Het armoededebat moet vooral over niet-armen gaan

Tim 'S Jongers
Correspondent Samenleven

Het zal je niet ontgaan zijn: armoede is een hot topic. Met een dreigende barre winter – ook voor de middenklasse – werd de aandacht bij een breder publiek aangewakkerd. Je kunt daar cynisch over doen. Maar mijn innerlijke optimist denkt: beter laat dan nooit. Al mag het met betrekking tot armoede wél wat meer over de niet-armen gaan.

Chateau Bijstand en Effe geen cent te makken – lijkt te zijn uitgegroeid tot een mainstream genre. Op dit moment is er dan ook geen medium te verzinnen dat het armoedeonderwerp niet aansnijdt. Krantenartikelen (over stijgende armoede, toenemende schulden en miljardensteun), reportages (veelal over deelarmoede: energiearmoede, kinderarmoede…), talkshows (te dure menstruatieproducten) en zelfs congressen (zowat iedere maatschappelijke organisatie organiseert er dit jaar wel een met het thema ‘armoede’). 

Met die aandacht voor het thema is niets mis. Hopelijk draagt het bij aan een beter begrip voor mensen die met armoede te maken hebben. Ikzelf kan alleen maar wensen dat ik daar de laatste jaren vruchtbaar  

Maar ik kan me verdomd goed inbeelden dat deze media-aandacht voor mensen die al jaren armoede ondergaan of ertegen strijden een zure nasmaak oplevert. Want nu zijn de nieuwbakken armoedeprofeten aan zet, die – conform hun beperkte en niet doorvoelde kennis van het onderwerp – maar blijven vragen: ‘Wat doet armoede nu écht met jou? Want: armoede is toch meer dan geen geld hebben?’

Daar is geen speld tussen te krijgen: armoede is meer dan geen geld hebben. Het gaat over veel kansen missen en veel dingen niet kunnen doen. Maar het begint altijd met geen geld hebben. Net zoals dakloosheid meer is dan geen huis hebben, maar het nu eenmaal begint bij het niet hebben van een huis.

Tijd om onszelf wat vragen te stellen

Wat mij daarnaast opvalt, is dat we het bijna nooit over niet-armen hebben als het over armoede gaat. Dat lijkt mij nu juist de belangrijkste vraag: hoe hebben de niet-armen – waaronder ook de nieuwbakken armoedeprofeten – het zover kunnen laten komen dat veel anderen wel in armoede leven? 

Je mag het vragen aan iedereen die dakloos is, al geruime tijd dagelijks in de rij van de voedselbank staat, werkt onder het absolute minimumloon, van flexcontractje naar flexcontractje hobbelt, elke winter twee truien draagt, of uit financiële voorzorg dat noodzakelijke bezoek aan de tandarts uitstelt.

De verzorgingsstaat is al even door de morele ondergrens gezakt en ons sociale vangnet is ongeveer een decennium geleden op het standje minimum gezet. Het maakt van armoede een uiting van een tevreden samenleving die voornamelijk met zichzelf bezig was – en net wat minder met de ander. 

Nu mogelijks de zus van de journalist of de sociaal betrokken ondernemer, naaste vrienden, collega’s en buren met stijgende prijzen en onzekerheid te maken krijgen, stopt het wegkijken. Nu komen de media in actie en wordt het ene na het andere congresje over armoede georganiseerd, waar men zich hardop afvraagt hoe het toch zover heeft kunnen komen. Allemaal door slimme heren en dames die – direct of indirect – aan de knoppen van de verzorgingsstaat draaiden.

Ook hier geldt: beter laat dan nooit. Maar er verandert pas werkelijk iets als we scherper zijn op de vragen die we onszelf stellen. 

Niet-arm zijn is meer dan wél geld hebben

En idealiter gaan die over de niet-armen. Want hoe komt het dat men erin is gaan geloven dat alles eigen verantwoordelijkheid is, terwijl ook zij nu bibberen van angst voor prijsstijgingen? Hoe kan het dat niet-armen het zo lang prima vonden dat mensen in problematische schulden met, zeg, vijftig euro in de week twee kinderen moeten opvoeden – en ook nog eens verwachtten dat arme mensen gezond eten? Waarom ging het nooit over een daklozencrisis in het decennium dat het aantal daklozen verdubbelde, maar vielen medeburgers wel over zoiets banaals als bed en brood? 

Kortom: het zou moeten gaan over de (vroegere) houding van niet-armen ten opzichte van armoede en diegenen die daaronder gebukt gaan. Daar hebben mensen die in armoede leven volgens mij veel meer aan.

Want net zoals armoede meer is dan geen geld hebben, is niet-arm zijn veel meer dan wel geld hebben. Daar hoort ook een verantwoordelijkheid bij, en – als het even meezit – compassie voor de medemens. Niet enkel ten tijde van stress die vrijwel iedereen treft. 

Daarom voelt het voor mij niet alsof de redding nabij is nu het plotseling overal over armoede gaat. Want het probleem is niet dat mensen zich arm voelen of dat ze last hebben van de effecten van armoede. Het probleem is dat ze arm zijn. En bovendien: dat velen onder ons dat al die jaren prima vonden.

Als we dat momenteel écht niet langer prima vinden, doen we er goed aan om vooral onszelf vragen te stellen. Wat was onze rol? En wat kan die zijn in het vervolg? Want zonder antwoorden op die vragen zal er niets wezenlijks veranderen aan ons mensbeeld en de (schadelijke) manier waarop we denken en praten over mensen die in armoede leven. 

Anders gaan we snel terug van de mainstream naar de niche, en blijft het bij armoedeporno. Lachen we vrolijk verder.

Succes daarmee op het volgende congres.

Meer lezen?