goed gevuld is’, en dat het LCH ‘uitgaande van de huidige vraagprognose voorlopig kan voorzien in de behoefte van mondmaskers’.
Het LCH drukt hem daarom steeds steviger op het hart: we beginnen voldoende te krijgen. We hebben goede betrouwbare leveranciers waar we meer bij kunnen bestellen als we zouden willen. We hebben nu geen nieuwe leveranciers nodig. De markt is aan het stabiliseren. Het is onder controle.
Maar voor het ministerie van VWS geldt een andere werkelijkheid.
Pissing out, pissing in
12 april 2020
Twee dagen later, op paaszondag, 12 april, om 20.31 uur, appt minister Hugo de Jonge de hoogste ambtenaar van het ministerie van Financiën, Bas van den Dungen.
‘Deel jij iets van zn (Van Liendens, red.) zorgelijke observaties over LCH?’
Van den Dungen is door Financiën tijdelijk uitgeleend aan het ministerie van VWS om te helpen met de pandemiebestrijding, en heeft inmiddels het contact met Van Lienden overgenomen van Bart van den Brink.
Van den Dungen antwoordt om 20.34 uur: ‘Ik denk dat die observaties 3 weken klopten, inmiddels echt heel veel stappen verder. En dus nu risico dat zijn [Van Lienden, red.] idee een concurrerend initiatief wordt. Daar houden wij niet van in een crisis met schaarste. We Kijken of we dingen kunnen combineren, maar het woord samenwerken staat redelijk laag in zijn woordenboek. Tegelijkertijd is hij echt niet dom. Morgen call met Martin [van Rijn, red.] Sywert [van Lienden, red.] en mijzelf. Kijken waar we kunnen komen!’
Hugo de Jonge om 20.42 uur: ‘Heel goed - en true, concurrend initiatief slaat nergens op. Je kunt die Sywert beter inside pissing out hebben dan outside pissing in. Met een klein beetje verdraagzaamheid moet dat lukken. Hoop echt dat t lukt.’
Van Lienden en kompanen hebben die paaszondag een nogal ambitieus plan ingediend bij Van den Dungen. Ze kunnen bij twaalf Chinese fabrieken 120 miljoen mondmaskers kopen. Die willen ze via een ‘volledig gecontroleerde supply chain’ van China naar Nederland vervoeren en zelf naar de zorginstellingen distribueren in samenwerking met Coolblue. Als klap op de vuurpijl kunnen de mannen een beroep doen op 115 miljoen euro financiering van de Rabobank.
Het plan baart onrust bij VWS. Ze vrezen wederom dat het initiatief van Van Lienden een directe concurrent gaat worden van het LCH. En er is nog een vrees. Wat nou als Van Lienden met dit plan naar de pers stapt? Hoe leggen ze dan uit waarom ze – in tijden van schaarste – geen zaken met hem doen?
Van den Dungen vraagt daarom zondagavond per mail aan Van Lienden of hij bereid is om zijn plan aan te passen en op te gaan in het LCH. Dat betekent: dat alle spullen via het LCH zullen worden gedistribueerd. Dus niet door henzelf via Coolblue.
Een cursus politiek bedrijven in crisistijd
Rob van der Kolk heeft op dat moment nog geen idee dat de top van VWS de opiniemaker aan boord aan het halen is. Het verbaast hem dan ook als Mark Frequin hem dat paasweekend vraagt Van Liendens plan te beoordelen. Waarom? denkt Van der Kolk. De pijplijnen zijn goed gevuld. Uitgaande van de huidige vraag hebben we voldoende om in ieders behoefte te voorzien. En als we meer nodig hebben, dan kunnen we toch veel beter meer bestellen bij de bestaande leveranciers van het LCH?
Mark Frequin voelt de weerstand van Van der Kolk, en begrijpt die ook. Dat irritante mannetje dat op Twitter verkondigt dat zij in een paar weken wel even de hele zorg van mondkapjes kunnen voorzien, terwijl het LCH zich al weken uit de naad werkt. Maar Frequin begrijpt ook dat VWS Van Lienden liever aan boord heeft als leverancier dan buitenboord als concurrent én als criticaster die samen met zijn tienduizenden volgers meesurft op de grote schuimende golf der verontwaardiging over VWS.
Bovendien is Frequins politieke opdracht: met iedereen in gesprek gaan die een serieuze bijdrage kan leveren aan de oplossing. Dus ook met Van Lienden. En: niemand weet hoe de wereld er over drie of zes maanden uitziet. Is het virus dan weg, is er een nieuw soort virus, begint het dan allemaal opnieuw? Het aanleggen van een grote, ‘ijzeren’ voorraad voor de toekomst is dan helemaal niet zo’n gek idee.
Frequin geeft Rob van der Kolk daarom een cursus politiek bedrijven in crisistijd, en gebruikt daarbij hetzelfde citaat van Lyndon B. Johnson dat Hugo de Jonge eerder gebruikte:
‘It’s better to have him inside the tent pissing out, than outside the tent pissing in.’
‘Is Sywert nu toch solo?’
Tot een deal komen met Van Lienden en zijn twee compagnons blijkt alleen nog niet zo makkelijk.
Op 16 april – zes dagen na het hernieuwde contact, als het LCH en Van Lienden en co al een paar dagen onderhandelen over een samenwerking – gaat de website van hun initiatief, stichting Hulptroepen Alliantie, live. Zorgmedewerkers van kleinere instellingen kunnen nu direct hun spullen bij hen in de webshop kopen. En dat terwijl de inzet van VWS juist was om Van Lienden en zijn initiatief aan boord te krijgen van het LCH.
Het blijft dan ook niet onopgemerkt in Den Haag.
Om 20.36 uur appt Hugo de Jonge aan Martin van Rijn: ‘Is Sywert nu toch solo?’
Om 20.52 uur antwoordt Van Rijn: ‘Nee(nog niet). Hij zou leverancier worden aan het LCH. Geen concurr op inkoop, vliegen en distributie. Afnamegarantie afhankelijk van mate van levering aan LCH. Morgen duidelijkheid of dit lukt….’
Die duidelijkheid komt er. De volgende dag, op vrijdag 17 april, ontvangen Van Lienden en zijn twee zakenpartners een orderformulier van het ministerie. Het driemanschap zal uiteindelijk 20 miljoen mondkapjes van fabrikant Ryzur leveren voor 2,26 euro per stuk, en 20 miljoen mondkapjes van Shandong Shengquan New Materials voor 2,78 euro per stuk.
De definitieve deal wordt een paar dagen later gesloten en bedraagt in totaal iets meer dan 100 miljoen euro. Eigen werkkapitaal heeft het driemanschap niet nodig; het ministerie van VWS financiert de deal grotendeels voor. De logistiek wordt ook grotendeels geregeld door het LCH. Maar wel onder een voorwaarde: dat het LCH óók de distributie voor zijn rekening neemt, in plaats van Coolblue.
Schoorvoetend gaat Van der Kolk uiteindelijk akkoord. Hij denkt: wie betaalt, bepaalt, en VWS betaalt.
Een stichtelijke boodschap van de Rijksoverheid
17 april 2020
‘Er komt even een stichtelijke boodschap namens de Rijksoverheid. Dus vergeef me even dat ik dat tegen jullie zeg.’
Op de dag dat Van Lienden het orderformulier ontvangt, vindt ook die ene vergadering plaats, tijdens de dagelijkse stand-up van het LCH in het atrium van het hoofdkantoor, waarin topambtenaar Mark Frequin een groep uitgeputte LCH’ers toe moet spreken. Ze hopen dat hij hun gaat vertellen dat er genoeg mondkapjes zijn, dat ze zich bezig kunnen gaan houden met de inkoop van handschoenen en schorten – daar waar de schaarste straks groter wordt.
Frequin zoomt zo’n beetje om de dag met minister voor Medische Zorg Martin van Rijn. In die gesprekken informeert hij Van Rijn over de vorderingen van het LCH. De minister weet dat de inkopers van het LCH denken dat ze genoeg in de pijplijn hebben zitten. Toch blijft hij Frequin op het hart drukken dat ze door moeten blijven gaan.
Kopen, kopen, kopen.
‘Zetten we wel alles op alles?’
Als het erop aankomt, is voor ministers de politieke werkelijkheid de enige werkelijkheid die telt. En als iemand dat weet, dan is het Mark Frequin.
Frequin leest de felle berichten en verwijten in de krant. ‘In het mondiale gevecht om mondkapjes heeft Nederland al een paar ronden verloren’, schrijft de Volkskrant diezelfde ochtend nog, 17 april, in een artikel waarin leveranciers hun gal spuien over het LCH.
De druk vanuit de Tweede Kamer blijft onverminderd hoog. Er zijn de unanieme moties waarin Kamerleden er weinig doekjes om winden: er moeten meer mondkapjes komen. Gisteren vond het wekelijkse coronadebat plaats in de Kamer, en weer twijfelde de Kamer aan de inspanningen van het kabinet.
‘Zetten we wel alles op alles?’ zei Jesse Klaver van GroenLinks.
Enig opportunisme is Klaver niet vreemd. Want minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge heeft net een Kamerbrief geschreven over de ‘substantiële aantallen’ die het LCH de afgelopen weken aan ‘ziekenhuizen, huisartsen, ambulances, GGD-en en [...] aan langdurige zorginstellingen’ leverde.
‘Zeg alsjeblieft niet tegen iemand die zich meldt: we hebben genoeg’
De tekorten zijn nog niet opgelost, schrijft de minister, maar de vooruitzichten worden beter. ‘Het LCH heeft onder andere bijna 20 miljoen chirurgische mondmaskers, bijna 3 miljoen FFP2/FFP3 maskers, bijna 9,5 miljoen handschoenen en meer dan 1 miljoen jassen en schorten uitgeleverd.’ Bovendien zijn er meer dan 75 miljoen chirurgische maskers en bijna 75 miljoen adembeschermingsmaskers (FFP1, FFP2, FFP3) in bestelling.
In de brief legt De Jonge wederom gedetailleerd uit hoe ingewikkeld het proces is: de productie in Azië, de verschillende ‘logistieke schakels’ waaronder een luchtbrug naar Nederland, en de kwaliteitscontrole. De markt blijft grillig, legt de minister uit, en de levering van beschermingsmiddelen is nog steeds ‘met onzekerheid [...] omgeven’.
Allemaal waar. Maar ook: allemaal erg ingewikkeld en genuanceerd in een samenleving waarin beeldvorming vaak krachtiger is dan feiten.
Klaver: ‘We móéten zorgen dat er meer spullen komen.’
Wat de LCH’ers vooral niet mogen zeggen tegen de buitenwereld
Mark Frequin weet dat een mogelijk tekort aan beschermingsmiddelen een niet te nemen politiek risico vormt voor het kabinet. Hij begrijpt de boodschap van de LCH’ers – er is genoeg – én hij begrijpt de opdracht van zijn minister – door blijven gaan. Het maakt niet uit wie zich bij het LCH meldt, als diegene aan goede mondkapjes kan komen, dan moet je met hem in gesprek. Als het vervolgens een goede deal blijkt, dan is er geen reden om geen deal met hem te sluiten. Geen enkele leverancier mag immers uitgesloten worden van het LCH.
Dus zit er tijdens de stand-up niets anders op dan de LCH’ers een boodschap te brengen waar zij niet blij mee zullen zijn.
‘We stoppen niet met kopen.’
‘Het zal je misschien soms tegen de borst stuiten’, voegt hij eraan toe, ‘in de zin van: is het nou echt nodig om nog meer te bestellen? Het antwoord is echt: ja. Het is een indringend verzoek, het loopt dan ook via het politiek bestuur, maar het is een vraag van de samenleving: blijf kopen.’
Wat er in ieder geval absoluut niet mag gebeuren, benadrukt Frequin, is dat de LCH’ers tegen de buitenwereld zeggen dat het genoeg is.
‘Zeg alsjeblieft niet tegen iemand die zich meldt: we hebben genoeg. Dat was gister een van de meest ongemakkelijke delen van het parlementaire debat, want dan zegt er iemand: hoe kan het nou dat iemand zegt dat het genoeg is, want er lopen toch mensen zonder kapjes en zonder jassen?’
Frequin refereert aan een opmerking van GroenLinks-leider Jesse Klaver, die gisteren tijdens het debat zei ‘nog steeds’ berichten te krijgen ‘van mensen die partijen mondkapjes aanbieden of zeggen die te kunnen produceren’ en die ‘letterlijk terugkrijgen [...] op dit moment hebben we voldoende; we hebben uw aanbod niet nodig’.
‘Dat kan écht niet’, zegt Frequin.
‘Zeg niet dat het genoeg is.’
Om er, tongue-in-cheek, aan toe te voegen: ‘Tot zover de boodschap van de Rijksoverheid.’
Catch-22
25 april 2020
Het houdt maar niet op.
Op zaterdag 25 april slaat RTL Nieuws wéér alarm. ‘Mondkapjes bereiken thuiszorg en verpleeghuizen niet ondanks nieuw verdeelmodel’. De LCH’ers begrijpen er niets van. De bestelportals staan open, de loodsen liggen vol, er wordt veel minder besteld dan verwacht, wat gaat hier mis?
Uit een rondgang onder 251 zorgmedewerkers is gebleken dat twee op de vijf zich onvoldoende beschermd voelen. Beroepsorganisatie NU’91 zegt tegen RTL: ‘Er voltrekt zich in verpleeghuizen een stille ramp door uitbraken en besmettingen. Een groot deel van de verpleegkundigen en verzorgenden heeft het gevoel dat zij hun patiënten niet voldoende kunnen beschermen.’
Heeft het gevoel.
Dat past bij het idee dat Rob van der Kolk twee weken geleden kreeg toen hij paascadeautjes wilde uitdelen: dat de tekorten vooral gepercipieerde tekorten zijn. Van der Kolk sluit niet uit dát er zorginstellingen zijn die nog geen spullen hebben of er moeilijk aan kunnen komen. Er is alleen geen reden voor. Iedereen kan bij het LCH bestellen.
Maar het valt hem ook op dat het een krachtig beeld is, van die tekorten. Telkens zoekt precies die ene zorginstelling die nog wél een tekort heeft de media op – en kranten en talkshows happen graag.
Maar het ligt niet alleen aan de gretigheid van de media, het LCH draagt ook zelf bij aan het beeld dat er tekorten zijn. Of preciezer: de communicatie over het LCH draagt daaraan bij. Of nog preciezer: het gebrek aan communicatie.
Het succesverhaal past niet in de communicatielijn
Het is een frustratie van veel LCH’ers. Waarom wordt ons verhaal niet verteld? Waarom vertellen we niet waar we in deze bonanza tegenaan lopen, hoe we er tegenaan lopen en waarom? Waarom maken we niet duidelijk dat we successen hebben geboekt en voorlopig voldoende mondkapjes hebben?
Van alle LCH’ers heeft Mark Frequin er misschien wel het meest last van. De topambtenaar is boos op VWS, hij vindt het ministerie te krampachtig, te bang. Het LCH-verhaal wordt nu verteld in een paar verstopte paragrafen van Kamerbrieven, maar Frequin wil zelf naar buiten treden om te vertellen hoe het gaat. Hij krijgt alleen geen go van het ministerie. Het past niet in de communicatielijn.
Als hij zijn vrienden uitlegt hoe ingewikkeld het is om een mondkapje uit China naar Nederland te krijgen, dan zeggen zij allemaal: waarom vertel je dat nou niet? Dan snapt iedereen waarom er niet diezelfde dag nog bij alle ic’s voldoende voorraad ligt. Dan komt er misschien wel meer begrip voor de hondsmoeilijke taak die jullie daar uitvoeren?
Eigenlijk is Frequin vooral boos op zichzelf. Want waarom doet hij het niet gewoon? Wat willen ze doen, tegen hém, misschien wel de meest ervaren topambtenaar van alle topambtenaren die in Den Haag rondlopen? Er is hem zo ongeveer gesmeekt om deze spoedklus te doen, er is nota bene een nog-niet-bestaande functie voor hem gecreëerd – ‘project-directeur-generaal’, wat is dat? – dus waarom treedt hij niet naar buiten als hij vindt dat het moet?
Het is niet zo dat hij de communicatielijn van VWS niet begrijpt, integendeel. Het is elke dag hommeles. Elk onderwerp heeft een ‘plofvermogen’, zoals hij dat noemt. Of het nu de diplomatieke verhoudingen met China zijn of de omvang van de hoofden waarop de maskers zijn getest. En elke dag vallen er harde verwijten. Van zorgverleners die nog geen beschermingsmiddelen hebben. Van aanbieders die geen reactie krijgen op hun aanbod. Van journalisten die niet snel genoeg antwoord krijgen op hun vele vragen. Er is een wekelijkse waslijst aan Kamervragen, er zijn stapels Wob-verzoeken.
Hij weet dat alles wat VWS naar buiten brengt, geheid tot vervolgvragen leidt – of gedoe.
Alle begrip dus voor de communicatielijn, en toch zit het hem dwars. Voor de mensen van het LCH die zich uit de naad werken. Maar ook omdat zijn minister zal blijven herhalen wat hij al weken zegt, zolang het beeld van tekorten domineert.
‘De opdracht is: kopen, kopen, kopen’, zegt minister Van Rijn de dag erop, 26 april, in NRC.
Wie betaalt, bepaalt: doorkopen tot 1 miljard
30 april 2020
‘Er is voldoende.’
Godzijdank. Rob van der Kolk zegt het vier dagen later dan eindelijk, voor het eerst, tijdens een technische briefing in de Troelstrazaal van de Tweede Kamer.
Van der Kolk is een goede, duidelijke prater, en deze rol past hem. Rustig en zelfverzekerd legt hij uit wat het LCH doet, hoe het is ontstaan en wat de stand van zaken is. Hij neemt de Kamerleden mee langs de moeilijkheden van de markt, de logistieke uitdagingen, de hoeveelheden die zijn gekocht en uitgeleverd. Hij zegt dat het uitgeven van al die miljoenen ‘wel eventjes wennen’ is, ‘omdat ik in het ziekenhuis gewend ben om altijd heel zuinig te zijn met geld’.
Het is duidelijk welke boodschap Van der Kolk de volksvertegenwoordiging mee wil geven.
Er zijn genoeg mondkapjes.
Er wordt zes keer minder besteld dan gedacht
Hij vertelt dat het LCH dertien betrouwbare leveranciers voor FFP2-maskers heeft en negen voor chirurgische maskers. ‘Dat is heel erg veel’, zegt Van der Kolk. ‘Als we dit normaal in Nederland inkopen, kopen we dit in bij één leverancier, of twee leveranciers voor de back-up, en eventueel nog bij een derde leverancier als het echt onzeker is. Wij kopen niet in bij dertien leveranciers. Dat zou zoiets zijn als dat u […] uw supermarktinkopen […] bij drie supermarkten doet. Dat doe je niet.’
Met andere woorden: het LCH heeft geen nieuwe leveranciers meer nodig – ook al roeren potentiële leveranciers zich nog steeds in de krant en komen ze via de krant ook de Kamer binnen.
Aan het eind van zijn presentatie laat Van der Kolk ‘de laatste en misschien ook wel de meest interessante slide’ zien. Hierop staan de aantallen beschermingsmiddelen die het LCH tot dan toe heeft gekocht:
- Masker FFP2/3: 147.825.000
- Chirurgische maskers: 73.412.000
- Handschoenen: 168.340.000
- Jassen en schorten: 72.450.000
Van der Kolk heeft erbij gezet hoeveel beschermingsmiddelen het LCH sinds de oprichting, bijna zes weken geleden inmiddels, aan de zorg heeft geleverd. Vooral de hoeveelheid FFP2-maskers valt op. De prognose was dat er 4,5 miljoen per week nodig zouden zijn – een aantal waar de LCH’ers wekenlang op hebben ingekocht. Maar uit de slide van Van der Kolk blijkt dat er door het LCH in totaal slechts 4,1 miljoen zijn uitgeleverd aan de zorg.
De verklaring voor dat lage aantal valt een beetje weg in Van der Kolks verhaal, maar de LCH’ers zijn erachter gekomen dat veel zorginstellingen, vooral ziekenhuizen, zelf hun beschermingsmiddelen weer inkopen bij hun vertrouwde leveranciers. Zij hebben het LCH niet meer nodig. De markt is tot bedaren gekomen.
Ook daarom zit Van der Kolk er vandaag zelfverzekerd bij. Hij weet wat er is besteld, hij weet wat er nog in de pijplijn zit en hij weet wat de zorginstellingen willen.
Er is genoeg.
Hiddema’s handelsinstinct
Dan neemt Theo Hiddema (FVD) het woord en geeft onbedoeld een schitterend voorbeeld van de dynamiek tussen de media en de Kamer, en hoe hard die met de werkelijkheid kan botsen.
‘Nou zit ik hier niet als handelsreiziger’, zegt het 76-jarige Kamerlid, ‘maar een beetje praktische politiek kan geen kwaad. Ons bereiken steeds berichten dat er een tekort is aan mondmaskers.’
De reactie van Van der Kolk op Hiddema zou niet misstaan in een Amerikaans rechtbankdrama
Hiddema begint over ‘een meneer uit Schiedam’ die contact heeft gezocht met de FVD-fractie, omdat hij zijn mondkapjes niet aan het LCH kan verkopen. ‘Ik ben geen microbioloog of viroloog en kansenberekening met hogere wiskunde is ook niet aan mij besteed, maar ik heb misschien wel een handelsinstinct’, zegt Hiddema.
De meneer uit Schiedam stond die ochtend in het AD en het FVD-Kamerlid ontving net een appje van hem met een ‘voordeelaanbieding’ van 2,5 miljoen euro, ‘elk kapje is driedubbel goedgekeurd, voor een prijs van 62 cent’, zegt Hiddema.
De voorzitter vraagt Hiddema ter zake te komen.
‘De vraag is of meneer Van der Kolk bekend is met deze casus’, komt Hiddema ter zake, ‘met het feit dat meneer nou – hij zoekt inderdaad contact met de media – met zijn hele voorraad tot de zolder aan toe zit te schreeuwen: “kom het maar halen”? Dat is een situatie waarvan ik denk: ik ben wel politicus, met alle beperkingen, maar wellicht kan ik de zaak een beetje vlottrekken en tempo geven.’
De reactie van Van der Kolk op Hiddema is even doeltreffend als inhoudelijk, en zou niet misstaan in een Amerikaans rechtbankdrama.
‘Ik had in eerste instantie bedacht om niet op individuele casussen in te gaan’, zegt hij. Maar hij kent de man uit het AD, Harm Prins. ‘Hij is vanaf 23 maart al goed in gesprek met ons.’ Sterker nog: het LCH heeft al partijen mondkapjes van hem gekocht – maar die zijn deels afgekeurd. ‘Ik heb ook direct appcontact met hem, zojuist nog. Hij biedt excuses aan voor de manier waarop het in de media gekomen is.’
‘De prijs die u noemt, is in het AD-artikel anders’, vervolgt Van der Kolk. ‘In het AD-artikel wordt gesproken over 97 cent en 4,95 euro. Wij bieden het aan voor 40 cent en 2,21 [euro]. Dus in beide gevallen de helft van de prijs. En ook 62 cent is ook way boven waarvoor wij het nu inkopen. Wij kopen het voor minder dan 50 cent in. Dus als het om handelsgeest gaat, denk ik dat we het goed doen.’
Misschien zit Van der Kolk daar wel iets té zelfverzekerd. Zo zelfverzekerd dat hij daarna iets zegt waar hij spijt van zal krijgen: ze kunnen het aantal bestellingen uitbreiden.
‘Indien nodig’, vertelt hij met gepaste trots, ‘zijn we in staat om de chirurgische mondkapjes nog minimaal te vervijfvoudigen in omvang qua bestellingen.’
Als je zegt dat je meer kan, moet je het ook doen
Na afloop van de technische briefing complimenteert Mark Frequin Van der Kolk in Leusden met zijn optreden. Goed gedaan, Rob. Maar je begrijpt, vervolgt de topambtenaar, dat je het nu ook waar moet gaan maken?
Dat je vijf keer meer móét gaan bestellen omdat je zei dat je vijf keer meer kúnt bestellen.
Op 1 mei, een dag na de technische briefing, komt de opdracht van VWS.
Kopen, kopen, kopen. Tot 1 miljard chirurgische mondmaskers.
Een persconferentie tussen de bergen mondkapjes
3 juni 2020
Vier mannen, één boodschap.
De minister, de ambtenaar, de coördinator en de chef logistiek staan op woensdag 3 juni gebroederlijk naast elkaar in het reusachtige LCH-magazijn in Vianen. Ze zijn omringd door huizenhoge pallets met goedgevulde dozen met mondkapjes. Tegenover hen zitten ongeveer twintig journalisten op klapstoeltjes, op ruim anderhalve meter afstand van elkaar.
Martin van Rijn, Mark Frequin, Rob van der Kolk en Alex van der Putten hebben één boodschap voor de genodigde pers.
Er is voldoende.
Van het viermanschap staat Alex van der Putten aan de zijkant – helemaal rechts, voor de kijkers thuis. Het idee om de persconferentie hier te doen, en niet op het hoofdkantoor in Leusden, kwam van hem.
Hier zien ze de dozen.
Van der Putten vindt het onbegrijpelijk dat er nog steeds verhalen rondgaan over zorginstellingen die niet aan goede spullen kunnen komen. Dat kan gewoon niet kloppen.
Het LCH heeft een telefoonnummer, een website, is te vinden via Google, dus hoezo lukt het sommige partijen niet om te bestellen? Een paar keer zocht Van der Putten zo’n klacht uit, en iedere keer ontdekte hij dat het niet klopte, dat het simpelweg niet waar was. Hij ziet: er is veel tromgeroffel, veel overdrijving, veel gepapegaai.
Daarom wilde hij die persconferentie hier doen. Wie hier vandaag rondloopt, zal niet zo snel meer een kritisch stuk schrijven over de tekorten aan beschermingsmiddelen. Een journalist die de hoge stellages aanschouwt zal zien dat het LCH óók een succesverhaal is, hoopt hij.
De coördinator
Naast Van der Putten staat een man met dubbele gevoelens. Natuurlijk is Rob van der Kolk opgetogen dát ze daar staan met zijn vieren in Vianen. Hij is blij dat er eensgezindheid is over de boodschap die hij al bijna twee maanden wil verkondigen, en dat er geen gedoe meer is over wie wat wel wanneer mag zeggen en wie niet.
Maar Van der Kolk is ook vertwijfeld. Had hij niet nog harder tegengas moeten geven? Nog duidelijker moeten maken dat er al eerder voldoende was?
Verdomme, dacht hij de afgelopen maand geregeld over het ministerie, jullie doen het toch voor ons, voor de zorg? En wij zeggen toch dat we genoeg hebben? Alsof een kind na twee snoepjes zegt genoeg te hebben, maar je er als moeder alsnog een extra snoepje in stopt.
De ambtenaar
Voor de kijkers aan de linkerkant staat Mark Frequin, ‘het Hitteschild’. Hij zag de afgelopen weken hoe zwaar het voor de LCH’ers was om iedereen die mailde en belde te woord te moeten staan terwijl ze dachten: we hebben jouw aanbieding niet meer nodig. Dat was zijn hoofdzorg: dat zijn organisatie daar gek van werd. Hij zag ook hoe zijn minister hem bleef vertellen dat hij door moest blijven gaan. Frequin kwam telkens van Leusden naar Den Haag met dezelfde boodschap – er is voldoende – en kwam steeds weer met dezelfde boodschap terug – blijven kopen.
Dat moest afgelopen zijn, vond Frequin. Toen dacht hij: 1 miljard. Wat nou als we tot 1 miljard mondkapjes door blijven kopen? Een mooi rond getal. Daar houden we van in de politiek.
Het werkte. Nu zei de minister: oké. We kopen in tot 1 miljard, dan is er voldoende. En zo geschiedde.
De minister
Zes dagen geleden werd het Martin van Rijn nog letterlijk in zijn oor gefluisterd.
Toen bezocht de minister het hoofdkwartier van het LCH in Leusden. Een co-assistent van Team Inbox nam, zoals bij iedere bezoeker, zijn lichaamstemperatuur op, en vlak voordat zij de thermometer zijn oor inbracht, boog zij zich voorover en zei: er is echt voldoende.
Het was een wanhoopspoging. De co-assistenten moesten al die duizenden mailers en bellers blijven beantwoorden, al weken. Zij wilden liever helpen de beschermingsmiddelen bij zorgverleners te krijgen, maar dat mocht niet. Het LCH móést ieder aanbod serieus nemen en iedereen te woord staan.
De minister reageerde zes dagen geleden nog stoïcijns op de boodschap van de co-assistent. Maar vandaag staat Van Rijn hier met diezelfde boodschap.
Buiten gaat het land langzaam weer open. De terrassen zitten weer vol. Binnen heerst de opluchting: niemand in de zorg hoeft om beschermingsmiddelen verlegen te zitten.
De minister wijst erop dat de pallets met beschermingsmiddelen ‘tot aan het dak’ staan en vertelt dat het LCH ‘continu’ spullen levert aan de zorg. ‘Van ziekenhuizen en huisartsen tot wijkverpleging en mantelzorg: voor iedereen hebben we beschermingsmiddelen beschikbaar.’
Hij is ‘trots op het resultaat en trots op de mensen die hier zo hard aan hebben gewerkt’, zegt hij, en steekt de loftrompet over de samenwerking van alle partijen. ‘Allemaal belangeloos, zonder winstoogmerk. Dat vind ik fantastisch en ik dank dan ook de bedrijven die deze mensen hebben uitgeleend aan het LCH.’
Maar wat is beeld – en wat werkelijkheid? Wat is het verschil? Is er een verschil?
De minister benadrukt dat het LCH de problemen heeft getackeld. ‘Iedereen is aangesloten op de bestelportalen. Wie dat nog niet is, nodig ik uit dat te doen zodat ze kunnen bestellen. Want de veiligheid van de medewerkers in de zorg en de kwaliteit van de beschermende middelen staat voorop.’
De boodschap komt over op die derde juni van 2020. Foto’s van de mannen tussen de stellages verschijnen in alle kranten. Pers en politiek eisen niet langer méér mondkapjes. De pandemie is nog lang niet voorbij, de kritiek op de aanpak blijft aanzwellen – over testen, over vaccins, over lockdowns, over Hugo de Jonge, over Hugo de Jonge en over Hugo de Jonge – maar het mondkapjestekort verdwijnt van de agenda.
Er is voldoende.
Fast forward naar 2022
Twee jaar later staan er nog steeds pakhuizen vol met mondkapjes. Zo’n zevenhonderd miljoen stuks in totaal.
Maar twee jaar later is er ook weinig over van het positieve beeld dat de mannen op woensdag 3 juni 2020 hadden neergezet.
De foto’s van de persconferentie in Vianen, die in 2020 het besef deden indalen ‘we hebben genoeg’, worden nog steeds gebruikt, maar nu vaak om een heel andere conclusie te illustreren: we hebben veel te veel ingekocht.
‘Ministerie van VWS komt om in de mondkapjes, spatschermen en schorten’.
‘Kabinet bestelde tegen advies in onnodig veel mondkapjes’.
‘Overheid verkoopt miljoenen mondkapjes voor spotprijs aan buitenlandse opkopers’.
Kritieken die des te meer aan het LCH bleven kleven door de deal met Sywert van Lienden, die voor ruim honderd miljoen euro aan mondkapjes leverde toen ze volgens alle inkopers al niet meer nodig waren – en daar, samen met zijn compagnons, ook nog eens miljoenen euro’s aan overhield.
Tot overmaat van ramp concludeerde de Algemene Rekenkamer in mei 2021 in een vernietigend rapport ook nog eens dat veel geld ‘onrechtmatig’ was uitgegeven aan beschermingsmiddelen. Vrij vertaald: waar zijn de bonnetjes?
Ze waren begonnen als een patriottische samenwerking om een levensbedreigend tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen. Ze waren tegen beter weten in blijven doorkopen om een gepercipieerd tekort op te lossen. En ze eindigden als die chaotische organisatie die de natie opzadelde met een onnodig duur overschot aan beschermingsmiddelen.
In de beeldvorming, althans.
Maar wat is beeld – en wat werkelijkheid? Wat is het verschil? Is er een verschil?
‘Stel, wij waren er níét geweest’, zegt Rob van der Kolk, nu, een jaar later.
Er valt een korte stilte.
‘Dan was het misschien ook wel goed gegaan.’
Colofon
Aan dit verhaal werkten mee:
Auteurs: Anne de Blok en Maurits Martijn
Data-onderzoek: Heleen Emanuel
Beeldredactie: Lise Straatsma
Vormgeving: Leon de Korte, Sharon Coone
Development: Peter Goes
Audio: Julius van IJperen, Jacco Prantl
Redactie: Johannes Visser, Michiel de Hoog en Rob Wijnberg
Eindredactie: Anna Vossers
Correctie: Linde Pauëlsen en Annelieke Tillema
Projectmanagement: Edivania Lopes Duarte
Ondersteuning: Riffy Bol
Transcripties: Robin Eggens
Campagne: Jan Bruin
Hoofdredactie: Rosan Smits
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!