Veerkrachtig door een vogeltje 🪶
Meisje redt vogel, vogel redt vrouw: een Indische liefdesgeschiedenis.
Het is niet vaak dat een verhaal over een dier doet denken aan de slotscène van Titanic.
Een hoogbejaarde vrouw verhaalt tegen het einde van haar leven over een historische ramp in de vorm van een liefdesgeschiedenis. Dan klimt ze op de boeg van een schip en gooit een diamant in zee.
Ook de 92-jarige Hetty Schoorel gooit zo op de valreep een diamant van een boekje overboord: Tjoesmai (2022). Opgedragen aan de gelijknamige zangvogel die Schoorel weliswaar niet door een schipbreuk loodste, maar wel door de Tweede Wereldoorlog, het Jappenkamp, de Indonesische vrijheidsstrijd, een beroerde repatriëring en de scheiding van haar ouders.Â
Een DiCaprio met veertjes: Tjoesmai de koetilang, was overal bij. ‘Vogels zijn heel pientere beesten’, mailt Schoorel. ‘Ik denk dat ze mensen begrijpen. Als je je tenminste met ze bemoeit.’
Paradise lost
In oktober 1942 redden Hetty en haar broer Jan de zangvogel Tjoesmai van een wisse dood. Kwajongens hadden zijn moeder uit een boom geschoten en Tjoesmai lag, net uit het ei, te braden in de Indische zon. Hetty geeft hem een nieuw nest en kauwt zijn rijst voor. Ze voert hem spuug en pisang en leert hem vliegen vangen. Al snel zijn meisje en vogel onafscheidelijk.Â
‘Hij was altijd bij me’, herinnert Schoorel zich. ‘Dan zat hij op mijn schouder. Behalve als ik naar werk was, dan ging hij in zijn hokje dat altijd openstond en waarin hij zich fijn voelde. Deed-ie zijn kopje onder zijn vleugel en ging-ie slapen. Heel lief.’
Schoorel (1930) woont pas een paar jaar in Nederlands-Indië als ze Tjoesmai vindt. Haar ouders verhuizen in 1938 van Amsterdam naar de Darmobuurt in Soerabaja, uit angst voor de Duitsers en omdat haar vader, een ‘Indischman’ uit Java, niet kan aarden in Holland. ‘Ik hield altijd al van vogels’, vertelt ze. ‘En in zo’n tropisch land heb je ontzettend veel beesten. Het is een paradijs.’
Maar in maart 1942 vallen de Japanners Indië binnen. Haar vader zit bij het KNIL en wordt krijgsgevangene. Schoorels huis wordt afgezet met prikkeldraad. Ze woont daar nog een tijdje, te midden van haar vele gekochte en geredde vogeltjes die ’s avonds samen op stok gaan.
De Japanners plaatsen allerlei vreemde mensen bij de familie in huis. Dat vindt Schoorel niks, al scheelt het dat één zo’n nieuwe bewoner met een hond komt: Carla. Vogel Tjoesmai rijdt rond op Carla’s rug op straat. Dat trekt veel bekijks.
Ook kip Cup meldt zich op de dansvloer
Andere mensen worden ‘op transport gesteld’ naar Jappenkampen. Schoorel staat bekend als dierenvriend en krijgt geregeld de vraag om eventjes op een huisdier te passen tot mensen weer thuis zijn. Schoorels anekdotes over de beestjes-aanwas zijn hartverwarmend. Veel indruk maakt een kwieke kip genaamd ‘Cup’.
De scholen zijn gesloten dus dansen de kinderen thuis vaak op grammofoonmuziek. Ook kip Cup meldt zich dan op de dansvloer. Ze roept steeds net zo lang ‘Cuuuuup!’ tot iemand haar optilt om ritmisch mee te deinen op de beat. Heeft ze er genoeg van, dan stapt Cup op Schoorels moeder Corry af, die altijd wel ergens met wat andere oudere dames aan de thee zit. Pinda’s incluis.
Goedgevulde hersenpan
Cup en co zien hun mensen niet meer terug. De Japanse bezetting duurt ruim drie jaar en op een dag moet ook Schoorel op transport. Ze zet alle dieren uit in het wild, behalve Tjoesmai, waar ze geen afscheid van kan nemen. Hem smokkelt ze mee in een mandje. Uiteindelijk belanden ze samen in het bloedhete kamp Halmaheira in Semarang.
Daar ontwikkelt ze een ‘bijna mystieke’ band met Tjoesmai. Hij lijkt aan te voelen wanneer hij zich verstoppen moet voor kampcommandanten. ‘In het kamp had hij geen contact met andere vogels’, zegt Schoorel. ‘Voor het kamp wel, met mijn andere zangvogels, die heb ik niet zo aan me laten hechten. Ik had een grote liefde voor Tjoesmai en het werd een geweldig bondgenootschap. Het is moeilijk uit te leggen en heel persoonlijk. Tjoesmai is familie geworden.’
Weinigen realiseren zich dat wij in veel opzichten meer op vogels dan op apen lijken
Dit is geen projectie van een tiener met stress: ook al hebben vogels een kleine hersenpan, ze zijn zeer slim en sociaal. De beste indicator voor intelligentie tot nu toe is het aantal neuronen dat een brein telt. Baanbrekend onderzoek uit 2016 laat zien dat een gemiddeld vogelbrein véél meer neuronen huisvest dan een even groot zoogdierenbrein.* En ook in absolute aantallen neuronen winnen bijvoorbeeld kraaien en papegaaien het ruimschoots van de aap.Â
Dat past allemaal in zo’n klein kopje, omdat vogelneuronen zowel kleiner als vele malen efficiënter zijn. Dit jaar wees onderzoek uit dat een vogelneuron drie keer minder suiker gebruikt dan een zoogdierneuron.
Kijk je naar het gedrag dat zo’n minibrein vervolgens genereert – zoals werktuiggebruik en zang – dan zie je dat vogels dingen kunnen die voor een primaat te hoog gegrepen zijn. De kea doet bijvoorbeeld aan kansrekening. En parkieten hebben hersenstructuren voor taalverwerking die je bij apen niet vindt. ‘Ik denk dat weinigen zich realiseren dat wij in veel opzichten meer op vogels dan op apen lijken’, zei een vogelbreinonderzoeker me ooit.
Wassen in onschuld
Terug naar het Jappenkamp, waar mensen onmenselijk zwaar werk doen, bedorven eten krijgen, kilo’s afvallen en ’s nachts tegen elkaar aan slapen in vochtige hutjes vol bedwantsen en hoofdluis. Veel mensen worden gemarteld, horen anderen schreeuwen of moeten achteraf de martelruimtes schoonmaken.
Maar elke keer dat Schoorel even alleen kan zijn met Tjoesmai, en hij bijvoorbeeld kirrend zit te badderen in haar hand in een bak water, vindt ze toch weer motivatie om door te gaan.
En niet alleen zij: groepen ten dode opgeschreven mannen – alleen al vanwege de dysenterie – lijken de ellende even te vergeten als Tjoesmai een rondje doet en iedereen z’n kopje kan aaien.Â
Wel wordt de honger op een gegeven moment zó groot dat een enkeling Schoorel vraagt waarom ze Tjoesmai niet gewoon opeet. Ze tilt zijn veertjes op en laat zien hoe weinig er te eten valt aan de beaderde pingpongbal. ‘Ze begreep absoluut niet dat het Tjoesmai zelf was, die mij in leven hield.’
De vogel voorbijÂ
Het is opvallend hoe een boek over zo ontzaglijk veel ellende door de vogelfocus toch leest als feelgoodverhaal. Schoorel: ‘Tjoesmai deed alleen maar lieve dingen; een vogel kan geen lelijke dingen doen. Zoals op mijn wang tikken en uit mijn mond eten. Eigenlijk was hij geen vogeltje meer. Hij was zo op mij gericht.’ Hij ging op haar borst zitten en ze kon alles aan ’m kwijt. Een psycholoog in zakformaat.
Schoorel overleeft het kamp en neemt Tjoesmai mee op de boot naar Amsterdam waar hij nog ruim tien jaar bij haar zal wonen, tot zijn dood in 1958. ‘Het was verschrikkelijk toen hij doodging’, zegt Schoorel. ‘Ik had nog nooit zo’n verdriet gehad!’ Er kwam geen ander vogeltje meer. ‘Nooit meer. Hij kon niet vervangen worden.’
Tjoesmai, haar lieveling, haar steun en toeverlaat, met wie Schoorel zich nog in wc’s vol maden en ontlasting verstopt had uit angst hem kwijt te raken aan de Japanners. Wanneer ze gecremeerd wordt, wil ze Tjoesmais foto op de baar, schrijft ze. En de laatste zinnen in haar boek richt ze tot het beestje zelf:
‘Rust zacht lieve schat. Ik heb zoveel aan je te danken. Ik kus je in gedachten op je zwarte kopje.’