De Europese toestanden zijn nog erger dan de Amerikaanse
Ze hebben de grootste ongelijkheid in de beschaafde wereld, beschamende sociale mobiliteit, een disfunctionele democratie en voetballen kunnen ze ook al niet. Een steenrijk derdewereldland: de Verenigde Staten.
In al onze onze Europese arrogantie willen we nogal eens oneerlijk zijn jegens onze Atlantische broeders. De Verenigde Staten hebben 318 miljoen inwoners die zich hebben verspreid over een oppervlakte van 9,8 miljoen vierkante kilometer. Het is best een opgave om op zo’n enorme schaal collectieve actie te organiseren, om instituties te bouwen die een politiek en economisch evenwicht behouden tussen zoveel verschillende mensen en regio’s.
Dat zouden wij in Europa, waar het twee millennia lang een volkssport was elkanders bloed te vergieten, toch moeten weten. Sinds de beschaving op ons continent is wedergekeerd, zijn we moeizaam een Europese Unie aan het smeden. Eigenlijk verdienen de Verenigde Staten het om niet met Zweden of Nederland, maar met de Europese Unie als geheel vergeleken te worden.
En dan ziet het beeld er ineens heel anders uit. Neem de inkomensongelijkheid. De gegevensverzameling is imperfect, maar er is genoeg aanleiding te geloven dat de inkomensongelijkheid binnen de Europese Unie als geheel groter is dan in de Verenigde Staten. De Amerikaanse econoom James Galbraith onderzocht Amerikaanse en Europese lonen in de nijverheidssector. De loonverschillen binnen Europese landen waren aanzienlijk kleiner dan in de Verenigde Staten, maar wanneer ook de verschillen tussen landen werden meegerekend, bleek de Europese loonongelijkheid ruim dertig procent hoger te liggen dan in de VS.
Wanneer ook de verschillen tussen landen werden meegerekend, bleek de Europese loonongelijkheid ruim dertig procent hoger te liggen dan in de VS
In een onderzoek van Dauderstädt construeert hij – met enige slagen om de arm - een zogenoemde S20/S80-maatstaf van inkomensongelijkheid. In die maatstaf wordt het inkomen van de rijkste 20 procent gedeeld door het inkomen van de armste 20 procent. Deze ratio bedroeg voor de zevenentwintig EU-landen in 2008 10,13. Ter vergelijking: in India was deze 5,61, in China 8,34 en in de VS 8,42.
De oorzaak van deze grotere inkomensongelijkheid ligt voor de hand: het inkomensverschil tussen een Pool en een Nederlander is een stuk groter dan het verschil tussen een Californiër en een South-Carolinees. Volgens Galbraith was de loonongelijkheid tussen regio’s in Europa meer dan twee keer zo groot als tussen Amerikaanse regio’s.
Waar de Europese Unie nog een los samenwerkingsverband van open grenzen en vrij kapitaalverkeer is, zijn de Verenigde Staten een echt land. De federale overheid probeert welbewust de inkomensverschillen tussen regio’s te verkleinen. In de Verenigde Staten staat het individuele staten bijvoorbeeld vrij hun eigen minimumloon vast te stellen, maar de federale overheid stelt wel een minimum-minimumloon vast, zodat een race to the bottom tussen staten wordt vermeden. De loonverschillen tussen staten lopen zo minder ver uiteen dan in Europa, waar geen Europees minimumloon bestaat.
Belangrijker nog, de VS hebben een stelsel voor sociale zekerheid dat geldt van de kust van Californië tot de groene bergen van Vermont. Toegegeven, vergeleken met Noord-Europese landen zijn de Amerikaanse sociale voorzieningen karig. Maar de schaal van het Amerikaanse sociale zekerheidsstelsel is in absolute zin ongeëvenaard.
De Amerikaanse versie van de AOW (‘social security’) bedraagt zo’n 5 procent van het bbp. Ter vergelijking: de hele begroting van de Europese Unie bedraagt ongeveer 1 procent van het bbp. Er bestaat geen pan-Europese ouderdomswet, zoals het Amerikaanse Social Security-stelsel, geen pan-Europees systeem om lage inkomens te subsidiëren, zoals de Earned Income Tax Credit.
Wie de Europese gedachte serieus neemt, wie werkelijk wil dat we naar een Verenigde Staten van Europa gaan, kan erin berusten dat er nog veel werk te verzetten is. Een Europees minimumloon is nog mijlenver weg, zelfs de sociaal-democraten zijn geen expliciet voorstander, laat staan dat er binnen afzienbare tijd een Europese AOW zou komen.
Eigenlijk lijkt Europa, alle retoriek over economische integratie daargelaten, eerder de kant van verdere polarisatie op te gaan. De ongelijkheid tussen landen zal sinds 2008, het laatste jaar dat er cijfers beschikbaar zijn, ongetwijfeld flink zijn toegenomen. Op last van de Europese troika moesten Griekenland en Ierland hun minimumloon bijvoorbeeld met respectievelijk 22 procent en 11 procent verlagen. Tegelijkertijd werden de pensioenen in Zuid-Europa aanzienlijk versoberd.
De Europese politiek is op haar eigen manier al even disfunctioneel als de Amerikaanse. Vraag een Amerikaan wat hij van president Barack Obama, congresleider John Boehner of senaatsleider Harry Reid vindt en de reacties zullen variëren van ‘wat een lul’ tot ‘wat een held’. Vraag een Europeaan wat hij van Jean-Claude Juncker vindt en het antwoord is waarschijnlijk: wie?
In een recente peiling van Advanced Market Research wist slechts 8,2 procent van de Europeanen zonder hulp te vertellen dat Juncker, inmiddels voorzitter van de Europese Commissie, kandidaat was. Met enige hulp kende nog steeds slechts 25,2 procent van de Europeanen de man.
Misschien dat opgeheven Europese vingertje eens achterwege laten.