De Britse Conservatieve Partij sloopt het land. Vier lessen die Nederland daaruit kan trekken
‘Het lijkt erop dat aandelen een permanent hoog niveau hebben bereikt’, stelde vooraanstaand econoom Irving Fisher drie dagen voor de beurskrach van 1929.*
‘Toch blijft de echte toekomst van de laptop in de gespecialiseerde nichemarkten. Want hoe goedkoop de machines ook worden en hoe geavanceerd hun software ook is, ik kan me nog steeds niet voorstellen dat de gemiddelde gebruiker er een meeneemt tijdens het vissen’, schreef tech-columnist Erik Sandberg-Diment in 1985 in The New York Times.*
Geinige uitglijders, maar de meest bijziende ziener is misschien wel een 56-jarige Brit die op Eton College stiekem joints rookte,* karaoke tot zijn hobby’s rekent* en in 2010 de jongste Britse premier werd sinds 1812. Zijn naam: David Cameron. Zijn voorspelling, drie dagen voor de verkiezingen van 2015: ‘Groot-Brittannië staat voor een eenvoudige en onontkoombare keuze: stabiliteit en een daadkrachtige regering met mij, of chaos met Ed Miliband.’
Spoel vooruit naar 2022, en precies het omgekeerde blijkt waar. Cameron won de verkiezingen, maar in de dik zeven jaar sindsdien zijn de Britten (of nauwkeuriger: de Conservatieve Partij) een lichtend voorbeeld geworden van hoe het niet moet. De Tories brachten geen stabiliteit, maar maakten een puinhoop van hun liberale democratie. En daar zitten vier belangrijke lessen in voor Nederland.
Hoe je het populisme niet verslaat
De afbraak begon met het Brexit-referendum, een jaar na de verkiezingen. Cameron rekende erop het anti-Europese populisme te verslaan, niet door een krachtig tegenverhaal te bieden, maar juist door er ruimte aan te geven binnen zijn partij en programma. Nog zo’n voorspelling die niet uitkwam, want de Britten stemden voor de Brexit. Cameron had gegokt, verloren, en kon direct zijn biezen pakken. De eerste les volgde snel: gematigde partijen die populisten de ruimte geven, verslaan dat populisme niet, maar worden er deel van.
Door naar Theresa May, die zelf tegen de Brexit had gestemd, maar deze nu wel moest uitvoeren. Drie jaar bakkeleien, touwtrekken en interne politieke strijd later was de onzekerheid alleen maar groter geworden. Mays regeerperiode bood een tweede inzicht: het internationale speelveld is geen lopend buffet waar je zelf precies mag uitzoeken wat je op je bord legt.
Nee, de kern van internationale politiek is juist de tussenoplossing, geven en nemen, schipperen tussen Scylla en Charybdis. Als je controle wilt over je eigen grenzen, kun je niet tegelijkertijd onderdeel zijn van de interne markt. Een ‘zachte’ Brexit met behoud van de baten en verlies van de lasten bleek dan ook een illusie.
‘There is no sovereignty in solitude’, merkte de Italiaanse oud-premier Mario Draghi vorig jaar op. Zelfbestuur klinkt lekker soeverein, maar neemt de realiteit van materiële afhankelijkheid niet weg. Wat het voor de Britten wel wegnam, is de plek aan de tafel waar veel grote Europese besluiten worden genomen.
Politici die vooral voor zichzelf het beste willen
De man die het stokje overnam was Boris Johnson, wiens trackrecord bijna net zo warrig was als zijn blonde haardos. Vergeleken met Boris was Labourman Ed Miliband een Karolingische kalligraaf. Zeker, Johnson kreeg de Brexit gedaan, maar moest afgelopen zomer alweer gedwongen ontslag nemen nadat vijftig (!) leden van zijn regering waren vertrokken uit protest tegen Johnsons…ja, waar te beginnen?
Hij brak zijn eigen coronaregels door lustig te gaan feesten tijdens een landelijke lockdown, dwarsboomde een onafhankelijke parlementaire waakhond om een van zelfverrijking beschuldigde partijgenoot de hand boven het hoofd te houden, en gooide onrechtmatig het parlement dicht om Brexit erdoorheen te drukken.
Quod licet Iovi non licet bovi, zal de classicus gedacht hebben.
Steeds meer Britse burgers begonnen tijdens Johnsons termijn te geloven dat politici vooral het beste voor zichzelf willen. Niet zo gek, want Johnsons droom om premier te worden was al vroeg merkbaar. Hij leerde politiek bedrijven bij The Oxford Union, de debatclub die ook de politieke kraamkamer was van zwaargewichten als oud-premier William Ewart Gladstone, Harold Macmillan en Edward Heath. Bij The Union heeft idealisme nooit centraal gestaan.
Politiek is daar een spel, een circus, en draait niet om plannen, maar om campagnes, leerde ik twee jaar geleden toen ik daar zelf in het bestuur zat. Je tegenstander publicitaire vliegen afvangen, of in debatten tot de grond toe vernederen is geinig voor een studentenclub, maar niet als je een land moet besturen. Precies daar zit de derde les: politiek als schouwspel, als toneel, is funest voor het vertrouwen in het openbaar bestuur.
Maar alle chaos sinds David Cameron is nog kinderspel vergeleken met de afgelopen maand waarin Liz Truss aan het roer stond. Haar belastingplannen lieten het pond kelderen en markten beven – zelfs haar eigen partijgenoten konden er nul begrip voor opbrengen. Als een herboren Margaret Thatcher wilde ze het toptarief van de inkomstenbelasting wegstrepen en belastingen voor bedrijven verlagen. Ze beriep zich daarbij op trickle-down economics: het allang ontkrachte idee dat financieel gunstige maatregelen voor de elite doorsijpelen naar de rest van de economie.
Binnen een maand maakte dit plan haar de minst populaire premier ooit; in de populariteitspeilingen stond ze nog lager dan Johnson tijdens ‘Partygate’ of Theresa May vlak voor ze ontslagen werd. Dus slikte Truss haar degens vorige week weer in – beide belastingen bleven onberoerd. Maar, zoals het een goed circus betaamt, moest er nog wel iemand doormidden gezaagd worden. Dat werd de minister van Financiën, Kwasi Kwarteng, die 38 dagen na zijn aantreden al de laan uit werd gestuurd. In de afgelopen honderd jaar was alleen de conservatief Ian Macleod sneller van die post vertrokken, maar dat kwam omdat hij overleed door een hartaanval. Voor Truss is het de vraag hoe lang ze het nog volhoudt op 10 Downing Street.
De vierde les: willen gevestigde partijen het publieke vertrouwen in het systeem overeind houden, dan moet dat systeem voor iedereen werken, niet alleen voor de betoefte bankier en het gulzige grootbedrijf.
Grappig, zo’n ver-van-mijn-bedshow, kun je als Nederlander denken. Maar dat is het niet. In elke liberale democratie, inclusief de onze, zien we de Britse betonrot weerspiegeld.
Gevestigde partijen die populisme willen verslaan door zelf populist te worden? Kijk alleen al naar het ‘Doe normaal of pleur op’ van Rutte, het voorstel voor dubbele straffen in probleemwijken van oud-VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff, of VVD-Kamerleden als Ruben Brekelmans, die het tijdelijk schenden van het VN-vluchtelingenverdrag ‘geen taboe’ vindt.* Geert Wilders is al twaalf jaar de invloedrijkste man in de politiek zonder ooit een ministerspost bekleed te hebben. De huidige VVD echoot zijn denkbeelden, maar dan met een vriendelijke glimlach, keurig taalgebruik en in een glimmend jasje.
Internationale politiek gepresenteerd als keuzemenu? Werp een blik op de hallucinante standpunten van JA21.* Die partij wil ‘EU-verdragen zoals die van Maastricht, Amsterdam, Nice, Lissabon en Schengen herzien om macht terug te brengen van Brussel naar de lidstaten’, ‘opt-outs op terreinen die vitaal nationaal belang raken’, en een ‘afgeslankte, meer flexibele samenwerking tussen EU-lidstaten met een focus op economische samenwerking’. Dat gaat Nederland wel even voor elkaar krijgen! Niet dus – JA21 is een verwende kleuter zonder realiteitszin, die stampvoetend eist dat de wereld haar eisen (niet naar school, oneindig veel koekjes en een ruimteschip) zonder mitsen en maren inwilligt.
Politiek als schouwspel in plaats van belangrijke beleidsmachine? Zie de versnipperde Tweede Kamer, waar het aantal moties de afgelopen twintig jaar is vervijfvoudigd.* Vaak niet zozeer om inhoudelijk beleid bij te sturen, maar om de eigen standpunten te etaleren. Debatten moeten een strijd om de inhoud zijn, maar verzanden vaak in een gevecht om een plek aan een talkshowtafel, een fragment in het NOS-journaal, of (nog erger) likes op Twitter.
Een systeem dat beter werkt voor de bovenlaag dan voor de middenklasse en de kwetsbaren, en zo het publieke vertrouwen ondergraaft? Lees het rapport dat het Centraal Planbureau in het voorjaar publiceerde – het zijn in Nederland niet de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen.* Arme gezinnen betalen in Nederland relatief méér belasting. Dan heb ik het nog niet over Ruttes voorstel om de dividendbelasting af te schaffen, of de groei van het aantal dakloze mensen van 18.000 in 2009 naar 32.000 nu.
De chaos van Ed Miliband hebben we nooit te zien gekregen, de puinhoop van de Conservatieve Partij wel. Aan deze kant van het Kanaal kun je daarom grinniken, maar je kunt er beter lessen uit trekken. Het is een lachspiegel die de Britten ons voorhouden, maar een spiegel niettemin.