De ondraaglijke lichtheid van de metaverse
‘Benen komen er binnenkort aan! Kijk jij ernaar uit?’ Deze tweet van Meta,* zoals Facebook zich sinds 2021 noemt, kon op nogal wat hoongelach rekenen.
Meta-topman Mark Zuckerberg voorziet een bloedserieuze toekomst in de metaverse, een dertig jaar oud begrip dat duidt op het doorbrengen van een aanzienlijk deel van je leven in een virtuele wereld. Als je daar zo veel tijd spendeert, met een virtual reality-koptelefoon uren achtereen om je hoofd geklemd, helpt het als die dimensie er enigszins realistisch en gezellig uitziet. Maar het cartooneske Horizon, Meta’s digitale universum, is weinig meer dan een opgepoetste versie van ingeslapen sociale simulatiegames als Second Life (2003), PlayStation Home (2008) en Mii Plaza (2011). Ondanks een investering van 10 miljard dollar.*
Kashmir Hill, de droogkomische techverslaggever van The New York Times, ging een antropologisch experiment aan: verspreid over een paar maanden observeerde ze ieder uur van de dag wat er in de metaverse gebeurde. Ze telde een paar hoopvolle ontmoetingen, zoals met een illustrator die haar coronadepressie verlichtte door dagelijks in Horizon met vreemden te kletsen, of een komiek die middels virtuele optredens wekelijks 13.000 mensen vermaakt.
En toch: veel in de metaverse is anno 2022 simpelweg net zo middelmatig als het internet al was zonder koddige VR-laag: vol schreeuwende minderjarigen, racistische opmerkingen en mannen die vrouwen lastigvallen.
Toegegeven: straks wel mét benen.
The New York Times: ‘This Is Life in the Metaverse’ (Leestijd: 25 minuten)