Zo ziet de surrealistische burgeroorlog in Birma er van dichtbij uit
De burgeroorlog in Birma wordt als een van de langstlopende burgeroorlogen in de wereld beschouwd. Dat is niet vreemd, want hoe erg de situatie ook is, bijna alle betrokken partijen hebben baat bij de – vaak gewelddadige – status quo. Ik bezocht in het geheim het ministaatje Kachin State en bevond mij opeens in een van de meest surrealistische conflicten die ik ooit van dichtbij meemaakte. Een verslag.
De rebellen van het Kachin Independent Army (KIA) noemen zichzelf liever soldaten, en zo zien ze er ook uit. Strak in het legerpak, omladen met granaten en met een cheroot tussen de lippen zien ze er zelfs theatraal soldatesk uit.
Samen met drie leden van de tweede brigade van het zesde bataljon in het westen staan fotograaf Andreas en ik voor een loopgraaf met een paar lege bierblikjes erin, en turen naar de met flarden mist omgeven berg aan de andere kant van de vallei. We roken cheroot en tuffen af en toe een stukje blad uit wat loskomt. Op de andere berg staan twee soldaten van het Birmese leger die duidelijk ook naar ons kijken.
‘Ik denk niet dat ze gaan schieten,’ schat een van de rebellen in. ‘Dat zou dom van ze zijn.’ Ik knik afwezig, en rook verveeld verder.
In Kachin State neem je dit soort antwoorden na een paar dagen als vanzelfsprekend aan, want alles in dit ministaatje is onbeschrijfelijk surrealistisch. Steden die in handen zijn van de Kachin Independent Organization (KIO), de politieke tak van de KIA, zijn omsingeld door het Birmese leger die ieder moment kunnen aanvallen, overal zie je bunkers en legerposten, maar toch zit de stad ook bomvol casino’s en prostituees om Chinese gelukzoekers te verwelkomen. Chinese ondernemers hangen Chinese vlaggen aan hun winkels in de hoop dat de mortieren van het Birmese leger niet op hen worden gericht, en in de noordelijke Hukawng-vallei moeten zelfs de tijgers vluchten voor het geweld.
Alles in dit ministaatje is onbeschrijfelijk surrealistisch. Overal zie je bunkers en legerposten, maar de stad zit ook bomvol casino’s en prostituees
We zijn het vreemde ministaatje in het geheim binnengekomen via buurland China op het moment dat de grenspost onbemand was, omdat alle grenswachten tegelijk aan de lunch zaten - iets wat ze iedere dag op precies hetzelfde tijdstip doen. Vervolgens staken we een rivier over en belanden we in een mini-rebellenbolwerk waar altijd op Amerikaanse hits geïnspireerde strijdliederen klinken, uitgebracht door het niets verhullende ‘propagandateam’. Ze verkopen ook paraplu’s, aanstekers, petten en sjaals van de KIA, en iedereen loopt daar ook in rond.
Naast propagandaprullaria maken de rebellen wapens. Een kopie van een kalasjnikov, granaten waarvan één op de drie afgaan, landmijnen, en zelfs effectief luchtafweergeschut. Hun nieuwste trots is een zelfgemaakte bermbom waar ‘This side to the enemy’ op staat. De vorige werkte met een simkaart, maar omdat de telefoonmaatschappij steeds aanbiedingen bleef sms’en ontploften ze vaak te vroeg. De nieuwe versie werkt daarom met een afstandbediening.
Een zelfgemaakte bermbom werkte met een simkaart, maar omdat de telefoonmaatschappij steeds aanbiedingen bleef sms’en, ontploften ze vaak te vroeg
Door de vreemde details zou je haast vergeten dat de oorlog uiterst bloedig is en zelfs als de langstdurende burgeroorlog ter wereld wordt beschouwd. Duizenden etnische Kachin zijn in de afgelopen vijftig jaar vermoord of op de vlucht geslagen, dorpen worden platgebrand door het leger, dorpelingen systematisch gemarteld en verkracht, het land ligt vol met landmijnen, en nergens ter wereld vechten zo veel kinderen mee als in Birma.
Maar wanneer je een Kachin vraagt waarom alles zo nietsontziend op het doden van anderen is gericht, leggen ze in scherpe bewoordingen uit dat dit niet zo simpel ligt als wij in het Westen misschien denken. Want de Kachin zijn ook opvallend goed gebekt, en maken al snel duidelijk dat niets in deze oorlog is wat het lijkt. Na een tijdje begin je zelfs in te zien dat wat op het eerste gezicht vreemd lijkt, in tweede instantie in Kachin State akelig normaal is.
De langstlopende burgeroorlog ter wereld
Birma is een van de meest etnisch verdeelde landen ter wereld; de verschillende groepen fungeerden als verschillende autonome koninkrijkjes totdat de Engelsen het land in zijn geheel in 1824 koloniseerden. Toen de Engelsen vertrokken werd in de Panglong Agreement door Generaal Aung San vastgelegd dat de verschillende etnische groepen gelijke rechten en vergaande autonomie zouden krijgen.
Het verdrag werd alleen nooit uitgevoerd en Aung San werd kort voor de onafhankelijkheid vermoord door zijn rivalen, wat de basis legde voor ruim zestig jaar strijd tussen de voornamelijk boeddhistische Birmese regering en de verschillende etnische groepen in het land.
De vorige bom werkte met een simkaart, maar omdat de telefoonmaatschappij steeds aanbiedingen bleef sms’en ontploften ze vaak te vroeg
Birma werd onafhankelijk in januari 1948, en kort daarna braken in alle zeven etnische staten gewapende conflicten uit tussen etnische groepen en de nieuw gevormde Birmese regering. Hun eisen varieerden van afscheiding tot autonomie in een federaal, democratisch Birma. Hoewel er momenteel in de meeste gebieden een staakt-het-vuren geldt, spelen sommige van deze conflicten nog steeds, zoals dat in Kachin State.
De Kachin namen in 1961 de wapens op tegen de Birmese regering, na wat zij zagen als een groeiende onderwerping aan het Birmese politieke establishment. De KIO controleerde al snel vrijwel de gehele Kachin State, zette scholen en ziekenhuizen op, hief belasting, en verkreeg inkomsten uit smokkel, drugshandel en de verkoop van jade en goud aan Chinese handelaren. De KIA richtte zich met guerrillatactieken vooral op de verdediging van de regio.
In 1994 kwamen de KIO en de overheid tot een staakt-het-vuren overeen, waarna de economische en politieke banden tussen de rivalen werden versterkt. Zo vond er een enorme stijging in de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen plaats, en werd er hulp toegelaten voor ontheemde Kachin. Maar het staakt-het-vuren werd vooral benut om de eigen belangen veilig te stellen en zich voor te bereiden op een nieuwe oorlog.
Het staakt-het-vuren werd vooral benut om de eigen belangen veilig te stellen en zich voor te bereiden op een nieuwe oorlog
Zo probeerde de Birmese regering haar gezag in de regio te versterken en verboden ze de Kachin om publiekelijk hun eigen taal te spreken en cultuur uit te oefenen, wat tot gevolg had dat de nadruk op de eigen cultuur bij de Kachin juist toenam. De Kachin gebruikte de hernieuwde vrijheden om te reizen naar het buitenland, te studeren, en via sociale media de diaspora te betrekken bij hun strijd. Tientallen in het buitenland opgeleide Kachin werken daardoor vandaag de dag voor de KIO of een van de vele ngo’s in de regio.
Ten tijde van die culturele strijd kwamen beide groepen geregeld met elkaar in conflict en vond er een haastige wapenwedloop plaats, want ze wisten: er komt weer oorlog. Op 9 juni 2011 waren de spanningen zo ver opgelopen dat de strijd weer losbarstte.
Een oorlog die niet zo ongunstig is als ze lijkt
Hoewel de oorlog in Kachin State op sommige momenten enorm gewelddadig is, wordt er niet altijd gevochten en blijft het aantal doden beperkt. Dat komt doordat de huidige status quo voor de betrokken partijen niet altijd zo ongunstig is als die op het eerste oog lijkt.
Voor de Kachin zit meer autonomie dan ze nu ervaren er voorlopig niet in, en ze verdienen goed geld aan de huidige situatie. Zo hebben ze een waterkrachtcentrale in handen, heffen belasting en doen ze goede zaken met Chinese handelaren. De oorlog is ook goed voor hun politieke legitimiteit onder de bevolking, die hen als helden beschouwt en volmondig steunt.
Het Birmese leger kan op zijn beurt het gebied met gemak innemen, maar dat zal leiden tot een bloedbad, wat hun belangen meer zal schaden dan de oorlog nu doet. Ze willen hun macht en financiële belangen waarborgen, en gebruiken daarom precies zo veel geweld dat het internationaal niet tot al te grote ophef leidt. Ze omsingelen de steden, vallen soms aan, en verbranden en plunderen dorpen in afgelegen gebieden.
Buurland China verdient geld aan beide strijdende partijen, en doet daarom alsof zijn neus bloedt wanneer er een keer een Birmese straaljager door zijn luchtruim vliegt, een Birmese mortiergranaat in het Chinese deel van de stad terechtkomt of KIO-leden illegaal de grens oversteken om handel te drijven.
De huidige status quo is een mix van belangen die tezamen een vreemde balans vormen. De uitkomst is voor alle betrokken partijen acceptabel, maar een echte oplossing is daardoor ver weg. Zodoende gaat de oorlog iedere dag gewoon door.
‘We wisten dat de oorlog zou komen’
Op 27 december 2012 is Htoima Seng (55) op weg naar zijn watermeloenen aan de rand van het dorp Dunghkung, wanneer er ineens een mortiergranaat ontploft. Terwijl hij de gebeurtenissen van die dag navertelt, leeft zijn vrouw met een van pijn vertrokken gezicht mee en staart zijn dochter met een doffe blik naar de grond. Uit zijn onderbeen is een groot stuk vlees weggehapt, in zijn hoofd zitten stukjes ijzer die hem soms duizelig maken.
Gewond en in doodsangst wankelt Seng na de inslag naar de brug aan het einde van zijn land, waar hij wist dat zijn vrouw zich verschool. Als hij er bijna is, slaat er een mortiergranaat in tegen een lange bamboestok en wordt hij tegen de grond gesmeten, waar hij versuft blijft liggen. Het laatste wat hij zich herinnert is het beeld van zijn vriend die verwoed de slecht startende tractor aan de praat probeert te krijgen. Niet veel later slaat ook daar een mortiergranaat in, die zijn vriend op slag doodt.
De meeste vluchtelingen in Kachin State zijn zoals Seng en zijn gezin: rijstboeren uit kleine dorpjes in afgelegen junglegebieden die moesten vluchten toen het Birmese leger hun dorpen binnenviel, hun huizen verbrandden of innamen, op burgers schoten, en overal mijnen plaatsten. 70.000 ontheemde Kachin wonen momenteel in de KIO-regio, en sinds een reeks bloedige gevechten afgelopen april, net over de grens in China.
Het laatste wat hij zich herinnert is het beeld van zijn vriend die verwoed de slecht startende tractor aan de praat probeert te krijgen. Niet veel later slaat ook daar een mortiergranaat in, die zijn vriend op slag doodt
Jangma Htoi Wa (69) vluchtte in zijn leven al drie keer voor het geweld en moest lijdzaam toezien hoe zijn twee broers werden vermoord en zijn vader gemarteld. Naast hem hangt een grote poster met het aantal vluchtelingen in Jeyang, het kamp waar hij sinds juni 2011 woont: 6.672. Ze mogen het kamp niet verlaten, omdat er landmijnen liggen - net als rondom tien van de elf andere kampen in de regio.
‘Toen we op de radio geruchten hoorden dat het conflict weer zou oplaaien, besloten we direct te vertrekken. Het hele dorp was al voorbereid, want we wisten dat de oorlog zou komen. Toen de gevechten rond ons dorp begonnen, renden ook de dorpelingen die op het dorp pasten weg. Sindsdien wonen er Birmese soldaten en ben ik er nooit meer terug geweest,’ zegt hij gelaten.
‘Ik ben dankbaar voor de hulp die we hier krijgen, maar ik wil terug naar mijn eigen leven. Ik wil het voedsel eten wat ik zelf heb verbouwd en werken om mezelf te voorzien. Maar ik kan niet terug, omdat het te gevaarlijk is. Je kunt Birmezen niet vertrouwen, ik ben bang dat ze me zullen vermoorden.’
‘Lennart, wat denk jij dat we moeten doen?’ vroegen ze
Alle Kachin weten: de oorlog komt altijd. Wanneer de zwaluwen laag vliegen, bijvoorbeeld, of wanneer het regenseizoen eindigt, rond oktober.
De rebellen van de tweede brigade van het zesde bataljon in het westen gokken dat de strijd op 1 augustus weer los zal barsten, wanneer hun leiders opnieuw niet akkoord zullen gaan met eisen die de overheid aan een staakt-het-vuren stelt. Ze zien hoe de troepen op de andere berg zich al voorbereiden, maar maken zich daar ogenschijnlijk geen zorgen om.
Ontspannen hangen ze op houten bedden in een door gevluchte dorpelingen verlaten schoolgebouw, dat nu als hun basis dient. Ze luisteren naar muziek op hun telefoons, spelen wat op een oude gitaar en roken cheroot na cheroot.
‘De oorlog is ons werk,’ zegt soldaat Baook Nao (23). ‘Ik weet dat het een dodelijke bezigheid is, maar het is avontuurlijk en maakt me trots. Nu is het saai, omdat we veel moeten wachten. Vechten vind ik leuker om te doen. In de oorlog is er tenminste actie.’
Om de tijd te doden vissen de jongens in de aangrenzende rivier, bespreken ze voetbalwedstrijden, politiek, meisjes, en vooral hun oorlogservaringen (hun favoriete gespreksonderwerp). Maar iedere dag patrouilleren ze ook langs de frontlinie om te kijken of de vijand al in aantocht is. ‘We moeten alert blijven, want de vijand kan altijd komen,’ zegt korporaal Ony Oningsaat Aung (25).
Om de tijd te doden vissen de jongens in de aangrenzende rivier, bespreken ze voetbalwedstrijden, politiek, meisjes, en vooral hun oorlogservaringen (hun favoriete gespreksonderwerp)
De oorlog is voor deze jongens iets waarmee ze opgroeien en een centraal onderdeel in hun bestaan. Het propagandateam heeft er een bloeiende business van gemaakt, tientallen lokale popartiesten hebben er hun gehele repertoire aan gewijd. Liedjes gaan over hen, de jongeren aan het front, die bijvoorbeeld hun geliefden missen, of over vluchtelingen die telkens opnieuw moeten vluchten. De bekendste verhalen, zoals de executie van een zwangere vrouw in een afgelegen jungledorp, zijn veelvuldig verfilmd en bezongen. De jongens kennen de teksten uit hun hoofd en zingen ze uitbundig mee.
Aan de andere kant van de frontlinie weten de Birmese soldaten niet beter of hun land wordt bedreigd door bloeddorstige separatisten. Duizenden jongeren worden naar het onbekende noorden van het land gestuurd om onder zware druk te vechten tegen een onbekende vijand. In hun ogen zijn alle etnische Kachin opstandelingen of KIO-spionnen, die je beter kunt doden om zeker te zijn van je eigen leven.
Maar hoewel iedereen aan beide kanten van de frontlinie precies weet waarom ze vechten, weet vrijwel niemand hoe het geweld kan stoppen. Ik legde de vraag voor aan de leerlingen van een middelbare school in Maijayang, een van de twee (kleine) steden in handen van de KIO. Na een ongemakkelijke stilte antwoordde een meisje dat ze Engels en politiek studeerde om de situatie te begrijpen. ‘Pas wanneer ik het begrijp, kan ik misschien iets doen om de problemen op te lossen.’
De anderen knikten instemmend, en een jongen vervolgde: ‘De Birmese overheid geeft ons geen juist beeld en maakt ons blind, daardoor begrijpen we niet goed wat er gaande is. Het voelt alsof ik mijn leven verpest, omdat ik niets kan doen. Ik studeer nu rechten. Als we onze rechten kennen, kunnen we misschien wat doen om de problemen op te lossen.’
De jongeren zijn allemaal vastbesloten om zich in te zetten voor een oplossing, maar toen ze mij wat mochten vragen was het eerste wat ze vroegen: ‘Wat denk jij dat we moeten doen om de oorlog te stoppen?’
Stappen zetten
Niemand weet dat. En omdat geen van de partijen een duimbreed toegeeft, is een oplossing ver weg. De ogen zijn nu gericht op Aung San Suu Kye, leidster van de democraten die in 2015 naar alle verwachting een gooi zal doen naar het presidentschap. Zij kan het werk van haar vader voortzetten, die verregaande autonomie voor de verschillende etnische groepen in Birma nastreefde.
‘De meesten geloven dat ze veel goeds zal brengen voor Birma, maar het is moeilijk om vooruit te kijken,’ zegt korporaal Ony Oningsaat Aung. ‘De Birmese politiek is complex en veranderlijk. Maar we hopen dat ze oprecht is en het werk van haar vader kan afmaken.’
Dat hoopt ook Kaya, een hooggeplaatste functionaris van de KIO uit Laiza, de hoofdstad van de rebellen. ‘Als ze aan de macht komt, kan ze een eerste stap zetten naar een burgerregering. Dat is belangrijk omdat de militairen nu alles controleren en bezitten, en altijd de etnische culturen willen vernietigen. Zolang zij aan de macht zijn en van ons eisen dat wij ons aan hen onderwerpen, is het onmogelijk om tot een oplossing te komen.’
Kaya hoopt dan ook dat Suu Kyi het anders gaat doen, maar is daar bezorgd over omdat ze geen aandacht zou hebben voor de etnische verschillen in het land. ‘Ze richt zich op een oplossing binnen één staat onder één overheid, de Birmese, maar de meeste Birmezen vinden dat alle etnische groepen onder hun dominantie moeten blijven. Dat zullen wij nooit accepteren, want voor ons is een aanval op onze cultuur hetzelfde als een aanval op ons leven.’
Voor ons is een bedreiging voor onze cultuur hetzelfde als een bedreiging voor ons leven
Ook de leerlingen van het schooltje benadrukken het belang van cultuur in hun leven. In een ideale samenleving is er volgens hen naast gelijkheid, goede scholing en betere infrastructuur alle ruimte om de eigen taal te spreken, de eigen geschiedenis te leren, en hun traditionele dans uit te voeren.
Een meisje zegt: ‘Om als mensen te overleven hebben we cultuur en geschiedenis nodig. Zonder dat zullen andere groepen ons onder de voet open. Als we vergeten wie we zijn, overleven we het niet.’