De staat kijkt niet om naar ongedocumenteerde mensen – tenzij ze een misstap begaan
Als je niet op papier kunt bewijzen dat je bestaat, zit je in Nederland feitelijk klem. Je mag geen bankrekening openen en niet werken, maar krijgt ook geen uitkering. Je mag geen huis huren, maar ook niet buiten slapen. Wat kun je nog doen in zo’n situatie?
De eerste keer dat ik Amro zag, kregen we ruzie.
Het was 2018, ik werkte nog maar net als straatarts in Rotterdam en hij kwam te laat voor zijn afspraak. Ik moest door naar de Pauluskerk, waar mijn middagspreekuur begon. ‘Mag ik je achternafietsen’, vroeg Amro en ik knikte, ik geloofde niet dat hij het echt zou doen. Toen hij in de kerk voor mijn neus verscheen, weigerde ik hem alsnog: geen tijd.
Hij schold me uit, terecht. Maar toen dacht ik nog dat míjn planning belangrijker was. Wat kan een dakloze, staatloze man nu de hele dag te doen hebben?
Dom.
Nu weet ik dat ik me aan zíjn planning had moeten aanpassen. Aan een planning die hoort bij het overleven op straat, met af en toe wat werk, eten en een slaapplek. Zo zagen de afgelopen 39 jaar eruit voor deze 53-jarige: op je hoede rondhangen tot het donker wordt en dan op zoek naar een plek om te overnachten. Slapen onder stapels dekens, die nat worden bij slecht weer. Soms midden in je slaap in elkaar geslagen worden, maar vaker ’s nachts van je weinige bezittingen bestolen worden.
En nu, op een nazomerdag in 2022, wacht ik in de motregen totdat we samen uit eten gaan, om over ons artikel te praten.
Wat zeg je dan eigenlijk? ‘Ik heb zin in een glas houtgerijpte chardonnay’, want dat heb ik? ‘Ik ben moe van werk’, want dat ben ik? ‘Het is slecht weer vandaag, daardoor zit mijn haar niet’, want dat is zo? Ik zeg het allemaal en schaam me direct: mijn beslommeringen zijn voor hem als staatloze man een onbereikbaar doel. Ik verontschuldig me. Niet nodig, zegt Amro.
Zonder op de kaart te kijken bestelt hij een bord kip.
Hoe overleef je als je op papier niet bestaat?
Amro is geboren in een woonwagen in Frankrijk uit een Roma-moeder en een Marokkaanse vader. Hij werd nooit aangegeven: er is geen geboorteakte en geen paspoort – hij bestaat dus niet. Thuis werd hij mishandeld en hij ontvluchtte jong zijn gezin. In de jaren negentig kwam hij in Nederland terecht, maar een verblijfsvergunning krijg je niet als je op papier niet bestaat.
Hoe overleef je dan?
Door niet op te vallen, zegt Amro. Hij kan het weten. Telkens als hij wel opviel zat hij weken, maanden, één keer zelfs anderhalf jaar vast, geeft hij aan. Zo werd hij gesnapt voor winkeldiefstal, moest vier weken zitten, maar werd direct na zijn vrijlating in vreemdelingendetentie geplaatst.
‘Ze wachten tot je opgeeft en een identiteitsbewijs geeft. Maar dat heb ik niet’
En toen hij een hele rits boetes niet kon betalen, opgelopen door kleine vergrijpen als zwartrijden, belandde hij weer eerst in de gevangenis, en daarna in vreemdelingendetentie. ‘Je moet maandenlang blijven omdat je geen paspoort hebt’, vertelt Amro. Hij denkt dat hij al met al een jaar of tien van zijn leven heeft doorgebracht in vreemdelingendetentiecentra.
‘Op een gegeven moment was ik gewoon een bekende in de gevangenis.’ Hij laat me een foto zien van een basketbalteam dat hij vanuit detentie heeft getraind. Op een geplastificeerd A4’tje zie ik vijf gespierde gasten en een hoogblonde cipier.
De dagen in vreemdelingendetentie waren lang, zegt hij. Drieëntwintig uur per dag zat hij in zijn cel. ‘En het ergste, Michelle, is dat je niet weet wanneer je eruit mag.’ Een crimineel heeft een einddatum voor zijn gevangenschap, maar een ongedocumenteerde moet afwachten. Eerst moeten de routes, soms geboeid, naar diverse ambassades worden afgewerkt met het verzoek hem terug te nemen.
Amro geeft aan talloze malen aan de Marokkaanse ambassade te zijn gepresenteerd, maar ook aan Algerije, Egypte, Tunesië en Turkije. ‘Het is een spel’, zegt hij. ‘Ze wachten tot je opgeeft en een identiteitsbewijs geeft. Maar dat heb ik niet.’
Een bekend patroon
Dat is niet zoals het zou moeten gaan, zegt Maarten Goezinnen, coördinator bij Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt. Hij begeleidt Amro al jaren, en ziet dit patroon ook geregeld bij andere ongedocumenteerde mensen. Alleen als er kans is op uitzetting, mag iemand worden vastgezet. ‘Bij hem kun je meteen zien dat die kans nihil is’, zegt Goezinnen.
Na een ruzie met een celgenoot belandde Amro ‘in 2007 of 2008’ vier weken in een isoleercel, waar zijn radeloosheid groeide. Toen een bewaker vergat Amro’s scheermes terug te vragen, smokkelde hij dit mee zijn cel in, om zichzelf ermee te verwonden. ‘Ik werd uiteindelijk voor de directie geleid, waar ik mijn verhaal kon doen. En toen mocht ik gaan.’
Het is nu twee jaar geleden dat hij voor het laatst heeft vastgezeten, maar de angst om opgepakt te worden voelt Amro iedere dag.
Een voedingsbodem voor misstanden
Vreemdelingenadvocaat Julien Luscuere herkent de uitzichtloosheid van de vreemdelingendetentie die Amro beschrijft. Het is een voedingsbodem voor ernstige misstanden, vertelt hij. ‘In detentiecentra is nauwelijks dagbesteding. De verveling en frustratie zijn groot, de meesten weten niet wanneer ze vrijkomen.’ Personeel is er te weinig, laagopgeleid en slecht gemotiveerd, zegt Luscuere. ‘Gevolg: spanningen tussen personeel en “bevolking”, en soms om het minste of geringste een sanctie.’
De vreemdelingenadvocaat wordt vaker geconfronteerd met heftig leed, doordat zijn cliënten in een juridisch niemandsland zitten. ‘Wist je dat een vreemdeling in detentie geen recht heeft op bijzonder verlof? Zelfs een meervoudig moordenaar heeft dat recht wel.’
Zo zag Luscuere tien jaar geleden een vader die niet bij de geboorte van zijn eerste kind mocht zijn. ‘De man mocht zijn zoontje pas na zes weken zien, maar níét vasthouden. Extra bedroevend: de IND had een fout gemaakt waardoor hij acht maanden ten onrechte in bewaring was gezet. Ik zat boven op die zaak en heb van alles geprobeerd en doorgeprocedeerd.’
Zonder succes.
Na de zoveelste vrijlating na weer een periode vast te hebben gezeten in vreemdelingendetentie kreeg Amro een verbod om te reizen, vertelt hij me. ‘En een verbod om in Nederland te zijn, snap jij het nog?’ Met zijn magere gezicht kijkt hij me lachend aan.
Maar ik kan er niet om lachen.
Niet blijven, maar ook niet gaan
We weten niet hoeveel mensen in Nederland leven zonder verblijfsvergunning. Schattingen lopen uiteen van 25.000 tot 55.000 mensen, zo’n 6.000 tot 8.000 van hen wonen in Rotterdam. *
Staatloosheid gaat verder dan geen verblijfsvergunning hebben: je kunt niet bewijzen dat je bestaat. Dat kan verschillende redenen hebben. Soms zie ik patiënten staatloos worden omdat een thuisland uiteenvalt na oorlog. Maar meestal zie ik patiënten klem komen te zitten omdat hun tijdelijke visum verloopt, terwijl ze niet terug willen en ze vervolgens ook niet gedwongen kunnen worden.
De gevolgen zijn enorm.
Je mag niet blijven, maar ook niet gaan. Je mag niet werken, en krijgt geen uitkering. Je mag niet buiten slapen, maar hebt geen recht op opvang. Je mag niet bedelen en niet stelen, maar je krijgt geen eten. Je bent niet verzekerd en je mag geen bankrekening openen. Je kunt ieder moment worden opgepakt en in vreemdelingenbewaring worden geplaatst.
Je bent vogelvrij.
Mensenrechten, maar alleen als je in het rechtssysteem zit
Na het helpen van tientallen mensen zoals Amro zie ik mensenrechten in Nederland als een arrogante mythe. Hoe anders kan ik verklaren dat mijn patiënten onbeschermd en zonder eten of drinken op straat slapen, terwijl EU-landen allemaal prachtige verdragen met elkaar afsluiten waarin staat dat dit niet zou mogen gebeuren?
De paradox is dat mensenrechten nauwelijks lijken te gelden voor de mensen voor wie ze bedoeld zijn, want om deze rechten op te eisen moet je meedoen met een maatschappij die je op alle mogelijke manieren buitensluit.
Ik heb Amro vaker gevraagd waar hij de kracht vandaan haalt om te leven, als hij weer een hele dag rotklussen had gedaan voor een schijntje. ‘Mensen zijn gemeen, maar Allah is goed. In het hiernamaals wordt het beter, dat weet ik zeker.’
Met recht op niks maakt niks meer uit
Misschien heeft hij gelijk, ik hoop het. Ik vraag me af wat ik in zijn geval had gedaan. Met recht op niks maakt niks meer uit. Dealen of drugs versnijden is illegaal, maar een stuk beter betaald dan de vele baantjes waar je afstoffend, sorterend, vegend, prikkend of sjouwend wordt uitgebuit. Ik vrees dat ik het verkeerde pad op zou gaan. Met iedere misdaad zou ik mij het recht dat mij afwijst toe-eigenen. Alleen door de wet te tarten, zou ik dit systeem dwingen zich tot mij te verhouden.
Amro niet.
Hij blijft zwoegen voor een paar euro die hij vervolgens vriendelijk aanneemt. Een overlevingsstrategie, denk ik, waar kokende woede onder schuilt. Nu en dan komt die alsnog tevoorschijn, zoals die keer dat hij boos op me werd, nadat ik hem een paar keer tevergeefs had gebeld en hem een quasigrappig spraakbericht stuurde. ‘Waarom neem je niet op, als ik je een telefoon geef?’ was de strekking.
Woedend stond hij een dag later voor mijn neus in de daklozenopvang. ‘Wil je je telefoon terug, hier! Wil je je geld terug, hier!’ Hij gooide veel van wat ik hem had gegeven op mijn bureau.
Mijn grap was voor hem niet zo grappig.
‘Ik ben moe, Michelle’, zei hij toen de gemoederen weer wat bedaard waren en we een rondje door het centrum liepen. ‘Moe van alle mensen die zeggen te willen helpen, maar me eigenlijk uitbuiten. Moe van dankbaar moeten zijn voor dat niks dat ik krijg. Moe van buiten slapen. Moe van dit leven.’ Hij blies de rook van zijn sigaret weg van mijn gezicht.
Er staat iets fundamenteels op het spel
Ik zou willen dat ik Amro’s pijn kon wegnemen, maar dat kan ik niet. Ik kan alleen maar bewondering voor hem hebben. Dat hij ondanks alles nog steeds een recht pad probeert te bewandelen, waardoor hij nog meer gemarginaliseerd leeft dan wanneer hij van dat rechte pad zou afdwalen.
Maar aan mijn bewondering heeft hij niks.
Er staat iets heel fundamenteels op het spel als wij mensen bewust in een situatie plaatsen waar niemand naar ze omkijkt, tot zij een misdaad begaan. Dan nemen we de waarden waarop onze eigen staat is gebaseerd – menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en de eerbiediging van mensenrechten – blijkbaar niet serieus.
Dan brokkelt onze rechtsstaat af.
Het verhaal van Amro heb ik geverifieerd bij Maarten Goezinnen, coördinator bij Stichting ROS, en Alexandra Breukelman, voorheen werkzaam bij Stichting Ontmoeting, nu werkzaam bij het Leger des Heils. Zij begeleiden Amro al vele jaren. Daarnaast heb ik delen van zijn politiedossier ingezien. Aan vreemdelingenadvocaat Julien Luscuere heb ik gevraagd te reflecteren op wat Amro heeft meegemaakt. Hij liet weten dat de situatie van Amro niet uniek is.