Zo maakt deze Rijksmuseum-historicus verzwegen slavernijverhalen zichtbaar én hoorbaar
Bij het verwerken van ons slavernijverleden kunnen musea een belangrijke rol spelen. Valika Smeulders (Curaçao, 1969) is erfgoedspecialist en gebruikt in het Rijksmuseum een element dat helpt om persoonlijke verhalen dichtbij te brengen en zo de ogen (en oren!) te openen: stemmen.
Het is natuurlijk een dijk van een paradox: zichtbaar moeten maken waar wij Nederlanders liever de ogen voor sluiten. En toch kan het, laat de belangwekkende tentoonstelling Slavernij. 10 personen, 10 stories van het Rijksmuseum zien. Centraal staan de verhalen van tien personages. Online zijn ze nog steeds te bekijken en – vooral – te beluisteren. Zo is er een kort fragment waarin de stem te horen is van een 105-jarige tot slaaf gemaakte vrouw, die zingt/spreekt over haar grootmoeder. Je bent opeens terug in de achttiende eeuw en belandt in een klap in het hart van het slavernijsysteem.
Een van de curatoren was Valika Smeulders. Zij is sindsdien Hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum. En ze is ervan overtuigd dat we op zoek moeten naar persoonlijke verhalen. Tot slaaf gemaakten zijn zich namelijk altijd terdege bewust geweest van het systeem, en van de tergende onrechtvaardigheid waar zij het slachtoffer van zijn geweest. Luister naar hun ervaringen, en ze heroveren iets van de menselijkheid die hen op systematische wijze is ontnomen. Er zijn inspirerende voorbeelden van verzet, moed, vindingrijkheid en mentale veerkracht.
Het zou weleens de beste manier kunnen zijn om een begin te maken met het verwerken van ons verleden.
Het was de eerste keer dat het Rijksmuseum zich openlijk bezig heeft gehouden met het slavernijverleden. Opmerkelijk. In het boek dat bij de tentoonstelling is gepubliceerd, vertelt Smeulders dat het onderwerp slavernij als het ware op een presenteerblaadje werd aangereikt, maar lange tijd niet werd opgemerkt: ‘Het onderzoek voor het boek Rijksmuseum & Slavernij leverde een schat aan verhalen op, en tegelijkertijd legden de resultaten pijnlijk bloot dat het in die verhalen vooral draait om de slavenhouder en niet om de tot slaaf gemaakte.’ Ze heeft, met andere woorden, de stilte opgezocht, en die met verve weten te doorbreken.
Het gesprek met Valika Smeulders vond plaats op zondag 2 oktober, in het Theater aan het Spui, in aanwezigheid van publiek. Deze livepodcasts komen tot stand in samenwerking met Het Nationale Theater. Als het licht dooft, is het er aardedonker. De toeschouwers zitten om ons heen in strandstoelen, het is immers Den Haag. Mensen worden verleid om te luisteren, meer dan om te kijken. Ik steek een kaarsje aan en zeg: ‘Is dit wat jij gedaan hebt? Licht brengen in de duisternis?’
‘Dat is een mooie metafoor’, zegt Smeulders. ‘Ik ben geïnteresseerd in onderbelichte verhalen. Met luisteren kun je iets anders achterhalen dan wanneer je kijkt. In een museum gaat het over wat je kunt zien, maar bij elkaar maakt dat een completere geschiedenis.’
Je hebt het zo goed gedaan dat je vervolgens Hoofd Geschiedenis bent geworden.
‘Ik heb geholpen om vernieuwing, die in de buitenwereld al gaande was, te incorporeren in het Rijksmuseum. Zoals een heleboel mensen heb ik gesolliciteerd. En ik ben de mazzelaar die het geworden is.’
Jullie vonden het belang van de menselijke stem groot.
‘Ja, dat was nieuw in het museum. Directeur Taco Dibbits zegt altijd dat ik dat heb ingebracht. Dat komt door mijn achtergrond: ik heb een interdisciplinaire studie gedaan, waar geschiedenis, culturele studies en erfgoed bij elkaar kwamen. Wij keken naar verschillende bronnen. Het vertellen van onderbelichte verhalen hoort daarbij: de verhalen van de mensen die het materieel minder breed hadden, mensen die door allerlei omstandigheden niet konden of mochten schrijven, of geen kunstbezit konden verzamelen. Die verhalen zijn mondeling doorgegeven, en door die toe te voegen aan de collectie van het Rijksmuseum krijg je een geschakeerd geheel.’
In een van de verhalen hoor je de stem van een 108-jarige vrouw, die eens tot slaaf gemaakt was. Ma Chichi. Wat vertelt zij?
‘We wilden dat het zou gaan over alle mensen binnen het grotere systeem van slavernij. Als je de geschreven bronnen bekijkt, in de collecties van musea, wordt vaak gezegd dat mensen in slavernij zich niet realiseerden wat hun situatie was. Dat slavernij nou eenmaal zo was, en iedereen pas later ontdekte wat mensenrechten waren. Dat is niet zo: mensen die in slavernij worden gehouden, weten dat het onrechtvaardig is. Maar hoe bewijs je dat? We hebben geen materiële cultuur om dat te laten zien: in documenten zie je mensen als onderdelen van de administratie, vaak zonder naam, laat staan met gevoelens. Die geschiedenis hebben mensen zelf moeten doorgeven.’
‘Bij orale geschiedenis is de grote vraag of die ook waar is, en hoe je dat kunt bewijzen. Het is belangrijk om zo ver mogelijk terug te kunnen gaan in de geschiedenis. Deze bandopnames komen uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Ma Chichi was toen inderdaad al 108 jaar oud. Ze is in 1853 geboren in slavernij. Ze vertelt dat ze dit lied leerde van haar grootmoeder, en zo neemt ze je nog verder mee de geschiedenis in, naar de achttiende eeuw.’
‘In de tentoonstelling wilden we onder andere het verhaal van Tula laten zien, een van de grote helden van Curaçao. Hij verkeerde zelf in slavernij en kwam in opstand tegen dat systeem. Hoe duid je zijn gedachtegang? We hebben bronnen die zijn woorden weergeven, maar die zijn opgeschreven door mensen die juist deel waren van het onderdrukkende systeem. Met orale bronnen komen we pas bij wat mensen werkelijk dachten.’
‘Ma Chichi zingt in een mengeling van talen. Je hoort welke talen zij machtig is en hoe ze communiceert. Ze zingt in het Luago, een oude taal die niet meer gesproken wordt. “Geen juk meer. Ik was de borden niet van de meester. Ik was de kommen niet van de meester. Ik veeg zijn huis niet.” Het vergt enorme recalcitrantie en moed om te zeggen: “Ik ben zijn slaaf niet, ik ben gewoon een mens.” Dat konden musea moeilijk vertellen. Tot nu, maar dat kunnen we enkel aan de hand van dit soort bronnen.’
Het fragment duurt twintig seconden, maar daar zit vierhonderd jaar geschiedenis in. Dat vind ik aangrijpend. Je kunt mensen alles afnemen, maar niet hun stem. Daarin blijft menselijkheid gewaarborgd.
‘Absoluut. Maar dan heb je vervolgens mensen nodig die dat op waarde schatten en vastleggen. Op Curaçao hebben we de mazzel dat daar twee mensen in de eerste helft van de twintigste eeuw hard aan hebben gewerkt, zodat we zelfs haar stem nog horen. Vervolgens moeten historici dat bij elkaar brengen, zodat we verschillende elementen van de geschiedenis blijven zien. We zitten nu in de revolutie, waarin dat steeds meer gedaan wordt. Zo kunnen we een meerlagig verhaal vertellen.’
In het vertellen van het verhaal van slavernij heb jij de nadruk willen leggen op de kracht van mensen. Niet alleen op het slachtofferschap, de pijn en wreedheid.
‘Dat is waar. In de tentoonstelling wilden we tien persoonlijke verhalen vertellen. De eerste vijf laten in een notendop zien hoe het systeem werkte: iemand in slavernij en iemand die slaven hield. Wie in slavernij naar Nederland gebracht werd, was hier wel vrij, maar nog steeds een bediende. De tweede set van vijf verhalen neemt je dieper mee in de verhalen van verzet. Mensen hebben zich altijd al uitgesproken tegen het systeem, op alle continenten.’
‘Een belangrijk element in dat verhaal is marronage. Mensen in slavernij hebben altijd geprobeerd om weg te lopen uit het systeem. Daar waar het kon, zoals in Suriname, stichtten ze eigen samenlevingen. Dat element hoor je in de orale geschiedenis, die ook de verhalen vertelt van mensen die konden vluchten en over wat zij nodig hadden om in leven te blijven.’
Een prachtig voorbeeld is het verhaal van Sapali.
‘Zij smokkelde rijst mee vanuit Afrika naar Suriname, en vanaf de plantage in Suriname richting de vrijheid. Rijst is een duurzame bron van voedsel. Dankzij die rijst konden vele mensen overleven. Er leven in Suriname nog steeds zo’n tienduizend mensen die afstammen van mensen zoals Sapali, die hun eigen samenleving hebben opgebouwd. Voor hen heeft misschien één voorouder kort in slavernij verkeerd; ze associeren zich nauwelijks meer met slavernij. Dat onderdeel van hun geschiedenis is ondergesneeuwd.’
De vrouwen smokkelden rijstkorrels in hun haar. Schitterend!
‘Je maakt gebruik van wat je hebt. Wat doe je in een moeilijke situatie? Hoe red je jezelf daaruit? Die vindingrijkheid en dat doorzettingsvermogen gaven energie.’
‘Mensen vragen vaak of het geen zware materie is, dat waar ik dagelijks mee bezig ben. Maar het is niet alleen zwaar, het is ook bewonderenswaardig wat mensen voor elkaar hebben gekregen. Ik heb vaak in het museum gestaan om te zien hoe bezoekers op de tentoonstelling reageerden. Er kwamen vaak vrouwen van kleur, wie het kracht gaf om te weten dat ze van zulke sterke vrouwen afstammen.’
Is dat het verhaal dat verteld moet worden als we ons verleden willen verwerken?
‘In de openbare ruimte in Nederland hebben we voornamelijk standbeelden van mannen die aan de macht waren en politieke functies hadden. Het gros van de samenleving heeft nooit een voorvader op die plek gehad. Het zou mooier zijn als meer mensen zich kunnen herkennen in de strijd die anderen hebben moeten leveren. Hoe ze dat hebben gedaan is voor iedereen inspirerend.’
Je schrijft in het boek over het vermogen om te voeden, fysiek en spiritueel. En over rijst als een onuitputtelijke bron van leven. Alles zit in een korreltje.
‘Rijst is het zaad. Je plant het in de aarde en het geeft nieuw leven.’
In een ander fragment hoor je de stem van Anastasia Larmonie, een vrouw van vandaag. Er zit zo veel kwetsbaarheid in.
‘Dit is Anastasia Larmonie, een bekende jazzzangeres uit Sint Maarten. Haar boodschap is solidariteit. Sint Maarten is een klein eiland in een deel van het Caribisch gebied waar veel kleine eilanden dicht op elkaar liggen. Die waren allemaal bezet, door verschillende Europese mogendheden die niet allemaal even snel waren met het afschaffen van het systeem. Er ontstonden kansen voor mensen om van het ene eiland naar het andere eiland te vluchten, waar slavernij wel al was afgeschaft. Het eiland Sint Maarten was half Frans en half Nederlands. Frans Sint Maarten was eerder vrij, en vanaf dat moment was het hek van de dam. In het lied dat Anastasia zingt, hoor je dat mensen zeggen: “We hebben ze verstopt voor de witte meester.” Mensen hielpen elkaar.’
Je bent in 2017 begonnen met dit grote project. Had jij toen het gevoel dat je op eieren moest lopen?
‘Je kunt wel zeggen dat we sindsdien een ontwikkeling hebben doorgemaakt.’
Hoe spannend was dat?
‘Ik heb drie benen: ik heb gewerkt in de academische wereld, als freelancer en in de institutionele wereld bij musea. Op al die plekken werd een ander publiek aangesproken. Rondom die organisaties bestonden netwerken die elkaar weinig raakten. Die moesten bij elkaar gebracht worden.’
‘In 2017 was er in het Rijksmuseum nog niet eerder een slavernijtentoonstelling gemaakt. De kracht van het Rijksmuseum is dat de mensen die er werken een schat aan kennis hebben. De meeste conservatoren gaan over een specifiek deel van de collectie: over glas, of schilderijen. Die expertises hebben we bij elkaar gebracht door onder andere een denktank samen te stellen. Door conservatoren van buiten binnen te brengen. In dat gesprek alleen zijn we verder gekomen dan in de periode dat ieder enkel aan zijn eigen stukje werkte.’
Heb je de ogen moeten openen?
‘Dat klinkt top-down. We leren er allemaal van. In de denktank die de slavernijtentoonstelling heeft geleid, zat een dozijn mensen van verschillende achtergronden. We wilden een groot gebied beslaan, rondom de Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan. We hebben het wel over 250 jaar geschiedenis. Er waren mensen die van een bepaalde periode verstand hadden, mensen die iets wisten over het huidige onderzoek, en mensen die meer wisten over de sensitiviteit in het heden onder bepaalde groepen (wat ligt gevoelig, wat niet?). Hierdoor ga je in gesprek over zaken die niet jouw eigen vakgebied zijn. Bij tijd en wijlen waren we allemaal verbaasd. Aan het eind wisten we allemaal meer dan aan het begin. We moeten ons blijven realiseren dat er zó veel kennis is, en dat je die niet in één hoofd bij elkaar kan brengen.’
Je schrijft erover alsof je op zoek moest naar de stilte: “Het onderwerp slavernij werd als het ware op een presenteerblaadje aangereikt maar lange tijd niet opgemerkt.” Hoe kan dat?
‘Dat is het gevolg van het verleden. De collectie van het Rijksmuseum is samengesteld door de gegoede klasse, en gebouwd op de collecties die door stadhouders en latere koninklijke families zijn verzameld. De spullen stonden in huizen en paleizen. Het is het verhaal van de macht en de economie. En het is een kunsthistorisch verhaal: we hebben Rembrandt, Vermeer en Frans Hals. In het hart van het museum, de eregalerij en de verdieping daaromheen, gaat het over de geschiedenis vanaf de zeventiende eeuw. Enerzijds is die rijkdom te danken aan slavernij, maar men wilde slavernij toen niet laten zien. Je moet dus stilstaan bij wat je niet ziet. Toen ik me afvroeg wat ik daarover zou kunnen vertellen, kwam ik al snel bij die machtsverhoudingen uit. We moesten op zoek naar wat die deden met de mensen die die arbeid moesten leveren.’
Er is een portret van Dirk Wilre, geschilderd door Pieter de Wit in 1669. Wilre was directeur-generaal van de Goudkust, in fort Elmina. De plek waar tot slaaf gemaakten gevangen werden gehouden voordat ze verscheept werden. Je ziet een wereld van rijkdom en schittering. In het midden zit op haar of zijn hurken een zwarte tot slaaf gemaakt persoon, als steun voor een schilderij. Ik kan er nu bijna niet meer naar kijken.
‘Dat is nooit gezien, omdat we op school geleerd hebben om de geschiedenis van die tijd te beleven door de ogen van degene die macht had. Dat gaf wrang genoeg ook nog een gevoel van trots.’
‘Om het nog een graadje ingewikkelder te maken: als je goed kijkt, staat er op dat schilderij een tafel met een klein portretje. Daar staat een man van kleur op, van gemengde afkomst. We weten niet zeker of Wilre ook kinderen had met een zwarte vrouw uit Afrika. De geschiedenis vermengt zich, mensen raken volkomen verweven. Er zijn geen twee losstaande werkelijkheden; het is één werkelijkheid. Dat moeten we nu duidelijker in beeld brengen in het recente verleden, in de opbouw van musea of in historische boeken. We hebben maar een deel in de spotlight gezet: de macht, het veroveren, het mannelijke verhaal. Het wordt tijd dat het complexer wordt.’
Ik wil me niet beter voordoen dan ik ben. Het heeft mij ook tien jaar Goede gesprekken gekost. Het belang van jullie werk is dat je je bewust wordt van de kracht van een dominante ideologie. Ik heb het vroeger ook niet gezien. Dat inzicht leert je om verduveld op je tellen te passen. Wie kijkt hier? Wie praat hier?
‘We hebben allemaal de behoefte om het leven in de hand te hebben. Nu snap ik het, nu weet ik het. Deze boeken heb ik gelezen en dat geeft mij de basis om de wereld te duiden. Ik denk dat de wereld steeds ongrijpbaarder wordt. De muren om het museum verdwijnen steeds meer; onze hele collectie staat online. Op onze website kun je zoeken naar alle zoektermen die je maar kunt bedenken, waardoor mensen dagelijks allerlei aspecten aan de collectie ontdekken die wij nog niet kenden. Als museum en als conservatoren moeten we ons verhouden tot kennis die dagelijks in ontwikkeling is. Die dynamiek maakt dat je maar een radertje in dat grotere geheel bent. Daar moeten we mee leren omgaan. Tegelijkertijd drijft die nieuwsgierigheid mij, dat maakt het werk leuk.’
In Duitsland hebben ze de term ‘vergangenheitsbewaltigung’, over het verwerken van het naziverleden. Wij moeten nog beginnen met het verwerken van dit slavernijverleden. Zijn wij schuldig?
‘Mijn ouders komen uit Suriname. Ik heb voorouders aan alle kanten van dit verhaal. Als je bij mij door de familiealbums bladert, zie je mensen van alle etniciteiten. Het wordt ingewikkeld als ik schuld moet gaan toewijzen. Dat verklaart hoe er in landen als Suriname aangekeken wordt tegen dat verleden: het is een nationaal verleden, waarin groepen elkaar dingen hebben aangedaan. En dat zijn uiteindelijk ook allemaal je familieleden. Dus het is ingewikkeld: de ene groep kan de andere groep niet de schuld in de schoenen schuiven. Maar je moet er wel iets mee. Het is helend om het erover te hebben.’
‘We staan elk jaar uitgebreid stil bij de Tweede Wereldoorlog, en nog steeds leren we daar meer over. Boeken, toneelstukken, noem maar op, omdat we vinden dat we het moeten blijven voelen. Zo maken we het persoonlijk. Het herhalen van fouten is zo gevaarlijk, overal ter wereld. Misschien wel in steeds nieuwe vermommingen. Daarom moeten we het blijven herhalen om het in de toekomst te herkennen. Tegelijkertijd kunnen we het niet helemaal voorkomen.’
Kunnen we iets met gevoelens van schaamte in dat verwerkingsproces?
‘Schaamte is zinvol als het maakt dat je die fouten niet wil herhalen. Maar ik zou er niet te veel tijd aan besteden. Ik zag aan mensen in het museum dat er allerlei emoties naar boven komen.’
‘Een van de belangrijkste verhalen, als je het hebt over schaamte, is het verhaal van Dirk van Hogendorp. Een witte man, die ambtenaar was uit een familielijn van ambtenaren. Hij had in Nederlands-Indië gezien wat slavernij met mensen deed, en zette zich in om dat systeem aan de kaak te stellen. Maar toen puntje bij paaltje kwam, en zijn eigen inkomen erdoor in het gedrang raakte, koos hij er toch voor om een plantage te kopen in Brazilië. Hij zei dat de mensen daar niet te houden waren als hij ze vrijliet. Nogal wiedes. In zijn ogen was dat raar. Dus hij zei: “Ik moet deze mensen in slavernij kopen, want anders draait mijn plantage niet.” Toch kiezen voor jezelf is een menselijk draai, waar wij vandaag de dag wat van kunnen leren. De verteller, Gijs Stork, is daar open over. Het is de geschiedenis van zijn voorouders, en dus de geschiedenis van Nederland.’
Dus laten we blijven manoeuvreren met ongemak en verlegenheid. Iets wat je niet moet willen, maar ook niet kan vermijden.
‘Het wordt pas beter als je fouten durft te maken en die onder ogen durft te komen.’
Je hebt op mijn verzoek een liedje meegenomen. Ladino song, van Oi va voi.
‘Oi va voi is een Britse band met een Joodse achtergrond. In het lied hoor je allerlei talen bij elkaar komen. Je hoort migratie door de eeuwen heen, hoe het was om als groep vervolgd te zijn en jezelf opnieuw uit te vinden in een nieuwe omgeving. En je hoort hoe dat je tekent en sterkt. Zelfs als je het niet verstaat, hoor je het verhalende. Je hoort hoe de muzikanten op elkaar inspelen. Het is erg jazzy, dus ook die kennis wordt bij elkaar gebracht. Een mooi voorbeeld van waar we het vandaag allemaal over hebben.’
Het is hartverwarmend. Door zo'n liedje ga je weer een beetje van de mens houden.
‘Dat is wat we moeten doen.’
Het album heeft een prachtige titel: Laughter Through Tears. Is dat ook jouw geschiedenis?
‘Zo voelt dat niet. Ik beschouw mijzelf als rijk, omdat ik op jonge leeftijd al veel heb gezien. Ik heb de basisschool in drie verschillende landen meegemaakt. Mijn ouders zijn met mij meegereisd. Ik heb voor mijn werk reizen gemaakt; overal heb ik gezien hoe de mens, ongeacht hoe zwaar de omstandigheden kunnen worden, er altijd iets van weet te maken.’
‘Ik heb voor mijn proefschrift een paar maanden in Zuid-Afrika mogen wonen. De mensen zijn daar door zo veel ellende gegaan: eerst de koloniale geschiedenis en daarna de Tweede Wereldoorlog en de Apartheid. In de tijd van Nelson Mandela, toen ik er was, maakten ze musea die naar elkaar verwijzen om te benadrukken dat buitensluiting van alle tijden is. Het komt in verschillende gedaantes terug, maar je moet nooit stoppen daar iets aan te willen doen. Dat werd in Zuid-Afrika zo duidelijk, vooruitstrevend en dapper gedaan, in een tijd waarin andere landen voorzichtig aan het experimenteren waren met het doorbreken van de stilte. Onder Mandela hebben ze dat van bovenaf, beleidsmatig durven doen. Ook omdat ze die lange ellendige geschiedenis hadden gehad. Omdat Apartheid geïnstitutionaliseerd was, kon je het afschaffen en duidelijk in beeld brengen.’
‘Hier in Nederland heeft het negeren en ontkennen van discriminatie en racisme langer doorgespeeld. Mensen konden zeggen: “Nee joh, dat gebeurt in nazi-Duitsland. In Zuid-Afrika of in de VS onder de Jim Crow laws. Maar nooit hier in Europa.” Hier doen we het voorzichtiger en langzamer. In Zuid-Afrika zag ik hoe het ook kan.’
Ben jij woke?
‘Je hoort de reacties om je heen.’
Er wordt besmuikt gelachen door het publiek.
‘Het is een raar concept. Als het betekent dat je je bewust bent van ongelijkheid en daar wat mee wil, dan ben ik het. Dat kan ik niet helpen. Ik werd al op jonge leeftijd door mijn ouders meegenomen naar gebieden waar je duidelijk kon zien dat ongelijkheid alles te maken heeft met de koloniale geschiedenis.’
Welke gebieden?
‘Het Caribisch gebied. Daar zie je dat bepaalde groepen in armoede leven, en andere groepen de regels maakten.’
Jij ging ernaartoe als klein meisje?
‘Ik was zeven. Eerst vanuit Nederland naar Suriname, en toen naar Curaçao.’
Wanneer gingen bij jou de ogen open?
‘Het was duidelijk. Wij voeren van Nederland op een vrachtschip met onze meubels en bagage naar Suriname in 1976. Dat vrachtschip deed in het Caribisch gebied een heleboel eilanden aan. Als je de haven binnenvoer, zag je kinderen op de kades staan. De kok van het schip gooide etensresten over de railing. De kinderen doken het water in om ze te pakken, want ze hadden honger. Die kinderen leken meer op mij dan de kinderen die ik in Woerden had gezien. Ik voelde verwantschap, maar het was duidelijk dat hun leven heel anders was dan het mijne. Dan ga je vragen stellen. Wij waren daar thuis open over.’
‘Terug naar je vraag: het is raar om daar de naam woke aan te verbinden. Het is de realiteit waarin ik altijd geleefd heb. Ik zie dat mensen zich afzetten tegen die bewustwording en het vertellen van het bredere verhaal, omdat ze het irritant vinden dat ze wordt opgelegd wat je mag weten en zeggen. Hoe kan ik dat onder woorden brengen? Ik snap die irritatie, want je komt niet verder met zeggen welk woord wel kan en welk woord niet. Het heeft wel zin om na te denken over wat je kunt duiden met de woorden die je gebruikt. Als wij als historici woorden blijven gebruiken die in de koloniale periode gebruikt zijn door de onderdrukkers, komen we niet dicht bij de realiteit van een bredere groep. Je moet nadenken over die woorden. Dat wil niet zeggen dat je ze compleet schrapt, maar je kunt ze niet meer als centraal concept gebruiken.’
Je identificeert je door die woorden te gebruiken met de machthebber, die andere mensen heeft ontmenselijkt. Dat blijf je dan in feite doen.
‘Als je het woord “slaaf” nog ziet als dekmantel voor een grote groep anonieme mensen die nou eenmaal arbeid leverden, kun je niet dichter bij de realiteit van die mensen komen. Ik hoop dat het niet slechts blijft bij het veranderen van het woord: je moet bij de mens achter dat geheel komen. Dan kom je bij namen. Ma Chichi. Sapali. Dat wordt een echt verhaal. Niet door het vervangen en verbieden.’
Iedere keer dat ik 'tot slaaf gemaakte' gebruik, herinner ik mijzelf aan het systeem. Verander de grammatica en je verandert het wereldbeeld.
‘Je moet je blik willen verruimen. Bij het ontwikkelen van de Revolusi-tentoonstelling was er een discussie over het gebruik van het woord "bersiap" of niet. In de tentoonstelling wilden we het hebben over geweld tijdens de revolutie, van verschillende groepen tegen elkaar, zonder te negeren dat het in die lange periode voor de Indonesische Revolutie onderdeel was van het systeem om verschillen tussen groepen te benadrukken. Geweld was daar onderdeel van, in elke vorm, van elke groep. Door maar één woord te gebruiken, doe je de werkelijkheid geen recht.’
Taal is een machtsmiddel. Ik wil het toch even politiek maken. In de HJ Schoo-lezing noemt Dilan Yesilgöz-Zigerius, onze minister van Justitie en Veiligheid, het wokisme als een van de bewegingen die de rechtsstaat aantast. Dat lijkt mij een frontale aanval op jouw werk.
‘Oké. Laat me vertellen hoe het eraan toegaat in het museum. We hebben een groot aantal conservatoren met allemaal verschillende vakgebieden. Als wij iets willen bewegen, gaat dat nooit op grond van het werk van één persoon. Daar gaan we over praten. Op dat moment gebeurt er iets; er komt wat in beweging.’
‘Vanaf de slavernijtentoonstelling hebben we in de vaste opstelling extra borden geplaatst om niet alleen het bekende verhaal toe te lichten: “Wie heeft dit geschilderd? Wie was de bezitter van het stuk?” Maar ook om te laten zien wat het te maken had met de plantage-economie en, politiek gezien, met het koloniale systeem. Nu zijn we aan het kijken hoe we dat verder kunnen integreren zodat het weer één verhaal wordt. Eén bordje per object. Dan halen we er allemaal collegae bij en gaan we voor een stilleven staan. Het voorstel vanuit degenen die aan de slavernijtentoonstelling hadden gewerkt was om het meer te hebben over de specerijen in dat stilleven – die kwamen uit Nederlands-Indië – en wat dat te maken had met slavenarbeid. Maar de schilderijenconservator zag op dat schilderij een enorme kalkoen. Die kalkoen was er ook niet geweest zonder de koloniale periode, want die komt uit de Amerika’s. Ineens draait dat schilderij, voor iedereen die ervoor stond. We gingen tellen hoeveel er in dat schilderij te maken heeft met het gegeven dat we de wereld breder aan het maken waren, en verweven werden. Een Nederlandse tafel van de zestiende eeuw ziet er compleet anders uit in de zeventiende eeuw, omdat een meerderheid van die ingrediënten er nog niet was. Zo kom je verder. Dat heeft niets te maken met verbieden of ondermijnen. We moeten altijd onderbouwen wat we zeggen. Het is niet zomaar een mening, en in het gesprek komen we tot een compromis.’
Dit is volkomen overtuigend en integer. Maar door de mond van de minister spreekt de macht en die zegt tegen mensen die bezig zijn met emancipatie: 'Terug in jullie hok.' Dat is nog steeds de strijd die gevoerd moet worden. Of wil je daar niet over hoeven nadenken?
‘Ik heb wel genoeg te doen. Het is belangrijk dat je de muren van het musea naar beneden haalt. Dat hoogleraren in gesprek gaan met activisten en conservatoren. We zitten niet vanuit onze bubbels te dicteren wat belangrijk is, en wat mag en niet. Ik hoop van harte dat iedereen zich uitgenodigd voelt om onderdeel te zijn van het gesprek.’
Voor een dialoog heb je twee partijen nodig. Het probleem ontstaat als sommige mensen niet mee willen doen aan het gesprek. Het lijkt nu te verharden. Mensen weigeren meer en meer te praten, of is dat niet jouw ervaring?
‘Ik hoop dat musea langzamerhand veranderen van instituten die aan zenden deden, in plekken waar iets gebeurt. Een conservator kon vroeger een tentoonstelling samenstellen en op zaal stellen, en dan mocht de bezoeker er iets van vinden. Dat verscheen in een handvol kranten en dat was het. Bij de slavernijtentoonstelling hadden we tien historische verhalen, en in de laatste zalen hadden we tien sokkels waar de bezoeker mee aan de slag kon. Die kon op basis van wat ze hadden gezien een soort driedimensionaal gastenboek maken. De bezoeker werd van consument ook producent. Daardoor veranderde die tentoonstelling gedurende de maanden dat het er stond. Het werd elke dag rijker.’
‘Wat er op sociale media gebeurt, lijkt heftig, maar het zijn mensen die vanachter hun beeldscherm hetzelfde doen als wat musea vroeger deden: zenden. Het is makkelijk om een mening de wereld in te sturen en om daar reacties op te krijgen van mensen in jouw bubbel die het met je eens zijn. De kunst is om het te doen terwijl je elkaar in de ogen kijkt. Daar waar het ertoe doet in onze nationale instituties. Ik hoop dat we dat blijven doen.’
Het moment dat er geluisterd wordt als je een verhaal vertelt ben je zo veel verder. Het horen van de stem brengt bijna altijd een relatie teweeg.
‘Ik ben het met je eens. Dat is het moeilijkste deel van het verhaal. In Slavernij en Revolusi hebben we menselijke verhalen verteld. Op zo’n manier dat mensen zich erin kunnen herkennen en verplaatsen. Dat is een stap om te komen bij meer empathie voor het verhaal van de ander. Je hoort het woord meerstemmigheid als een soort mantra, als oplossing voor het geheel. Maar meerstemmigheid als het naast elkaar plaatsen van verhalen kan niet het eindstation zijn: we moeten naar elkaar luisteren, en vanuit het luisteren ook weer verweven raken met elkaar. Aan elkaar relateren. Het leven van een persoon in slavernij kon niet bestaan zonder de slavenhouder. Het is één geheel. Dat moet je kunnen vertellen zonder dat het alleen maar gaat over schuld en schaamte. Ook over wat het voor beide betekende, en hoe ingewikkeld dat was. Dan hebben we het werkelijke verhaal van Nederland. Dan hebben we geluisterd’.
Je hebt licht in de duisternis gebracht. Overigens is het niet alleen maar duister. Er is nu een tentoonstelling in het Rijksmuseum over dieren!
‘Afgelopen week geopend, twee samenhangende tentoonstellingen. Eén over een neushoorn uit India, en de ander over onderkruipsels. Kom lekker griezelen in het Rijksmuseum!’
Je moet dingen die lelijk zijn tentoonstellen, zoals slavernij. Is dat geen paradox?
‘Lelijkheid is deel van de menselijke conditie. We kunnen niet zonder die onderkruipsels. Kom kijken hoeveel schoonheid we geven aan die onooglijke kleine diertjes, en hoe die ons rijker maken.’
Er komt eind november weer een nieuw boek uit.
‘Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag, het onderzoek naar het slavernij- en koloniale verleden van Den Haag. Daar zitten allemaal dingen in die we al langer wisten, naast nieuwe verhalen. Ook dit is een grote samenwerking: een dozijn auteurs heeft meegewerkt en ze laten verschillende elementen van de stad zien.’
Wij zitten hier op het Spui. Waar moet ik gaan kijken?
‘Op het Spui kwamen vroeger de schepen die getrokken werden door paarden aan, de trekschuiten. Daar zijn ook mensen uit Suriname aangekomen. Elisabeth Sampson, wier moeder in slavernij geboren was, kwam de Staten Generaal aanspreken omdat zij niet als gelijkwaardig behandeld werd in Suriname. Je vindt overal in Den Haag interessante verhalen.’
Nog één ding. Je hebt vanaf de jongste jaren op verschillende plekken en landen geleefd. Van hier naar daar. In verschillende werelden die op elkaar botsen. Hoe komt het dat jij niet ontworteld bent?
‘Ik zie het als een rijkdom. Als ik terugkom in die gebieden, voelt het weer als lekker thuis. De wereld is mijn thuis. Die wortels heb ik overal.’