Hoe natuurtalenten ons (onterecht?) in hun greep houden

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Beeld: Mirrorpix/Getty

Wie heb je liever in je team of orkest: de harde werker of het natuurtalent bij wie alles komt aanwaaien? Slim onderzoek laat zien dat zelfs experts – die wéten dat topprestaties vooral het resultaat zijn van heel veel oefenen – toch kiezen voor het schijnbare wonderkind.

Je moet nu beslissen.

Wie neem je – voor je team, organisatie, bedrijf? 

Het wonderkind, het natuurtalent, de elegante? (Zeg: Messi.)

Of neem je het strebertje, de harde werker, de leergierige? (Zeg: Ronaldo.)

Nou?

Het antwoord hangt deels af van de eeuw waarin je leeft.

In de achttiende eeuw waren de bourgeoisie en de adellijke elite door kinderen onder de tien die De ouders snapten snel hoe de economie van het wonderkind in elkaar stak. Beethovens vader vervalste bijvoorbeeld de geboortedatum van Ludwig,

De negentiende-eeuwse ontdekkingen over erfelijkheid vergrootten de fascinatie met natuurtalenten – en schiepen de bekende nature/nurture-tweedeling. Nurture had zijn rol, natuurlijk, maar het meeste enthousiasme van de pioniers ging uit naar nature.

Wonderkind Francis Galton, de die in 1865 een publiceerde over de erfelijkheid van talent, droomde van een ceremonie waarin de tien voortreffelijkste Britse mannen (uitverkoren na een uitgebreide serie tests) door de staat zouden worden gekoppeld aan de tien voortreffelijkste vrouwen. (Op te slaan onder het kopje:

Hoe nurture een grotere plek veroverde in de waardering

In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam er vanuit de wetenschap een ander verhaal op, aangejaagd door de Zweeds-Amerikaanse psycholoog Wie lang en – in jargon: wie aan genoeg ‘deliberate practice’ doet –

Andere wetenschappelijk onderzochte concepten versterkten dit idee. Neem ‘groeimindset’ (grootgemaakt door Carol Dweck): als je denkt dat je jezelf kunt verbeteren, kun je Of neem ‘grit’ (grootgemaakt door Angela Duckworth) – een meetbare, (met een groeimindset). Platgeslagen: de aanhouder wint.

Talent is overrated

Greatness isn’t born, it’s grown, luidde de ondertitel van Een ander stelde het nog simpeler:

Zo kwam er een nieuwe vuistregel in de mode: de tienduizendurenregel. Wie tienduizend uur traint, aldus de regel, kan op vrijwel elk terrein een wereldtopper worden.

Tienduizend uur is een gemiddelde; de ene persoon bereikt in heel veel minder tijd een niveau waar een ander persoon heel veel langer voor nodig heeft. (Zo overrated is talent misschien niet.) En over groeimindset woedt Maar dat er een sterk verband is tussen getrainde uren, kwaliteit van training en behaalde resultaten, lijkt helder – en die boodschap spreekt velen aan.

En niet op de laatste plaats trainers en coaches. (Natuurlijk, zou de cynicus zeggen, want deze denkwijze is een warm pleidooi voor hun vak.) Je ziet het in de verhalen over de twee beste voetballers van het afgelopen decennium. Messi – het ‘natuurtalent’ – wordt vooral bewonderd; maar Ronaldo – de ‘streber’ – is een echt rolmodel. Telkens weer gaat het over Ronaldo’s

Kortom: als de 21ste-eeuwse experts – coaches, scouts, headhunters, leraren – zouden moeten kiezen, dan zouden ze het wel weten. Ze zouden kiezen voor het strebertje.

Tenminste: dat zeggen ze.

Hoe gevoelig we zijn voor natuurtalent

Chia-Jung Tsay, concertpianist en psycholoog, wilde weleens weten of coaches, experts, beoordelaars dat ook echt geloofden. Dat ze niet alleen het misschien sociaal wenselijke antwoord gaven, maar dat ook meenden.

Ze had namelijk gezien, in haar carrière als klassiek pianist, hoe pianisten hun best deden de moeite die ze stopten in hun prestaties te verbergen. En hoe ouders hun kinderen jonger wilden laten lijken dan ze waren. Mensen willen blijkbaar overkomen als ‘naturals’.

Tsay wilde zowel Daarom vroeg ze een aantal proefpersonen –  professionele musici – naar wat ze zagen als de beste voorspeller van succes: hard werk (striving) of aangeboren talent (naturalness)? De proefpersonen zeiden dat ze hard werk als belangrijker zagen dan aangeboren talent.

Daarna liet Tsay haar proefpersonen het werk van twee musici horen, die elk voorzien waren van een eigen, kleine biografie. De ene uitvoering kwam van een musicus die van jongs af aan als groot talent werd gezien, de andere uitvoering kwam van een musicus die zich op latere leeftijd als topmusicus manifesteerde. Wat vonden ze van deze fragmenten, vroeg Tsay haar proefpersonen. Hoe graag zou je deze persoon in je orkest willen hebben?

De testgroep had een duidelijke voorkeur voor het natuurtalent. Diens uitvoering was kennelijk toch net wat fraaier. Dat op zichzelf zegt nog niet dat de proefpersonen – al dan niet bewust – liegen over hun voorkeur voor harde werkers. Misschien waren die uitvoeringen echt anders? ‘Anders’ op een manier die leken niet waarnemen? Maar nee. De slimmigheid van zat hem erin dat de uitvoeringen helemaal niet van twee musici kwamen. Het waren fragmenten van dezelfde uitvoering van dezelfde musicus.

Kortom: in de kwaliteit van de fragmenten zat geen enkel verschil. De kennis dat het ene stuk door ‘het talent’ werd gespeeld, en het andere stuk door ‘de harde werker’, maakte dat hun oordeel lieten vertroebelen.

Hoe sterk zijn onze voorkeuren nu precies?

Dat vrijwel alles haalbaar is voor iedereen, mits je genoeg inzet toont, is een sympathieke boodschap voor een wereld die streeft naar gelijke kansen. Het is alleen niet waar, het kan valse hoop scheppen, en schaarse middelen naar plekken dirigeren waar ze nooit nut zullen hebben, betogen

We hebben geen idee hoe bepaalde erfelijke factoren bijdragen om tot specifieke prestaties te komen

Maar dat nature dominant is, We hebben geen idee hoe bepaalde erfelijke factoren bijdragen om tot specifieke prestaties te komen. Concreet: er is geen voetbalgen, er is geen vioolgen, er is geen maar het is De beste voorspeller voor succes – dat wil zeggen: de minst slechte voorspeller – Precies zoals de proefpersonen van Tsay vroom stellen. En precies zoals ze stiekem niet blijken te geloven.

Er zijn – natuurlijk – kanttekeningen te plaatsen bij een onderzoek zoals dat van Tsay. Dat doet zij zelf ook. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of de ‘naturalness bias’ ook in de echte wereld bestaat, en niet alleen in kunstmatige experimenten zoals de hare. En het is de vraag, als die bias inderdaad in het wild bestaat,

Maar wie wel eens bij een sportveld langs de lijn heeft gestaan, kan de antwoorden wel raden. (Hint: ‘ja’ en ‘sterk’.) Praat met voetballiefhebbers, en je leert dat mensen natuurtalent denken te kunnen herkennen. Messi is wel een natuurtalent, Ronaldo niet. Denzel Dumfries nee, Frenkie de Jong ja. Rafael van der Vaart ja, Een bepaalde elegantie, souplesse, kracht, moeiteloosheid,

Tennisser Boris Becker schetste het verschil tussen hem en zijn rivaal Ivan Lendl ooit als volgt: Of neem sprinter Usain Bolt. Bolt, merkt Tsay op in haar paper, werd alom aangemerkt als natuurtalent. Mogelijk was het zijn humor voor de start, of dat hij al juichte voor de finish, of dat hij zelfs met losse veters races won. Dat achter Bolts succes – uiteraard – slopende trainingssessies schuilgingen, bleef nagenoeg onbenoemd,

Laat niemand merken hoe hard je werkt

Maar wat verklaart deze intuïties?

Tsay suggereert in het paper een mogelijke verklaring voor de naturalness bias. De streber heeft zijn plafond al bereikt, zo zou je kunnen denken, De laatste heeft dus meer potentie en dus kies je de Probleem is alleen dat die ‘analyse’ nergens op slaat. Wie weet is de streber nog maar een beginnende streber en kan diegene nog hoger reiken door al zijn gestreeb. En wie weet zal het talent

voor de voorkeur voor ‘natuurtalent’ is dat het luiheid goedpraat. Immers, als niet natuurtalent maar doorzettingsvermogen het succes van uitstekende mensen verklaart, dan zijn jij en ik verkwistende lamzakken die vanaf de bank op televisie andere mensen geweldige dingen zien doen die we zelf hadden kunnen bereiken – als we tenminste niet zulke verkwistende lamzakken zouden zijn geweest.

Dankzij ‘natuurtalent’ kunnen we er gelukkig niks aan doen.

Zo bezien is natuurtalent een welkome illusie. Tsay citeert Renaissance-kunstenaar Michelangelo, die dit vijfhonderd jaar geleden al begreep. Of Michelangelo dit nu gezegd heeft of niet, er schuilt wel een levensles in.

Hard werken is een geweldig idee –

Tsay en haar proefpersonen roepen vragen op waar ik me de komende tijd in wil verdiepen. Bestaat talent? En zo ja: wat is een zinnige definitie van talent? Of anders gezegd: wat zijn de kenmerken van talent? En als je die kenmerken weet: hoe herken je ze? Ik ga dat vooral bekijken op praktisch niveau (hoe selecteer je sollicitanten, leerlingen, studenten, voetballers?), maar wil me ook bekwamen op het fundamentele niveau (hoe komt talent tot stand?).

Meer lezen?