Weg met wedstrijdjes wantrouwen tussen twintig partijen – we hebben nú een progressief blok nodig

Simon van Teutem
Correspondent Politiek

Vijftig jaar geleden greep een jonge lijsttrekker in Den Bosch de microfoon. Het kabinet-Biesheuvel I had het slechts één jaar uitgezongen, de Club van Rome had zojuist het alarmerende rapport uitgebracht, en Ajax had voor de tweede keer op rij de gewonnen door twee goals van Johan Cruijff.

‘De hervormingen die nu noodzakelijk zijn, zijn wellicht ingrijpender dan ze ooit waren’, waarschuwde de lijsttrekker, ‘en terwijl ze vroeger op een enkele uitzondering na werden afgedwongen met geweld, staan we nu voor de opdracht om ze via de stembus tot stand te brengen.’

Zijn naam: Hans van Mierlo (D66). Zijn plan, samen met Joop den Uyl (PvdA) en Bas de Gaay Fortman (PPR): een gezamenlijk verkiezingsprogramma van de drie Nederlandse progressieve partijen. Dit moest de samenleving ‘radikaal hervormen’, ombouwen ‘van verspillingseconomie naar kringloopeconomie’, en een ‘rechtvaardige verdeling van inkomen, welvaart en welzijn’ bewerkstelligen.

Vooruitstrevende partijen moesten de grote uitdagingen van hun tijd (milieuproblematiek, ongelijkheid, de vervreemding tussen burger en politiek) trotseren, in plaats van alsmaar vooruitschuiven, vond Van Mierlo, en daarvoor de handen ineenslaan.

De geschiedenis herhaalt zich zelden, maar rijmt regelmatig.

Ook nu staat de politiek voor krankzinnige opgaven, waar de verstandige keuze voor de lange termijn zelden spoort met gevestigde belangen (klimaat tegenover grootvervuilers, stikstofsores tegenover boeren). zijn het ‘de knapsten, de rijksten en de machtigsten’, die bij de verdeling van de opbrengsten ‘het meest profiteren’, zoals vijftig jaar geleden al in het progressieve akkoord stond.

Een wildgroei aan kleine partijen

Een versplinterde progressieve vleugel zou de bakens van de macht niet verzetten, dacht Van Mierlo, en dus moesten de partijen een blok vormen. In tegenstelling tot een halve eeuw geleden, heeft progressieve samenwerking nu de tijdgeest mee.

Een wildgroei aan kleine partijen heeft ‘hun’ thema’s succesvol geagendeerd: BIJ1 richtte zich op racisme, Volt op Europa, BBB op de belangen van de regio, Partij voor de Dieren op… en FVD op racisme (maar dan in negatieve zin).

Zeker, een paar van die punten waren hard nodig om gevestigde partijen wakker te schudden (je mag zelf kiezen welke), maar ik zie de politieke partij in een rap tempo omgetoverd worden van een werktuig voor deugdelijk landsbestuur tot een apparaat om aandacht te trekken. ‘Een politieke partij riep Caroline van der Plas op de vooravond van de oprichting van haar partij BBB.

Veel partijen verschillen niet zozeer op inhoud, als wel op nadruk en op toon. Volt zette de maar had prima een vleugel van D66 kunnen zijn. DENK is opgericht door afsplitsers van de PvdA, en stemt nog grotendeels hetzelfde.

Ook de cijfers spreken voor zich: in 2010 zaten er nog tien fracties in de Tweede Kamer, inmiddels zijn het er twintig. Zestien van die twintig fracties hebben Geen democratie op de aardbol heeft zo’n gefragmenteerde Kamer als Nederland. Een debat duurt algauw uren, omdat alle fracties (behalve eenmansfracties) evenveel spreektijd krijgen, en er ook nog een gelikt filmpje uit willen halen.

In dat splinterspectrum zoeken politieke ondernemers een eigen gat in de markt, waarbij het algemeen belang naar de achtergrond verschuift. Wybren van Haga vult met BVNL het zoveelste Hij komt op voor het belang van weer een nieuwe fractie van een snipper van een brokstuk van een niche van de doelgroep van een bestaande partij: de rechtse mkb’er die VVD te links vindt, SGP te christelijk, Forum voor Democratie te racistisch, en Wybren van Haga sympathieker vindt dan Joost Eerdmans (JA21), ook al verkondigen ze hetzelfde.

Tijd voor een gezamenlijk verkiezingsprogramma

Waar stopt dat? Misschien vindt elke kiezer het nou niet leuk om gezien en vertegenwoordigd te worden. Maar er komt een punt waarop die kiezer klaar is met wedstrijdjes wantrouwen, en een gebrek aan constructieve, realistische en toekomstgerichte oplossingen voor de uitdagingen van onze tijd.

Als je het mij vraagt, dan moet een progressief verbond zich op die kiezer richten. PvdA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, BIJ1 en Volt moeten om tafel voor een gezamenlijk verkiezingsprogramma voor 2025. Als D66 verstandig is, en SP progressief, doen ze hartstochtelijk mee.

Onderlinge ideeënstrijd klinkt romantisch, maar heeft weinig opgeleverd. ‘Hoe mooi de strategie ook is, soms moet je naar de resultaten kijken’,

Nederlandse media lopen in de polonaise met onze Angelsaksische vrienden steevast achteraan: ze vinden het heerlijk om verkiezingen te vereenvoudigen tot een duel om het Torentje. De vorige Tweede Kamerverkiezingen zagen we drie een-op-eendebatten tussen Rutte en Wilders bij de NPO.

Die geforceerde tweestrijd slaat natuurlijk nergens op, maar het gebeurt wel. Met een vooruitstrevend verkiezingsprogramma eist progressief Nederland zijn plek op in die kunstmatige tweestrijd, in plaats van weg te zinken in onderling gekibbel.

Dan heb je nog de strijd om het premierschap. Natuurlijk, de grootste partij levert in Nederland niet automatisch de minister-president. Zeker, de PvdA werd in 1971, 1977 én 1982 de grootste, en moest toch plaatsnemen in de oppositiebankjes. Maar dit kwam daarna nooit meer voor. Als de grootste minderheid in 2025 achter een progressief regeerakkoord blijkt te staan, vergroot dat dus de kans op een progressieve premier.

Vijftig jaar geleden zag Hans van Mierlo een kans voor ‘het begin van een langetermijnpolitiek’. Vijftig jaar later zitten we met de gebakken peren, vanwege politici met van klimaat tot stikstof, van pandemie tot energie, van personeelstekorten tot de tekorten aan woningen.

Had progressief Nederland maar de luxe om onderlinge verschillen uit te vergroten, en de bedrevenheid om aandacht daarop te vestigen. Helaas: de werkelijkheid vraagt wat anders van hen. De tijd begint te dringen voor progressieve samenwerking. Eendracht maakt macht: nog nooit was een links bondgenootschap zo verleidelijk.

Een gezamenlijk programma voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen van PvdA, GroenLinks, D66, Volt, BIJ1, Partij voor de Dieren en SP is een verstandige zet, en sluit een fusie tussen die eerste twee partijen niet uit. Vooruitstrevend Nederland snakt naar een Keerpunt 2025.

Meer lezen?