Oranjeverdediger Stefan de Vrij is héél goed in wat niemand opvalt: voorkomen dat het misgaat
Het specialisme van Oranjeverdediger Stefan de Vrij: positionering. Die valt niet op, maar wérkt wel. Dus krijgt De Vrij lof voor bijzaken, kritiek als hij weinig fout doet, en als hij een topwedstrijd speelt, zien de meeste mensen dat niet eens. Zo’n speler wordt beter begrepen door data dan door mensen.
De superkracht van Stefan de Vrij, international en verdediger van de Italiaanse topclub Inter Milaan, is volgens hemzelf zijn ‘positionering’. Ofwel: de plek die hij inneemt op het veld.
Zijn taak als verdediger: doelpunten voorkomen. Dat kan door een bal weg te schieten, weg te koppen, of een schot van de tegenstander met een tackle te blokkeren. Kortom, door gevaar onschadelijk te maken. Maar het kan ook subtieler: door te voorkomen dat er gevaar ontstaat.
Dat is het specialisme van De Vrij. Hij positioneert zichzelf zo dat de tegenstander een slechte pass geeft, een ongevaarlijke pass geeft, een late pass geeft, of helemaal geen pass geeft.
De natuurlijke neiging van de kijker is om dit – de slechte pass, de niet gegeven pass – toe te schrijven aan de aanvaller. Stom balverlies, slechte keuze, waarom speelt hij de bal nou niet af? De schuld wordt minder gelegd bij de ploeggenoten van de aanvaller – die misschien niet goed vrij liepen, en de aanvaller geen afspeelmogelijkheid boden.
Nog minder – als het al ter sprake komt – wordt die slechte bal toegeschreven aan de neiging van een weinig atletisch ogende jongeman uit Ouderkerk aan den IJssel om op de juiste plek te lopen.
‘Positionering’ – of, zoals Louis van Gaal het noemt: ‘oriëntatie’ – klinkt misschien als een bijzaak voor een voetballer. En als je kijkt naar voorbeelden van goede positionering, dan krijg je niet direct de indruk dat er iets spectaculair goeds gebeurt. Volgens De Vrij is dat een misvatting. Positionering, zegt hij, is de kern van het spel.
‘Voetbal…’ denkt hij hardop. ‘Natuurlijk is het “aan de bal” belangrijk. Maar hoe vaak, hoelang raak je de bal nu helemaal aan per wedstrijd? Nauwelijks. Misschien een minuut? Hooguit twee? De rest van de tijd heb je de bal niet. Dus dan gaat het om: waar sta je?’
De Vrij moet wel. ‘Ik ben niet de sterkste’, zegt hij. ‘Ik ben ook niet zo wendbaar, en ook niet supersnel. Dus ben ik veel aan mijn positionering gaan werken. Daarin moet ik me onderscheiden.’
Lof voor bijzaken, hoon voor bijzaken
Als De Vrij lof krijgt in de media, is het vrijwel altijd als hij scoort – wat bijna nooit gebeurt, en wat trouwens ook niet zijn eigenlijke werk is. Lof voor zijn eigenlijke werk – althans, voor zijn opvatting van zijn werk: het voorkomen van problemen door zijn positionering – krijgt hij minder vaak, omdat dat werk lastig te zien is.
Zie het als het voetbalvoorbeeld van de self-defeating prophecy, of de preventieparadox. Omdat je een probleem zag aankomen, en maatregelen hebt genomen (positie kiezen), doet het probleem (kansen, doelpunten) zich niet of minder voor. Daardoor lijkt het probleem er nooit te zijn geweest, en valt je bijdrage niet of nauwelijks op.
De buitenwereld looft hem voor bijzaken, bekritiseert hem als hij weinig fout doet, en negeert hem als het wel goed gaat. ‘De meeste mensen die voetbal kijken zien zulke dingen niet.’ Grinnikend: ‘Daarom is het toch leuk om af en toe een goal te maken. Dan wordt er gezegd: geweldig! Hij doet het ge-wel-dig!’
Het kan De Vrij wel amuseren. ‘Soms, als ik niet goed heb gespeeld, hoe ik wedstrijden kijk tenminste, dan zeggen ze dat ik geweldig was, omdat ik een of twee mooie tackles maakte. Andere wedstrijden, waar ik voor mijn gevoel wel goed speelde, krijg ik juist kritiek.’ De aandacht gaat ‘veel meer naar dingen die opvallen’, en veel minder naar wat van waarde is.
Niet dat hem dat uitmaakt. De kritiek niet, de lof ook niet. ‘Lof van buitenaf is goed voor het ego’, zegt hij. ‘Eventjes. Maar eigenlijk is het irrelevant.’ De prestatie, ‘het helpen van het team’, dát telt, naast de erkenning van de mensen die zijn undercoverwerk snappen. Een van die kleine groep mensen is Mario Cecchi, de assistent-trainer van Inter, met wie De Vrij al zijn wedstrijden nabespreekt.
Zoals op deze middag in juli. Cecchi en De Vrij nemen voor een groot scherm in een werkruimte van het trainingscomplex van Inter enkele scènes door uit de bekerfinale tegen Juventus (4-2 winst). Een wedstrijd van hoog niveau, aldus Cecchi. ‘En hij’, zegt hij met een twinkeling en een knikje naar een favoriete pupil, ‘was ook van hoog niveau.’
In de scènes die ze analyseren, waarin De Vrij Juventus’ spits Dušan Vlahović bespeelt, gebeurt ogenschijnlijk weinig interessants. Pas al je meekijkt door de ogen van Cecchi en De Vrij krijgen simpele positionele handelingen betekenis.
'Questa e ottimo posizione'
Het eerste moment dat Cecchi heeft voorbereid ter bespreking, is in de veertiende minuut. Juve slaat een aanval van Inter af. Op de linkerkant komt Juventus’ Adrien Rabiot aan de bal, met alle spelers van Inter – behalve De Vrij en collega-verdediger Milan Škriniar – op de helft van Juve. Vlahović begint richting het doel van Inter te rennen; Rabiot heeft goed zicht op de situatie. Kortom: deze tegenaanval kan gevaarlijk worden.
Maar De Vrij haalt de angel eruit. Guarda palla e togli profondita, schreven de analisten van Inter onder het filmpje van de scène; ‘kijkt naar de bal en haalt de diepte eruit’. Om met dat laatste te beginnen: als Rabiot de bal langs De Vrij weet te passen, zal De Vrij eerder bij de bal zijn dan Vlahović. Zelfs al is Vlahović een stukje sneller, want De Vrij houdt zo’n meter of drie afstand van hem. Een bal in de diepte – in het gebied tussen De Vrij en de keeper – is geen gevaar meer. De diepte ‘is eruit’ dus, in voetbal-speak.
De klasse die Cecchi ontwaart in de situatie, zit ’m erin dat De Vrij afstand houdt van Vlahović, maar ook niet te veel afstand. ‘De beste positie is de middenpositie’, zegt Cecchi, ‘want dat maakt dat de tegenstander moet kiezen tussen twee even matige opties.’
Dat wil zeggen: de tegenstander heeft de keuze om de spits in de diepte of in de voeten aan te spelen. Rabiot kiest voor een bal in de voeten van Vlahović; een bal waar De Vrij – door zijn knieën gezakt, kleine pasjes zettend, paraat om van richting te veranderen – op loerde.
Cecchi neemt twee stappen naar achteren en kijkt naar het stilstaande beeld op de reuzenmonitor, als een kunstkenner die het werk van een oude meester in zich opneemt
En dat loeren (guarda palla; het blijven kijken naar de bal) is een derde aspect aan de situatie dat Cecchi waardeert. Soms, vindt Cecchi, kijkt De Vrij te veel om zich heen, om de omgeving te scannen. De Vrij: ‘Het is een automatisme bij me, om dat te doen. Als ik weet hoe alles staat, kan ik ook anderen aancoachen, waar zij moeten lopen.’
(We hebben het nu over De Vrij, maar zoals hij zelf ook benadrukt, veel van zijn werk verloopt in samenwerking met ploeggenoten.)
Dat is op zichzelf goed. Alleen: niet als de tegenstander de bal onder controle heeft. Het voetbal-Italiaans heeft daarvoor een term: palla libera, ‘vrije bal’, als de tegenstander de bal zonder druk vrij kan spelen. Dan kan De Vrij zich volgens Cecchi beter op zijn primaire taak richten: de bal en de man verdedigen.
Heeft Rabiot de bal hier onder controle? Niet helemaal. Maar wel dusdanig dat Cecchi De Vrij complimenteert, omdat hij hier focust op zijn eigen werk. Hij zit niet te dicht en niet te ver van Vlahović, houdt de bal én de tegenstander continu in het oog, en wordt ervoor beloond. Vlahović kan de bal van Rabiot wel aannemen, maar De Vrij zit er direct op en werkt de bal weg.
Cecchi neemt twee stappen naar achteren en kijkt naar het stilstaande beeld op de reuzenmonitor, als een kunstkenner die het werk van een oude meester in zich opneemt. En zegt dan met een zucht van bewondering: ‘Questa e ottimo posizione.’ De Vrij vertaalt: ‘Hij vindt dat ik uitstekend positie kies.’ Is hij dat met Cecchi eens? ‘Euh. Ja.’
Verdedigen is je trots inslikken
Een andere actie, in de 33ste minuut, valt ook in de categorie ‘onopvallend-maar-doordacht’.
Juventus trekt ten aanval; Vlahović vraagt op zo’n 25 meter van de goal om de bal. Ook nu weer staat De Vrij niet te dicht op hem. Maar met de dreiging van een bal in de diepte heeft dat dit keer minder te maken. Diepte is hier nauwelijks een zorg, want er is geen diepte meer: Vlahović en De Vrij staan al op de rand van het strafschopgebied. Een pass in de rug van De Vrij – in de diepte dus – is vrijwel zeker voor de keeper.
De Vrij bewaart afstand om Vlahović geen contactpunt te geven. Spitsen kunnen hun lichaam – meer specifiek: hun achterste – inzetten om weg te draaien van de verdediger. De sterkste, stevigste, zwaarste speler wint dan vaak – en neemt dan meteen afstand van de verdediger. En er is ook nog voordeel: als je geen fysiek contact maakt, als de spits je niet kan voelen, dan weet de spits niet waar je bent, en is hij net wat onzekerder hoe hij de bal moet aannemen.
Vandaar ook het onderschrift dat Cecchi voor De Vrij liet opnemen: bravo a non dare appoggio. ‘Goed dat je hem geen afzetpunt geeft.’ Dat gebeurt niet alleen in deze scène, maar de hele wedstrijd probeert De Vrij dat. Telkens positioneert De Vrij zich op enkele meters van Vlahović, precies om uit het fysieke duel te blijven. Vlahović merkte dat ook. De Vrij: ‘Hij zei steeds: waarom sta je zo ver van me af?’
Simpel: De Vrij wil niet dat Vlahović zijn fysieke kracht benut. En dus blijft hij weg van het lichamelijke duel. Vlahović wil hem – slim – uitdagen; De Vrij maakt er geen kwestie van fysieke trots van. De Vrijs trots is mentale trots: uit het duel blijven. ‘Hij merkte dat ik afstand hield, en hij baalde daarvan, want hij wil de verdediger graag voelen.’
De overwinningen van verdedigers gebeuren buiten beeld
Vraag een aanvaller naar een fraai moment in zijn carrière, en grote kans dat hij een doelpunt noemt. Grote kans dat je dat doelpunt hebt gezien. Vraag een verdediger naar zo’n moment, en de mogelijkheid bestaat dat hij een fraai staaltje restverdediging noemt. Grote kans dat je dat hebt gemist – en misschien weet je niet eens wat restverdedigen is.
Een voorbeeld. Vorig seizoen speelde Inter tegen Real Madrid in de Champions League. Inter speelde sterk; Inter viel veel aan. Het devies voor verdedigers is dan om te letten op – in voetbal-Italiaans – de preventive. In voetbal-Nederlands: restverdediging. In gewoon Nederlands: denken aan verdedigen terwijl je aan het aanvallen bent.
De Vrij: ‘Restverdedigen gaat over organiseren. Niet letten op wat onze aanvallers precies doen, maar kijken hoe we staan als we de bal verliezen, zodat we geen counter om de oren krijgen.’
In de 38ste minuut doet zich zo’n situatie voor. Een aanval van Inter eindigt in het strafschopgebied van Real; Federico Valverde schopt de bal blind naar voren. Uit het oog van de camera heeft hij zich al dicht bij Reals aanvaller Karim Benzema gepositioneerd, klaar om ervoor te komen als de bal daar komt. ‘Wat ik moet voorkomen, is dat hij kan kaatsen.’
Met andere woorden: voorkomen dat Benzema de lange pass van Valverde direct afspeelt op een medespeler, Real balbezit houdt, en weer in de aanval kan. ‘Dan moet iedereen [van ons] vijftig meter terug. Dat is frustrerend. Als wij die bal hebben, kunnen we blijven aanvallen.’
En het lukt: De Vrij kopt de bal naar ploeggenoot Alessandro Bastoni, Inter kan aan een nieuwe aanval beginnen, en De Vrij slaat het op in zijn mentale harde schijf van ongeziene succesjes.
Het doet er niet toe of het goed oogt, het gaat erom dat het goed ís
Je moet het fysiek kunnen, wat De Vrij doet, hier en in alle andere situaties die hij met Cecchi doorneemt, maar exceptioneel moeilijk is het niet. Ja, je moet de situatie lezen, maar wel meer spelers begrijpen zulke situaties. Het verschil met de meeste spelers – denken Cecchi en De Vrij – is dat De Vrij de situaties negentig minuten lang herkent.
De reden, zegt hij, is dat hij altijd maximaal geconcentreerd is: ‘ik heb een heel hoog concentratievermogen, vind ik’. Tegen sterke ploegen als Juventus en Milan, maar ook, tot verbazing van een niet nader te noemen ploeggenoot, tegen laagvliegers en amateurs. ‘Mijn spelopvatting is altijd dezelfde.’
Deels is dat, zegt hij, uit noodzaak. Hij weet dat hij geconcentreerd moet zijn. Zonder concentratie kan hij niet goed positioneren; zonder positionering is hij een goede-maar-niet-uitzonderlijke verdediger. En deels komt dat omdat voetbal hem alleen zo plezier geeft – alleen als hij het op maximaal vermogen doet. ‘Ontwikkelen, beter worden, dat is voor mij het plezier.’
Zonder concentratie kan hij niet goed positioneren; zonder positionering is hij een goede-maar-niet-uitzonderlijke verdediger
Niet dat hij geen fouten maakt. De uitwedstrijd tegen Sassuolo, vorig seizoen, noemt hij als een van zijn slechtste. ‘Drama.’ Het is alleen zeldzaam bij De Vrij, zegt Cecchi. Het resultaat? Consistente precisie zonder franje. Passend dan ook dat de voetbalanalist Pieter Zwart hem vorig jaar omschreef als ‘de chirurg van Oranje’. Het valt niet op, maar het werkt wel: De Vrij is het type speler dat misschien beter begrepen kan worden door data dan door mensen. Data zijn niet gevoelig voor spektakel, data zijn niet gevoelig voor of iets goed lijkt, data zijn gevoelig voor wat werkt. Het becijferen van het spel zonder bal is een jonge discipline in het veld van de data-analyse in het voetbal. Maar in de eerste modellen doet De Vrij het goed.
De afgelopen seizoenen staat De Vrij consistent hoog in het lijstje ‘defensive positioning’ van data-analysebureau SciSports. Aanvallers die te maken krijgen met De Vrij, functioneren minder dan ze normaliter doen. Geweldige spitsen worden goed, goede spitsen worden middelmatig. Spitsen als Rafael Leão (AC Milan), Victor Osimhen (Napoli) of Tammy Abraham (AS Roma), zegt De Vrij, kun je nooit helemaal uitschakelen. ‘Daar zijn ze te goed voor.’
Maar uitschakelen is niet De Vrijs doel. Het doel is om ze slechter te maken dan ze zijn, of iemand dat nu ziet of niet.