Wanneer ben je een collaborateur? In Oekraïne wordt die vraag nu al opgeworpen
In de Tweede Wereldoorlog werd het gezin van mijn opa gedwongen om twee Duitse soldaten in huis te nemen. De familie van mijn oma moest hulpeloos toekijken hoe de bezetter zijn bajonetten in de hooibalen stak, speurend naar onderduikers.
Wanneer ben je een collaborateur? Als je gehoorzaamt met een pistool op je hoofd? Als je een machteloze toeschouwer bent? Als je het voedsel van de onderdrukker eet omdat je anders omkomt van de honger? Of pas als je de vijand bewust en actief assisteert op militair vlak? Ben je wel te vertrouwen als je niet op z’n minst hardhandig bent ondervraagd omdat je stond voor je principes?
De Russische invasie is nog lang niet voorbij, maar in Oekraïne is de zoektocht naar collaborateurs al begonnen. Een man die Oekraïense oorlogsslachtoffers begraaft om rantsoenen van de Russen te krijgen, een lerares die een school openhoudt waar het binnengevallen buurland de Oekraïense cultuur ondermijnt – zomaar twee mensen die werden beschuldigd van heulen met het kwaad.
The New Yorker-verslaggever Joshua Yaffa schreef een aangrijpende reportage vanuit de door Oekraïne heroverde stad Izjoem. De omgang met burgers die in het mildste geval de Russen niet in de weg stonden en hen in het zwaarste geval hielpen, is een proces van de lange adem – veel langer dan het conflict zelf.
The New Yorker: ‘The Hunt for Russian Collaborators in Ukraine’ (Leestijd: 45 minuten)