Deze politieke noodrem gaat onze democratie versterken
Er zijn weinig woorden die de gevestigde macht meer schrik aanjagen dan ‘referendum’. In Engeland zit Brexit nog vers in het geheugen – de gok van David Cameron verscheurde het land, ontwrichtte de economie, en lanceerde een onbetrouwbare hansworst naar 10 Downing Street (je mag zelf kiezen welke van de drie).
De Nederlandse kiezers doet het direct denken aan het raadgevend referendum over het EU-associatieakkoord met Oekraïne, dat alleen voor Thierry Baudet een succes werd.
Referendum? Nee, dank je.
Niet instemmen, maar juist tegenhouden
Desondanks stemde de Tweede Kamer half februari op initiatief van de SP voor een bindend correctief referendum.* Het idee zwierf al decennialang rond op het Binnenhof, en hoeft nu nog maar door twee hoepels voordat het een feit is. Het is natuurlijk een taalkundig gedrocht: ‘bindend’ en ‘correctief’ vooraf laten gaan aan ‘referendum’, een woord dat synoniem is geworden voor democratische ongelukken.
En toch: het ene referendum is het andere niet, we hebben wel iets geleerd van onze trauma’s. Het gaat hier puur om een rechtzet-referendum. Kiezers krijgen niet de macht om plannen te maken, maar om nieuwe wetten te stoppen. Bovendien zijn internationale verdragen nadrukkelijk uitgesloten, net als een handvol binnenlandse kwesties.
Maar welk probleem lost zo’n referendum op?
Het antwoord: de Ostrogorski-paradox. Dat is geen Russisch raadsel, maar het idee dat politici in een parlementaire democratie zoals Nederland soms grootscheepse beslissingen nemen waar een meerderheid van de bevolking fel op tegen is.
Een berucht voorbeeld is het schrappen van de dividendbelasting in 2017. Geen verkiezingsprogramma droeg deze maatregel aan, toch werd het plan uit het niets geïntroduceerd in het regeerakkoord van Rutte III en met verve verdedigd door de premier (zijn VVD had op dat moment 33 van de 150 zetels in de Tweede Kamer).*
Na verkiezingen worden maatregelen uitgeruild in achterkamers – zo kan een onpopulair idee plots tóch worden doorgevoerd
Ondanks massaal verzet, onder andere van VVD-prominenten zelf, hield het voorstel maandenlang stand. Ironisch genoeg was het niet de stem van het volk die de belastingmaatregel de das omdeed. Dat was het besluit van Unilever om het hoofdkantoor toch maar niet naar Rotterdam te verhuizen.
Het correctief referendum is een noodrem tegen zulke plannen, die des te meer voorkomen in een coalitieland als Nederland. Na verkiezingen worden maatregelen uitgeruild in achterkamers – zo kan een onpopulair idee als het afschaffen van de dividendbelasting plots worden doorgevoerd.
Maar de Ostrogorski-paradox gaat niet alleen over compromissen – bewindslieden maken vaak genoeg keuzes zonder de steun van de kiezers. Als het correctief referendum daadwerkelijk wordt ingevoerd, kunnen de burgers de regering terugfluiten. Bijvoorbeeld bij maatregelen zoals een tijdelijke asielstop, de afschaffing van de basisbeurs of de avondklok tijdens een pandemie.
Dat is lang niet altijd leuk. Ook beslissingen die ik steun kunnen een speelbal worden van een ongeduldige en wispelturige meerderheid – denk aan ambitieus klimaatbeleid, het verhogen van het minimumloon, of het terugdringen van intensieve veehouderij.
Maar wat heeft de voorkeur? Moeten politici af en toe gedwongen worden om hun plannen bij te stellen om deze acceptabel te maken voor de meerderheid? Of riskeren we dat ontevreden kiezers hun tegenstem opkroppen, met grotere gevolgen, zoals de Britten hebben ondervonden?
Democratie draait uiteindelijk om het vinden van een evenwicht tussen competente keuzes en het luisteren naar de kiezer. We schieten nu tekort in het laatste. Referenda zijn geen wondermiddel, en ze kunnen het parlementaire stelsel waarin politici de kiezer vertegenwoordigen absoluut niet vervangen. Maar we zullen hopelijk zelf ondervinden dat referenda, ook na Brexit, een bruikbare aanvulling kunnen zijn.