Alleen Denzel Dumfries geloofde in het talent van Denzel Dumfries. Nu speelt hij voor Oranje
Talent is schaars, maar talent kunnen herkennen is nog veel schaarser. Dat verklaart waarom ploeggenoten, trainers en scouts Denzel Dumfries uitlachten als hij vroeger hardop droomde van Oranje en de Champions League.
Een van de leukste voetbalinterviews die ik in tijden hoorde, was het interview met Denzel Dumfries in de Cor Potcast, de podcast van (ex-)voetballers Bart Vriends, Thomas Verhaar en Maarten de Fockert.
Dumfries – verdediger van Inter Milaan en het Nederlands elftal – vertelde dat hij er nog steeds boos van kan worden dat mensen – scouts, trainers, ploeggenoten – hem jarenlang hebben onderschat, betwijfeld en bespot. Hij dacht altijd dat hij de top zou halen; zij schoten vooral in de lach.
‘Altijd als iemand dat zei, me uitlachte dat ik het niet zou halen, dat gevoel dat ik toen had... daar kan ik nog steeds boos om worden’, zegt Dumfries in de podcast. ‘Daar kan ik dan weer een nacht niet van slapen.’
Daar zou je verrast over kunnen zijn. Dumfries staat aan de top, is multimiljonair, speelt met de beste spelers ter wereld en lijkt nog steeds beter te worden. Weinig reden, zou je zeggen, om je nog te ergeren aan critici van vroeger. Tenzij je echt heel lang bent betwijfeld, onderschat en bespot, kennelijk.
In het spelershome van Sparta lachten ze Dumfries uit
Dumfries gold in zijn jeugd niet als een groot talent. Meer spelers in Oranje hoorden in de jeugdelftallen van profclubs niet tot de grootste talenten, zoals Virgil van Dijk, Stefan de Vrij en Marten de Roon. Maar zij waren tenminste al gescout en geselecteerd door profclubs; Dumfries niet.
Hij speelde tot zijn achttiende bij de amateurs, als enige van de selectie van het Nederlands elftal, en als een van de weinige spelers van het hele toernooi. Bij de amateurs viel hij weliswaar op, maar scouts schreven dat toe aan zijn fysieke kracht. ‘Iemand kan fysiek heel sterk zijn op zijn vijftiende’, zei een scout van Feyenoord die Dumfries afwees, ‘maar vaak valt dat voordeel weg als hij achttien is.’
Een volstrekt logische gedachte – ik heb er zelf uitgebreid over geschreven. Wie technisch niet vaardig genoeg is, valt uiteindelijk af, zo is de gedachte. Maar er zijn natuurlijk ook vroegrijpers die wel het talent hebben om tot de top te geraken; fysiek sterke spelers die ook technische vaardigheden hebben of ontwikkelen. (Dumfries vertelt in de podcast over zijn bijscholing op dit gebied.) Het probleem is hoe je zulke spelers herkent.
Dat fysiek begaafde spelers worden onderschat ten opzichte van technisch begaafde spelers, is Dumfries helder. ‘Ik vind dat in Nederland te vaak wordt gekeken naar een bepaald type speler. Waardoor bepaalde [andere] types worden overgeslagen.’
De enige die wel geloofde in het talent van Denzel Dumfries was... Denzel Dumfries. Hij trainde en leefde als jonge tiener als een prof: goed eten, geen alcohol, veel slaap, veel extra trainingen. In 2014, toen hij al bijna achttien jaar was, toen hij voor de amateurs van Barendrecht speelde, terwijl zijn generatiegenoten al schitterden bij topclubs, geloofde hij nog rotsvast in zijn kans om voor het Nederlands elftal te spelen.
Om die reden wilde hij destijds alleen oefenwedstrijden spelen voor Aruba, het land van zijn vader. Spelers met meer nationaliteiten mogen wel oefenwedstrijden spelen voor meer dan één land, maar geen officiële wedstrijden. Heb je eenmaal een officiële interland gespeeld voor een land, is dat je voetballand. En dus wilde hij zich niet committeren. ‘Ze keken me met scheve ogen aan toen ik dat uitlegde. Ik was immers slechts speler van Barendrecht’, zei* hij in 2017 tegen de Leeuwarder Courant.
'Volgend jaar speel ik Champions League!' had Dumfries vol bravoure tegen ploeggenoten gezegd
Terwijl hij zijn droom van de top en Oranje behield, en hardop uitsprak, lachten mensen hem achter zijn rug om uit, en soms zelfs in zijn gezicht, zoals zijn ploeggenoten bij Sparta. Ploeggenoten zoals twee hosts van de Cor Potcast, Bart Vriends en Thomas Verhaar.
Verhaar: ‘Ik denk dat wij jou wel eens een keer hebben uitgelachen, in het spelershome van Sparta.’
Dumfries: ‘Nou, ik weet het wel zeker hoor.’
Maar zo raar was dat uitlachen in het spelershome niet eens, als je weet welke absurde ambities Dumfries daar hardop uitsprak. ‘Volgend jaar speel ik Champions League!’ had hij daar vol bravoure tegen ploeggenoten gezegd – ploeggenoten van een club die destijds maar net in de Eredivisie thuishoorde.
Tuurlijk, Denzel.
Welnu. Enkele weken later tekende hij bij Heerenveen, voor vier jaar, en zei tegen de directeur van Heerenveen: ‘Ik speel hier maar één seizoen.’ Met andere woorden: volgend jaar speel ik bij een topclub. Alweer zal er zijn gegniffeld.
Tuurlijk, Denzel.
Juni 2018: Heerenveen verkocht Dumfries aan PSV. September 2018: Denzel Dumfries speelde Champions League. Directe tegenstander: Lionel Messi. Oktober 2018: Dumfries debuteerde* in het Nederlands elftal. November 2022: Nederlandse voetballiefhebbers raakten in de stress toen het er even op leek dat Dumfries geblesseerd was en het WK zou missen.
Talent, zei een econoom eens, is schaars. Maar schaarser is onze kennis van wat talent is.
Goed voetbal kun je niet plannen, goed voetbal ontstaat
Er was nog een reden waarom de podcastaflevering met Dumfries zeer de moeite is. Dat zit zo. Met de mannen achter de Cor Potcast hou ik vriendelijk contact. Toen ik hoorde dat Dumfries te gast zou zijn, vroeg ik ze om hem te vragen naar de 1-0 van het Nederlands elftal tegen Polen. Dat doelpunt vond ik van zeldzame schoonheid, omdat drie spelers naadloos met elkaar combineren; zo naadloos dat het bewust lijkt, getraind.
Je kunt de goal in de video hierboven terugzien (vanaf 0:58). Steven Berghuis heeft de bal op de rechterflank. Denzel Dumfries start met een sprint in de diepte, maar Berghuis speelt de bal niet naar voren naar Dumfries, maar achteruit naar Memphis Depay. De Poolse verdedigers letten op de bal, stappen naar de bal, en vergeten daarbij Dumfries, die al flink is opgeschoten richting het Poolse doel.
En Dumfries krijgt dan de bal van Memphis, volledig vrijstaand. Dumfries heeft door die vrijheid tijd, neemt die tijd, en vindt precies op tijd Cody Gakpo, die simpel binnentikt.
Het is een zogenaamde derde-man-situatie* waar ik al jaren een fascinatie voor heb. Ze lijken zo simpel en zijn toch zo effectief. De simpelheid betreft de handelingen van de individuele spelers: niets van wat Dumfries, Berghuis en Memphis doen, is op zichzelf ingewikkeld. De effectiviteit komt, denk ik, omdat verdedigers de neiging hebben de bal te blijven volgen, en de man en de ruimte even te vergeten.
Ze volgen a (Berghuis), ze volgen b (Memphis), maar vergeten de derde man c (Dumfries). De optelsom van simpele handelingen, in perfecte synchroniciteit uitgevoerd, blijkt nauwelijks te verdedigen. Maar: was dit ook getraind? De mannen van de Cor Potcast vroegen het Dumfries en het antwoord was (kort gezegd): nee.
Dit soort situaties kun je niet echt trainen, omdat er een tegenstander is over wie je geen controle hebt. Je kunt het abc’tje hierboven inslijpen, en er tijdens de wedstrijd op gefocust zijn, maar stel dat de speler die in bovenstaand geval de bal naar Memphis volgt dat niet doet, maar de ruimte dekt. Dan heeft Memphis’ kaats weinig zin.
Niettemin: spelers kunnen elkaar leren aanvoelen, de onderlinge non-verbale communicatie verbeteren. En misschien is dat wel de volgende stap in het voetbal: spelers niet steeds kopen en verkopen, maar spelersgroepen langer bij elkaar houden, zodat ze elkaars neigingen beter leren kennen. Zo kunnen ze, bijvoorbeeld door zulke abc’tjes, meer worden dan de som der delen, zowel zonder bal (verdedigend) als met bal (aanvallend).