Waarom ik (net als zoveel anderen) ondanks alles toch naar het WK blijf kijken
Vandaag begint het omstreden WK voetbal in Qatar. Het gastland houdt vast aan het verbod op homoseksualiteit, beperkt de persvrijheid en gaat mensonwaardig om met arbeidsmigranten. Toch houdt de wereld nog van het WK. Dit onderzoek laat zien: zo groot is de kracht van het groepsgevoel.
In mijn eerste WK-herinnering is het 25 juni 1978. Ik ben acht jaar oud. In onze woonkamer in Leiden kijk ik naar de WK-finale Nederland-Argentinië, met mijn ouders en grootouders. Die laatsten zijn toevallig op bezoek uit apartheid-Zuid-Afrika, ons land van herkomst.
Op de eretribune in Buenos Aires zit de besnorde, moordzuchtige leider van de militaire junta, generaal Videla. Voor hem is dit WK een feest van Argentijns nationalisme. Eerst scoort de Argentijnse spits Mario Kempes, maar na 82 minuten kopt Dick Nanninga, uitbater van een bloemenkiosk in Kerkrade, de 1-1 binnen.
De glazen deuren naar onze tuin staan open, en uit de aangrenzende huizen klinkt een gemeenschappelijk gejuich.
Mijn grootouders en moeder zijn dood, maar die avond heeft op mij zo’n diepe indruk gemaakt dat ik ons daar nog steeds zie zitten. Een voetbal-WK is als de madeleine van Proust: bij elk nieuw WK denk je terug aan je vorige WK’s, en aan de mensen met wie je indertijd hebt gekeken.
Dat maakt een WK zo mooi. Dat, en wat het Leidse gejuich in 1978 symboliseerde: het WK versterkt de gemeenschapszin. In tegenstelling tot wat Videla dacht, brengt zo’n toernooi mensen over de hele wereld samen: het is vooral een feest van internationalisme.
Het decor van dit WK is misschien wel het naarste sinds 1978
Ik ben sinds 1990 op ieder WK geweest – en ik ga naar Qatar – maar ik heb nog nooit een toernooi meegemaakt waarvoor de animo vooraf lager was.
De weerzin ontstond al op 2 december 2010, de dag waarop het uitvoerend comité van de wereldvoetbalbond FIFA de ministaat als gastheer koos. Toen al waren er serieuze aantijgingen:* Qatar zou sommige van de 24 FIFA-kiezers hebben omgekocht. Het Amerikaanse ministerie van Justitie stelt dat drie Zuid-Amerikaanse kiezers geld voor hun stem ontvingen.
Volgens een grote westerse inlichtingendienst heeft Qatar zelfs meer dan honderd mensen omgekocht: in sommige landen moet je namelijk ook figuren rond de regeringsleider omkopen. Die vertellen vervolgens de FIFA-kiezer uit hun land (die natuurlijk ook een bedrag ontvangt) op wie hij moet stemmen.
De publiciteit rond het WK heeft tastbare verbeteringen voor arbeidsmigranten gebracht daar – zij het lang niet genoeg
Vervolgens ontdekte de wereld de al decennia aanhoudende mensonwaardige behandeling van arbeidsmigranten in Golflanden. Een Indiase bouwvakker, bijvoorbeeld, betaalt vaak duizenden dollars aan tussenpersonen om een baan in Qatar te krijgen. Daar levert hij zijn paspoort bij zijn werkgever in, krijgt een bed in een kamer met enkele andere mannen, werkt zeven dagen per week in onveilige omstandigheden – soms in temperaturen van wel 50 graden, heeft geen verweer als de werkgever besluit loon in te houden, kan op elk moment het land uit worden gegooid, en riskeert zelfs nooit meer thuis te komen.*
Hoeveel levens het bouwen van de WK-infrastructuur heeft gekost, weten we niet. Qatar doet amper onderzoek naar doodsoorzaken.
Goed, onder druk van de westerse opinie heeft Qatar zijn arbeidswetgeving sinds 2017 hervormd.* Migranten worden er nu humaner behandeld dan in de andere Golfstaten – al ligt de lat erg laag – met bijvoorbeeld een schamel minimumloon* van zo’n 1,25 dollar per uur.
De publiciteit rond het WK heeft dus tastbare verbeteringen voor arbeidsmigranten gebracht daar – zij het lang niet genoeg. Veel van de hervormingen zijn amper nog uitgevoerd. Bovendien houdt Qatar gewoon vast aan het verbod op homoseksualiteit en de beperkingen van de persvrijheid.
Het decor van dit WK wordt waarschijnlijk het naarste sinds de militaire junta in Argentinië in 1978. Of misschien pas sinds het vorige WK in 2018, in Rusland, dat destijds buurland Oekraïne al was binnengevallen.
Maar als het nationale elftal speelt, worden we weer even een gemeenschap
Waarom houd ik ondanks alles toch van WK’s? Ze versterken voor mij het gevoel van continuïteit in het bestaan. Dat achtjarige jongetje in Leiden in 1978 bestaat niet meer. Het leven is een reeks verliezen: je jeugd vergaat, vaak ook je huwelijk, en de mensen met wie je ooit in de woonkamer zat.
Ik ben zelf 36 jaar geleden uit Nederland vertrokken, en woon nu in Parijs. Maar voor Oranje trillen nog steeds al mijn snaren (copyright wijlen sportcolumnist Nico Scheepmaker), en het Oranje van de kopsterke pinchhitter Dick Nanninga speelt in dezelfde shirts als het huidige Oranje van de kopsterke pinchhitter Luuk de Jong. Op speeldagen word ik weer een achtjarige, zonder verantwoordelijkheden.
Het leven is een reeks verliezen: je jeugd vergaat, vaak ook je huwelijk, en de mensen met wie je ooit in de woonkamer zat
Voetbal kijken is een ritueel dat je kunt delen met je naasten, zonder dat er moeilijke gesprekken bij nodig zijn. Een WK levert zijn eigen onuitputtelijke gespreksstof. De gesprekken zijn troostend, omdat iedereen weet dat het er uiteindelijk niet toe doet. Het toernooi is een veilig en verbroederend onderwerp, waarover je met bijna iedereen kunt praten. Na de nederlaag tegen Argentinië in 1978 ging heel Nederland gewoon de volgende ochtend naar het werk, net als na de verloren finales van 1974 en 2010. Je zeurt even samen bij het koffieapparaat, en alles gaat weer vrolijk verder.
Dat gezamenlijke gezeur is zelfs een essentieel element van een WK. Het toernooi verbindt. Het geeft mensen die tegenwoordig anders nooit meer hetzelfde lezen, kijken of luisteren – de achtjarige en de tachtigjarige, de directeur en de schoonmaker – gedeelde gespreksstof. Dat is belangrijk in een tijdperk van slinkend gemeenschapsgevoel. Weinig mensen zijn nog lid van een kerk of vakbond, en we wisselen steeds vaker van werkgever. Het aantal eenpersoonshuishoudens stijgt gestaag, en je kunt jezelf tegenwoordig dagenlang in je eentje amuseren. Maar als het nationale elftal op een WK speelt, wordt een land weer even een gemeenschap.
En dat proces is bijzonder sterk in Nederland. Hier is de lijst van de best bekeken tv-uitzendingen in de landsgeschiedenis:
In andere woorden, de grootste gedeelde naoorlogse Nederlandse ervaring was de extreem saaie halve finale Nederland-Argentinië in 2014. Die elf jonge mannen in plastic Oranjeshirts waren die dag de vleesgeworden natie – althans, zo voelde het voor de negen miljoen kijkers.
In bijna geen ander land kijkt de meerderheid van de bevolking een WK-wedstrijd. Wat maakt Nederland bijzonder? Ten eerste zijn regionale verschillen hier relatief klein. In Spanje kijken er in regio’s met zelfstandigheidsdrang als Catalonië en Baskenland minder mensen naar het Spaanse team. In Engeland wordt gezegd dat hoe verder je reist uit Londen, hoe minder belangstelling er is voor het nationale elftal. In Nederland daarentegen kan iedereen van Friesland tot Limburg een band met Oranje voelen.
En ten tweede: Oranje speelde decennialang erg goed en erg leuk. Het droeg een ideaalbeeld van Nederland wereldwijd uit. Het gaf Nederlanders saamhorigheid én zelfvertrouwen.
Waarom de band met je samenleving van cruciaal belang is
Maar ook in andere deelnemende landen versterkt het WK de gemeenschapszin. Hoe weten we dat? Uit de daling van het aantal zelfdodingen tijdens voetbaltoernooien.
Sinds het ontstaan van de sociologie hebben sociologen zich afgevraagd waarom mensen overgaan tot zelfdoding. De Fransman Émile Durkheim publiceerde al in 1897 zijn studie Le Suicide: met behulp van volumineuze statistieken toonde hij aan dat als mensen hun binding met de bredere samenleving verliezen vanwege een plotselinge verandering – een scheiding, de dood van een partner, een financiële crisis – ze soms een eind aan hun leven maken. Dat gebeurde volgens Durkheim ‘doordat de activiteiten van de mens regulering ontberen, met leed als gevolg’.
De banden met de samenleving zijn dus cruciaal. En we hebben gezien dat een WK die banden kan versterken. Bovendien begint het toernooi normaliter in juni – om onbekende redenen de piekmaand voor zelfdodingen in het noordelijk halfrond. Kunnen de versterkte banden tijdens zo’n toernooi sommige zelfdodingen verhinderen? Voor ons boek Soccernomics bestudeerden de sporteconoom Stefan Szymanski en ik dit vraagstuk in samenwerking met een team Griekse epidemiologen. Het antwoord bleek ‘ja’ te zijn.
In bijna elk land maakten er minder mensen een eind aan hun leven in een maand dat de nationale ploeg op een WK of EK speelde
De Grieken hadden de suïcidecijfers per maand verkregen voor een aantal Europese landen, voor verschillende periodes tussen ruwweg de jaren zeventig en de vroege 21ste eeuw. De statisticus Nick Dessypris analyseerde de cijfers. Zijn conclusie: in bijna elk land waarover we gegevens bezaten, maakten er minder mensen een eind aan hun leven in een maand dat de nationale ploeg op een WK of EK speelde. Volgens Dessypris waren de afnames ‘statistisch significant’ – oftewel: waarschijnlijk niet aan toeval te wijten.
Neem Duitsland, het grootste land in ons onderzoek. Het aantal officieel getelde Duitse zelfdodingen van 1991 tot en met 1997 bedroeg het afschrikwekkende totaal van 90.000.*
Maar in junimaanden waarin Duitsland op een groot toernooi speelde – in 1992, 1994 en 1996 – waren er gemiddeld 44 minder zelfdodingen dan in de toernooiloze junimaanden van 1991, 1993, 1995 en 1997. Juni 1996, de maand waarin Duitsland het EK won, was de juni in onze studie met de minste zelfdodingen.
We vonden dezelfde trend in tien van de twaalf bestudeerde landen. Alleen in Nederland en Zwitserland redde het voetbal blijkbaar geen levens: deze landen beleefden zelfs zeer zwakke toenames in zelfdodingen tijdens grote toernooien.
Maar wat gebeurde er meteen na uitschakeling van een ploeg? Vielen alle mensen die zonder het toernooi een eind aan hun leven zouden hebben gemaakt plotseling in een zwart gat? In dat geval zou je in de periode ná een toernooi een hausse aan zelfdodingen verwachten.
Maar dat gebeurde niet. Alleen in Nederland (merkwaardig toch) stegen zelfdodingen in het jaar dat het team op een toernooi speelde;* in Spanje was het verschil verwaarloosbaar. Maar in de andere tien landen in onze database bleef het aantal zelfs na de uitschakeling dalen.
Dit suggereert dat het verenigende effect van een voetbaltoernooi nog een tijdje na afloop voortduurt. Hier zijn onze zeer ruwe schattingen, tijdens voetbaljaren:
Heel grof geschat zouden voetbaltoernooien in deze periodes vermoedelijk bijgedragen hebben aan het voorkomen van vele honderden Europese suïcides.
Meedoen is belangrijker dan winnen
Thomas Joiner, psychologieprofessor aan Florida State University, denkt dat het voor fans niet om winnen gaat, maar om het meedoen. Wat telt is hun toegenomen groepsgevoel: het kijken naar en het praten over de wedstrijden met anderen. Zo komen er in de VS minder zelfdodingen voor op de zondag van de Super Bowl van het American football dan op andere zondagen in dezelfde tijd van het jaar.* Amerikanen kijken de Super Bowl traditioneel op huisfeesten. Zo worden ook veel geïsoleerde mensen – de types met het hoogste suïciderisico – even deel van het nationale gesprek.
Behalve sport, kweken vermoedelijk alleen oorlogen en andere rampen zo veel sociale cohesie. Een opvallende bevinding van Joiner: in de week na de moord op John F. Kennedy in 1963 (een tijd van Amerikaans verdriet, maar ook van eenheid) werd er in de 29 steden waarover Joiner gegevens bezit niet één zelfmoord gemeld.* Iets soortgelijks gebeurde in de dagen na de aanslagen van 11 september. Weer sloegen Amerikanen de handen ineen, en het aantal telefoontjes naar het nationale suïcidepreventienummer 1-800-SUICIDE zakte met de helft, naar ongeveer driehonderd per dag. ‘Het laagste niveau ooit’, schrijft Joiner.
Van een nationaal festijn naar een kosmopolitisch feest
Op voetbal-WK’s overstijgt het gemeenschapsgevoel bovendien de nationale grenzen. Overal ter wereld genieten mensen van dezelfde wedstrijden, en praten – vooral op sociale media – over dezelfde ballen tegen de lat en scheidsrechtersblunders. Mijn indruk is dat het WK zich steeds meer ontwikkelt van nationaal festijn in de geest van generaal Videla tot een kosmopolitisch feest.
Denk terug aan de wedstrijden tussen Nederland en West-Duitsland op het EK van 1988 en het WK 1990: na de overwinning in 1988 hadden de spontane Nederlandse straatfeesten vaak een anti-Duits karakter, met leuzen die naar de bezetting verwezen. Zoals op het Leidseplein in Amsterdam: ‘We hebben onze fietsen weer terug!’
Historicus en voetbalfan Lou de Jong zei toen: ‘Natuurlijk heeft het met de oorlog te maken. Vreemd dat mensen dat nog ontkennen.’ De ex-voetballer Willem van Hanegem, die de WK-finale van 1974 van West-Duitsland had verloren, vertelde Vrij Nederland dat hij niet van Duitsers hield, vanwege hun ‘foute voorouders’.
Na de Duitse overwinning in 1990 waren er zelfs schermutselingen aan de Nederlands-Duitse grens. Ook wedstrijden als West-Duitsland tegen Frankrijk in 1982 en West-Duitsland versus Engeland in 1990 riepen oude ressentimenten op.
Dat is allemaal voorbij: na Nederland-Duitsland in Kharkiv op het EK van 2012 omhelsden de spelers van beide teams elkaar. Moderne voetballers zijn kosmopolieten. Zelfs tijdens de grimmige wedstrijd Nederland-Portugal op het WK in 2006, toen er vier rode en zestien gele kaarten werden uitgedeeld, gingen de weggestuurde Nederlander Giovanni van Bronckhorst en de Portugees Deco naast elkaar op de bank zitten kletsen, terwijl de wedstrijd werd uitgespeeld. Ze waren immers collega’s en mede-wereldburgers bij hun eigen club, FC Barcelona.
Op een WK heb ik nog nooit fans van verschillende landen met elkaar zien vechten. Wel duizenden mensen gezien die sjaals met elkaar uitwisselden
Kosmopolitische gevoelens overheersen tegenwoordig ook op de tribunes. Fans van beide teams worden amper nog van elkaar gescheiden. Bij een wedstrijd van Brazilië op dat WK in 2006 merkte ik op weg naar het stadion dat de meeste supporters in gele Braziliaanse shirts helemaal geen Brazilianen waren: het waren Indiërs, Japanners, Duitsers, mensen uit allerlei landen die hun liefde voor het Braziliaanse voetbal kwamen uitdragen. Op een WK heb ik nog nooit fans van verschillende landen met elkaar zien vechten. Ik heb wel duizenden mensen gezien die sjaals met elkaar uitwisselden of samen op de foto gingen. Zo veel zelfs, dat het een WK-cliché is geworden.
Tijdens het WK van 1994 studeerde ik in Boston. Ik keek veel wedstrijden in een plaatselijke kroeg, waar buurtbewoners uit allerlei landen zich verzamelden: Bulgaren, Marokkanen, Argentijnen, en hier en daar zelfs een native American. Als ik na een overwinning van Nederland door het café huppelde, was iedereen blij voor mij. En ik was op mijn beurt blij voor een feestende Nigeriaan als zijn team won. We schreeuwden en lachten op dezelfde momenten, en tijdens die weken werden de mensen in de kroeg een soort familie.
Ook dit WK zal veel groter zijn dan Qatar. We moeten de schijnwerpers van het toernooi gebruiken om Qatarese misstanden te belichten en te bestrijden, maar we mogen óók vrolijk voetbal kijken. Op de mooiste momenten zal je de vage omtrekken kunnen waarnemen van iets wat op een wereldgemeenschap lijkt.
Heb je suïcidale gedachten, of is er iemand in je omgeving om wie je je zorgen maakt? Wend je tot 113 Zelfmoordpreventie: www.113.nl*