Vakmensen zijn de stille revolutionairen van de geschiedenis

Maikel Kuijpers
Archeoloog
Illustratie door Maarten Huizing (voor de Correspondent)

We zijn uit het juiste hout gesneden, hebben stalen zenuwen en een gouden hart – materialen zitten in iedere vezel van ons bestaan en bepalen voor een groot deel hoe we naar de wereld kijken. Vooruitgang hebben we dus niet alleen aan grote denkers te danken, maar net zo goed aan de vaardige handen van vakmensen.

Als er een kleine drieduizend jaar geleden een Dutch Design Week geweest zou zijn, dan zou daar een aantal kleine dolkjes tentoongesteld worden, gemaakt van een spannend nieuw materiaal: brons.

Een geweldig materiaal, volgens de prehistorische designer. Het laat zich in elke vorm gieten! De mogelijkheden zijn ongekend! Het is ook nog volledig recyclebaar! En heb je gezien hoe mooi het glimt? De critici zijn niet meteen overtuigd. ‘Leuk hoor, maar wij hebben steen.

Maar een paar honderd jaar later is de samenleving volledig veranderd. Werktuigen zijn niet meer van steen maar van brons. Geheel nieuwe voorwerpen, zoals het zwaard, doen hun intrede. Door heel Europa worden tin en koper verhandeld. Bijlen en halsringen doen dienst als geld, de En het is eigenlijk de eerste circulaire economie: brons wordt De samenleving is voorgoed veranderd.

Materialen veranderen de samenleving. Ingrijpend, en meestal onherroepelijk. En andersom geldt dus ook: wil je de samenleving veranderen, dan zijn materialen een goed begin.

Uit de vijf analyses die ik hier op De Correspondent schreef, kwam die verregaande impact van materialen goed naar voren; een belangrijke conclusie was dat je de geschiedenis van de mens niet los kunt zien van de geschiedenis van materialen. Maar er viel nog meer te zeggen, en daarom maakte ik een overkoepelende analyse in twee delen.

In deel één dat efficiënter gebruik van inherent vervuilende materialen geen duurzame oplossing biedt, omdat meer efficiëntie juist tot meer gebruik leidt. En twee: dat de verbazingwekkend complexe verknoping van mens en materiaal ervoor zorgt dat we niet zomaar even ‘het systeem’ kunnen veranderen. Materialen kaderen onze mogelijkheden, simpelweg door hun aanwezigheid: we leven in huizen van en we eten dankzij en komen dagelijks op de meest uiteenlopende plekken in aanraking met

In dit tweede deel wil ik daar twee observaties aan toevoegen die nog verder gaan, voorbij de tastbare zaken. Want ook immateriële cultuur – bijvoorbeeld onze taal of onze definitie van kennis – wordt beïnvloed door ons materiaalgebruik. Denk maar eens aan de metaforen die we gebruiken om een persoon te kenschetsen: uit het juiste hout gesneden, met stalen zenuwen en een gouden hart. Is die uitleg helder als glas? Het gebruik van materialen in beeldspraak en uitdrukkingen is universeel. Daarmee bepalen ze tot op zekere hoogte dus ook hoe we naar de wereld kijken, want

Voordat we daar echter aan beginnen, wil ik eerst nog een bijzondere mens-materiaalrelatie uitlichten die bij ieder van de vijf materialen al kort even ter sprake kwam, maar die meer aandacht verdient: het is een blinde vlek in onze geschiedschrijving en een cruciaal ingrediënt voor de transitie naar een duurzame samenleving.

Ik heb het over vakmanschap.

Observatie 3: Wat nou kenniseconomie? Zonder vakwerk wordt de samenleving nooit duurzaam

Want wie werkt er nou eigenlijk met al die materialen?

Dat zijn vakmensen.

Vakwerk is een manier van onderzoeken en begrijpen van de materiële wereld. Dat begrip vertaalt zich vervolgens in vaardigheden – een vorm van kennis.

Die kennis is soms al duizenden jaren oud. De pen-en-gatverbinding van de timmerman, een standaardtechniek in de houtbewerking, werd De leerbewerkers van het luxe modemerk Hermès maken tassen waterdicht en glanzend met een lissoir, een werktuig dat Koken op open vuur – sommige chef-koks zweren erbij – En dat de standaardlegering van ongeveer 90 procent koper en 10 procent tin het beste brons geeft, is ook al vierduizend jaar lang common knowledge.

‘Vaardigheid’ is een actieve vorm van kennis, die tot stand komt door een wisselwerking tussen mens en materiaal

Wordt er gebruik gemaakt van dat soort kennis, dan noemen we het al gauw ‘ambachtelijk’. Dat is een beladen woord dat we vooral in museale context tegenkomen. Alsof werken met materialen niet meer relevant zou zijn in de 21ste eeuw. De Engelse term craft doet het beter, omdat het daar óók een werkwoord is: ‘vaardigheid in het maken van’.

‘Vaardigheid’ is een actieve vorm van kennis, die tot stand komt door een wisselwerking tussen mens en materiaal. Het is een proces van ontdekken, mogelijkheden zien en die in praktijk brengen. En het belang daarvan is niet te onderschatten.

Zo kwam in ieder van de vijf verhalen over beton, ijzer, plastic, kunstmest en glas vakmanschap ter sprake. De reden daarvoor is simpel: bij de ontwikkeling van ieder materiaal speelde vaardig handwerk een belangrijke rol.

Joseph Monier, de betonpionier, was een vakman met nauwelijks scholing. Hij kon niet wetenschappelijk bevroeden dat beton en ijzer een perfect match zouden zijn, maar ontdekte dat door het simpelweg te proberen. Zijn kennis kwam uit de praktijk.

Tot diep in de negentiende eeuw was de productie van goed staal voorbehouden aan vakmensen. Voordat de wetenschap zich er echt mee ging bemoeien, had de mens al bijna drieduizend jaar praktische ervaring met ijzer- en staalproductie. Maar met de introductie van staal kwamen vakmanschap en wetenschap bij elkaar. Een uitermate vruchtbare combinatie. Maar metallurgisch vakwerk blijft relevant, ook vandaag. Want bij wie kwam een team wetenschappers in 2018 uit toen ze een scherpe én flexibele boorpunt nodig hadden om monsters te halen uit asteroïden? Een Praktische kennis kan ver reiken zonder theorie. Tot in de ruimte, blijkbaar.

Eenzelfde verhaal gaat op voor glas. Mechanisering van glasproductie heeft lang op zich laten wachten vanwege de vakkennis die erbij komt kijken. Dat men uiteindelijk in 1905 een machine wist te bouwen voor automatische flessenproductie, is te danken aan de Amerikaanse glasblazer Michael Joseph Owens. Niet omdat hij zelf de machine bouwde, maar omdat zonder zijn praktische kennis ingenieurs geen idee hadden wat zo’n machine zou moeten kunnen.

En dat werk van ingenieurs zelf is natuurlijk ook een vorm van vakmanschap. Dat zien we bijvoorbeeld terug in het verhaal over kunstmest. Fritz Haber en Carl Bosch krijgen dan wel de credits voor de ontdekking van ammoniak (en Haber zelfs een Nobelprijs), maar zonder de vaardigheden van instrumentenmaker Robert Le Rossignol, verantwoordelijk voor de onderdelen en de constructie van een prototype fabriek, is het maar zeer de vraag of er in 1912 een werkende proefopstelling had gestaan. ‘Ik deed het praktische werk’,

En de uitvinders van het eerste plastic, de broers Hyatt? Dat waren geen geleerde chemici. Sterker nog, een aantal van hun succesvolle experimenten hadden ze waarschijnlijk nooit geprobeerd als ze bekend waren geweest met het werk van geleerden; te risicovol, aldus John Hyatt tijdens zijn Het eerste plastic, dat was meer een gevalletje explosieve

De toekomst wordt nog altijd met de hand gemaakt

Bij vooruitgang wordt vaak het beeld geschetst dat we het aan menselijk vernuft te danken hebben. Maar het soort innovaties dat we hier zien wordt niet enkel bedacht door grote abstracte denkers in de politiek of wetenschap. Deze innovaties ontstaan door vaardige handen en door te werken met het materiaal. Een herwaardering van materiaal en vakmanschap in de hedendaagse westerse samenleving zou dus op zijn plaats zijn. Uiteindelijk gaat dit ook om de vraag: wat beschouwen we als waardevolle kennis?

Waarschijnlijk had je nog nooit gehoord van Le Rossignol of Monier. Maar via de materialen die zij de wereld in hebben geholpen, hebben ze het aanzicht van die wereld, en de betekenis die wij er als mens aan proberen te geven, meer veranderd dan menig president, radicaal of filosoof.

Het zijn de stille revolutionairen van de geschiedenis, vakmensen.

Dat er nu zo’n tekort is aan vakmensen, is dan ook een groot probleem. Een nóg groter probleem dan waar de NOS al regelmatig over rapporteert, namelijk dat er Dit gaat ook over innovatie en de omschakeling naar andere materialen. Want als hout- of leembouw een serieus alternatief wil worden, dan heb je mensen met vakkennis nodig en ruime ervaringen met dit soort materialen. En wat te denken van een startup als waar ze van fruitafval leer maken, om daar vervolgens tassen of stoelzittingen van te maken? Om tot zulke innovatie te komen, moet je je materialen eerst goed leren kennen.

De toekomst wordt nog altijd met de hand gemaakt.

Precies zoals wij dingen maken van materialen, worden wijzelf – onze samenlevingen, onze economieën, onze culturen – gevormd door die materialen

Als we ambachtslieden definiëren als mensen die materialen vaardig bewerken, vormgeven en begrijpen, dan zouden we de groep ook kunnen uitbreiden met ontwerpers en materiaalwetenschappers, met ingenieurs en hands-on architecten; ja, zelfs alle klussers van Nederland. De essentie van dat werk is namelijk hetzelfde: uit ruw materiaal wordt iets gemaakt. In dat proces zijn denken en doen niet van elkaar te onderscheiden én heeft het materiaal een sturende rol.

Die wisselwerking tussen mens en materiaal die zo zichtbaar is in vakwerk, en waarbij denken en doen samensmelten, leent zich goed om een veel groter krachtenspel te bespreken. Dat brengt ons ook meteen bij de laatste en misschien wel meest fundamentele observatie.

Observatie 4: Materialen en mensen maken elkaar

In deel één van deze analyse kwamen twee problematische aannames ter sprake: dat economische (groene) groei mogelijk zou zijn zonder dat ons materiaalgebruik toeneemt, en dat wij aan de knoppen van het systeem zitten. Die twee aannames gaan beide uit van een typisch moderne westerse tweedeling, met materialen aan de ene kant van het verhaal en mensen aan de andere kant. Daartussen vindt slechts eenrichtingsverkeer plaats. De mens vormt, materialen worden gevormd.

Kunnen we daar nog mee wegkomen?

Steeds meer wetenschappers beginnen daaraan te twijfelen. Zij laten zien dat, precies zoals wij dingen maken van materialen, wijzelf – onze samenlevingen, onze economieën, onze culturen – worden gevormd door die materialen en de dingen die we ervan maken. Ik noemde al even ons taalgebruik: we maken glasheldere afspraken die in beton gegoten zijn, door mannen van staal met een ijzeren wil. We gebruiken de terminologie van materialen om onzichtbare zaken ‘tastbaar’ te maken. Hoe zouden we ooit het glazen plafond hebben opgemerkt en benoemd als er geen glas was geweest?

Materialen sturen ons denken en beïnvloeden ons gedrag. Denk aan het Denk aan Glas en ideeën over transparantie. Of beton, de mentaliteit van de moderne tijd in materiële vorm: vloeibaar, goedkoop, veel en groots, maar broos.

Materialen zitten in iedere vezel van ons bestaan, zowel fysiek als mentaal.

Dat perspectief aannemen is veelgevraagd, maar noodzakelijk. Want door vast te blijven houden aan een scheiding tussen mensen, ideeën en systemen enerzijds en materialen, natuur en het klimaat anderzijds, werken we volgens spelregels – een paradigma, zo je wil – die een duurzame transitie in de weg staan.

De archeoloog Ian Morris gaat nog een stap verder. Hij beargumenteert in zijn boek Foragers, Farmers, and Fossil Fuels dat onze menselijke waarden bepaald worden door de manier waarop wij energie uit grondstoffen halen. ‘Each age gets the thought it deserves’, Oftewel, wat er deugt, hangt samen met de manier waarop een samenleving haar energie verkrijgt. Jager-verzamelaars hebben heel andere ideeën over wat goed is en in hoeverre geweld geoorloofd is dan boerensamenlevingen, die weer verschillen van fossiele samenlevingen. Zo zijn jager-verzamelaars over het algemeen wars van hiërarchie, maar staan ze in vergelijking met ons (een fossiele samenleving) relatief tolerant tegenover geweld.

Als Morris’ analyse houtsnijdt (heb je weer zo’n materialenmetafoor!) dan betekent dit dat een duurzame beschaving er andere normen en waarden op nahoudt. En, in mijn optiek, dus ook andere materialen.

Ik behoor ook tot de In de analyses hier op De Correspondent heb ik de verstrengeling tussen mens en materiaal duidelijk proberen te maken, door jullie te laten kijken als een archeoloog.

Beton, staal, plastic en glas belichamen grenzeloze maakbaarheid, en zo zijn we ook de wereld om ons heen gaan zien

Dan zie je bijvoorbeeld dat individuen weliswaar een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van materialen, maar dat die materialen uiteindelijk een eigen leven gaan leiden. En dat ze daarin richtinggevend kunnen zijn voor een samenleving. We hebben het niet voor niets over de bronstijd en de ijzertijd; we zagen ook al een aantal moderne varianten voorbij komen, zoals de Plastic Age of Glass Age.

Dan valt ook op hoezeer die materialen met elkaar verweven zijn geraakt. Staal, beton en glas zijn de heilige drie-eenheid van al onze moderne architectuur. Zonder gewapend beton geen modernisme. Zonder staal geen gewapend beton. Maar ook geen ammoniakproductie, waarin zowel staal als glas een cruciale rol spelen. En zonder ammoniak, de grondstof voor kunstmest, geen acht miljard mensen op deze aarde.

Dankzij globalisering zijn deze materialen de hele wereld overgegaan; tegelijkertijd maken ze die verregaande globalisering ook mogelijk, en verspreiden ze die. We zien een doorgeslagen schaalvergroting en een one-size-fits-all-aanpak. Culturen verschillen wereldwijd enorm van elkaar, maar allemaal maken ze gebruik van dezelfde materialen, op grotendeels dezelfde manier. Niet voor niets voelen de kantoortorens in Osaka En of je nu in Sydney of in een fles cola koopt, het plastic is hetzelfde in dezelfde kenmerkende vorm. Standaardisering is het keurmerk van globalisering.

En dus is het ook niet zo gek dat we dankzij ons materiaalgebruik in de twintigste eeuw overtuigd zijn geraakt van een maakbaarheidsgeloof. Beton, staal, plastic en glas: je kunt ze allemaal vloeibaar maken en vervolgens in vrijwel iedere gewenste vorm gieten. Ze belichamen grenzeloze maakbaarheid, en zo zijn we ook de wereld om ons heen gaan zien. Door een bril van beton, glas, staal en plastic – een bril die ons doet denken dat je álles kunt vormen op de manier die jij wil.

Van maakbaarheid naar duurzaamheid

Het is daarom ook niet zo gek dat het grootste probleem van onze tijd, klimaatverandering, ten diepste een materieel probleem is. Ons begrip van klimaatverandering hebben we zelfs aan een materiaal te danken. Wetenschappers Joseph Fourier en Svante Arrhenius maakten in de negentiende eeuw Een vergelijking die geleid heeft tot de invloedrijke metafoor van het broeikaseffect.

Wat hier uiteindelijk ter discussie staat, is het rationele verhaal van onze moderne samenleving. Het verlichte wereldbeeld van westerse, seculiere, democratische samenlevingen is gefundeerd op een cruciale tweedeling: natuur (materialen) versus cultuur (mensen). Daarin zien we onszelf, de mens met zijn superieure ratio, graag als leidend.

Wij in het Westen zijn namelijk modern, een wereldbeeld dat nota bene mede mogelijk is gemaakt door de wetenschap. Een wereldbeeld waarin we de natuur kunnen domineren en exploiteren, waarin Die maakbaarheidsideologie was ons verhaal van de afgelopen honderdvijftig jaar, maar dat verhaal is absoluut niet toekomstbestendig.

Met welke materialen gaan we dat verhaal vervangen?

Met die vraag wil ik me de komende tijd bezighouden. Wat ik daarbij als archeoloog vooral interessant vind is de terugkeer van een aantal (pre)historische materialen en technieken. Hout en leem, bijvoorbeeld. Houtbouw is momenteel Er is echter weinig innovatiefs aan hout. Het materiaal wordt al vanaf de vroege steentijd door de mens gebruikt. Er zijn weinig materialen waar de mensheid een intiemere band mee heeft.

Ook zal ik op pad gaan met een groep architecten om leemstenen te maken van verschillende grondsoorten in Nederland. Zijn deze prehistorische materialen een Dan valt er namelijk echt wat te leren van het verleden.

Daarbij richt ik me niet alleen op de vraag wat deze materialen te bieden hebben, maar ook op eigenschappen die met deze materialen meekomen. Zijn ze voldoende schaalbaar? Is dat überhaupt nodig? Is eenzelfde grenzeloze maakbaarheid als beton cruciaal? Of zullen, zoals ik hiervoor breder betoog, onze bouwprincipes veranderen als we met andere materialen gaan werken? En in wat voor samenleving mondt dit dan uit? Want als materialen onderdeel uitmaken van wie wij zijn, als mens en samenleving, dan wordt de toekomst mede bepaald door de materialen die we nu kiezen. Kortom: er staat nogal wat op het spel.

Meer lezen?