Een boer, een boswachter en een bestuurder lopen een stal binnen
Over stikstof, natuurbehoud en water worden constant debatten gevoerd. Die escaleren nogal eens, met als gevolg: nog meer polarisatie. Wat als je belanghebbenden een keer een gesprek laat voeren?
De familie van Geertjan Kloosterboer (43) is al boer sinds mensen achternamen kregen. Hij heeft lichtjes achter z’n ogen, eeltige handen en de blos van een man die hele dagen buiten is. De melkveehouder leidt ons rond op zijn bedrijf in Oxe, nabij Deventer. We staan bij de melkrobot, die af en toe belt tijdens ons gesprek – sommige van Geertjans honderddertig koeien hebben schele tepels, die zijn lastig te lokaliseren voor de robotlaser en dan moet Geertjan een handje helpen.
Dan klinkt over het erf: ‘Ha, eindelijk ontmoeten we elkaar in het echt!’ Het is boswachter Jos Schouten (52). Hij en Geertjan kennen elkaar vooralsnog alleen van Twitter, waar ze het zelden met elkaar eens zijn.
Boswachter Jos, die voor Natuurmonumenten werkt in het gebied tussen IJssel en Regge, is hier om het met Geertjan te hebben over hoe ze de turbulente afgelopen jaren hebben beleefd – sinds de Raad van State in 2019 een streep zette door het Nederlandse stikstofbeleid, het conflict tussen beleidsmakers en boeren vlam vatte en de gevolgen van klimaatverandering voelbaarder werden dan ooit tevoren. Ze gaan praten over hoe ze de toekomst voor zich zien en wat ze nodig hebben om verder te kunnen. Ook landbouwbestuurskundige Ingrid Jansen (38) schuift daarbij aan. Ze is de directeur van stichting Stimuland, een netwerkorganisatie die zich inzet voor het Nederlandse platteland.
Polarisatie zorgt voor verlamming – tijd om het anders te doen
Aan de vooravond van de Provinciale Statenverkiezingen, waarin stikstof en de vermeende kloof tussen stad en platteland grote thema’s zijn, is dit een poging om eens een gesprek te voeren, in plaats van een debat. Want de polarisatie in dit debat zorgt voor verlamming.
Met ingrijpende maatregelen – verkleining van de veestapel, uitkoop van boeren – wordt momenteel door de rechter en de overheid geprobeerd om de stikstofuitstoot te verlagen, in een poging de schade aan de natuur te beperken. Veel boeren willen óók vooruit, maar volgens hen en hun belangenbehartigers moet er ineens te veel, te snel, zijn de regels die ze moeten volgen te vaag en krijgen ze de kans niet hun bedrijven om te vormen op een manier die zij passend achten.
Het gevolg: stilstand. Waardoor de problemen steeds urgenter worden, de deadlines dwingender, de weerstand heviger. Als we niet opletten gebeurt in het klimaatdebat straks hetzelfde als in het stikstofdebat. Dan zijn we straks misschien duurzamer, maar niet langer een samenleving.
Te lang is het gesprek over natuur en milieu een zaak geweest van stedelijke progressieven onder elkaar
Precies daarover schreef een van ons, Karel Smouter, een boek: Blauw wit rood. Hij pleit daarin voor ‘een beter gesprek van de samenleving met zichzelf’. Te lang is het gesprek over natuur en milieu volgens hem een zaak geweest van stedelijke progressieven onder elkaar, waardoor een groot deel van Nederland zich buitenspel gezet voelde. Terwijl dáár, op het Nederlandse platteland, de consequenties het hardst worden gevoeld.
Het is tijd voor het stellen van andere vragen, die de verschillen niet uitvergroten, maar juist op zoek gaan naar de gedeelde pijn. Want daar zou ook weleens de oplossing kunnen zitten.
Vandaar dat we, Vera Mulder en Karel Smouter, als voormalige collega’s die vanuit Den Bosch en Deventer tot de provincialen van De Correspondent behoorden – naar Oxe zijn afgereisd. Zou het ditmaal wél lukken elkaar te verstaan?
Ruimtelijke ordening, daar moet je zoveel mogelijk mensen bij betrekken
Melkveehouder Geertjan stelt zijn lange, houten vergadertafel, op een vide boven zijn koeienstal, beschikbaar voor het gesprek. Die tafel staat er niet toevallig: hij wil vaker in gesprek met ‘eigenlijk heel de maatschappij’, want de grote opgaven waar we als land voor staan – woningbouw, CO2, biodiversiteit en de waterstand, om er maar een paar te noemen – zijn volgens hem in de eerste plaats vraagstukken van ruimtelijke ordening, waarbij zoveel mogelijk mensen betrokken moeten worden.
Voor boer Geertjan was dit het jaar van het een voelen, maar het ander doen. ‘Als ik me financieel kan redden met minder dieren op m’n grond dan is dat mooi, intrinsiek ben ik daar helemaal voor. Aan de andere kant: de markt waarvoor ik produceer is daar nog niet klaar voor. Als ik minder koeien heb, dan zal de melk per liter meer moeten gaan opbrengen wil ik aan het einde van de maand mijn rekeningen kunnen betalen. Ik heb een grote stal, ik heb nu nog geldige vergunningen. Dus wat heb ik gedaan? Ik heb fosfaatrechten aangekocht en meer geproduceerd. Ouderwets gedacht, misschien. Waar ik als mens twijfelde – doe ik hier wel goed aan? – heb ik het als ondernemer tóch gedaan.’
Waar ik als mens twijfelde – doe ik hier wel goed aan? – heb ik het als ondernemer tóch gedaan
Ook bestuurskundige Ingrid, die naast haar stichting een akkerbouwbedrijf heeft met haar man, wil best verduurzamen. Maar ze durft niet. ‘We zijn bereid om een paar miljoen te investeren om van ons traditionele bedrijf een kringlooplandbouwbedrijf te maken. Maar we hebben geen idee waar het stikstofbeleid heengaat, dus we hebben onze plannen voorlopig in de ijskast gezet.’
Geertjan voegt nog toe: ‘Ik kies voor zekerheid, want wie weet met welke regels de overheid gaat komen – en of en hoe ik straks nog geld voor mijn gezin kan verdienen.’
Hoe hoort Jos, de boswachter, dit aan? In eerste instantie reageert hij nuchter. ‘Ik hoor jullie praten over zorgen en spanningen. Dat heb ik niet zo. Ik ben op zoek naar oplossingen.’ Jos staat vandaag, woensdag 15 maart, op de lijst voor de ChristenUnie bij de waterschapsverkiezingen.
Dan, na een diepe zucht: ‘Maar ik heb er wel zó ontzettend geen zin meer in soms. Ik heb het mooiste beroep dat er is, maar je kunt er ook ongelofelijk depressief van worden. Het natuurgebied dat ik beheer wordt bedreigd door stikstofdepositie, verdroging en versnippering. Er verdwijnen planten, insecten, vogels. We krijgen bakken subsidie en we beheren het land tegen de klippen op, maar er spelen problemen waarvan de oorzaken buiten de eigendomsgrenzen liggen, waar wij niks aan kunnen doen. Ik zie het buiten gewoon kapot gaan.’
Zorgen en spanning, dus? Hij legt zijn handen op zijn hoofd, tranen wellen op in zijn ogen. ‘Ja, omdat het naar de klote gaat. Omdat we zo hard ons best doen, maar het schip niet kunnen keren. We zijn onze eigen habitat aan het vervuilen en vernietigen. Het is winter en er staat geen water in de beken, we hebben craquelé gebarsten bodems.’
Hij houdt even in en zegt dan, zachter: ‘Er zijn ook veel boeren die vinden dat wij ons werk niet goed doen, dat we prutsers zijn. Die zeggen: “Zet gewoon wat schapen op dat land, gooi er wat vrachtwagens mest op en alles herstelt zich.” Die verzuring helpt het gesprek ook niet.’
Als de regels tegenstrijdig zijn
Geertjan, die tot nu toe met zijn armen over elkaar zat, ontkruist zijn armen en legt zijn handen los op tafel. ‘Dat hoor je mij niet zeggen, moddergooien brengt niemand verder. Maar ik ontken niet dat sommige boeren zo denken. Dat doen ze omdat ze in het nauw zitten. Onduidelijkheid en tegenstrijdige regels vanuit de overheid zorgen er nu voor dat we elkaar als tegenstanders gaan zien. En daar hebben boeren en boswachters allebei last van.’
Eerder die middag, voordat de gasten kwamen, had boer Geertjan tijdens een rondje over zijn erf laten zien wat hij met ‘tegenstrijdige regels’ bedoelt. Hij moet bijvoorbeeld een bepaald aantal grassen, kruiden en klavers op zijn land hebben om te voldoen aan normen rond biodiversiteit. Maar zijn boerderij staat op zandgrond en met de droogte van de afgelopen jaren moet hij veel sproeien om al die planten in leven te houden. Geertjan: ‘En dan komen de normen rond hoeveel water die ik mag verbruiken weer in het geding.’
Ingrid vertelt de anderen hoe haar vader, een varkenshouder, in de zogenoemde ‘regeling sanering varkenshouderijen’ van de overheid stapte, een uitkoopregeling. Kort samengevat: ‘Alles dat hij met zijn eigen handen heeft opgebouwd, moet hij nu zelf weer afbreken.’ Ze vindt het soms moeilijk om hem aan de telefoon te hebben. ‘Het gaat vaak daarover. Hij is verdrietig dat hij deze keuze heeft moeten maken en vraagt zich af wat hij verkeerd heeft gedaan, terwijl hij gewoon heeft gedaan wat de overheid van hem vroeg.’
Nu is het boer Geertjan die fel wordt. ‘Er wordt al dertig jaar geen nieuw beleid gevormd en nu barst de bom en moet alles rechtgezet worden – en wel door de boer. Maar je kunt het ons niet kwalijk nemen dat we de ruimte hebben genomen om te ondernemen, die ruimte werd ons namelijk geboden. Dit is een beetje hetzelfde als vragen: waarom hebben we niet gewoon altijd 100 gereden op de snelweg? We wisten dat dat beter voor het klimaat was. Als je ergens 130 mag rijden, dan rijd je 130.’
Wat we nodig hebben is een gezamenlijke vijand
Ingrid vervolgt: ‘We wilden nooit meer honger, dus we, boeren en overheid samen, hebben gekozen voor dit hoogproductieve landbouwsysteem. Dat het nu weer anders moet en kan, dat snappen boeren zelf ook wel. Maar door zo rigoureus te stoppen met alles, zonder oog voor de inspanningen die door generaties zijn gedaan, daar doe je zo veel mensen mee tekort.’
Boswachter Jos is al een tijdje stil en breekt voorzichtig in. ‘Ik zit na te denken over een oplossing, maar ik heb een te grote knoop in mijn maag door het verhaal van Ingrid. De uitzichtloosheid ervan. Wat we nodig hebben is een gezamenlijke vijand. Boeren, boswachters, we worden steeds tegenover elkaar gezet, maar we vechten tegen hetzelfde: klimaatverandering! De droogte waar we nu mee worstelen is kinderspel vergeleken bij wat er nog komt.’
Een gezamenlijke missie om zuinig te zijn op de omgeving
En zo vinden Geertjan, Jos en Ingrid elkaar ineens. In hun zorgen over de toekomst van hun kinderen, in de wens het gesprek breder te trekken dan stikstof alleen, in de gezamenlijke missie om zuinig te zijn op onze leefomgeving.
Wat ze wél zien lukken? Ingrid is met haar stichting betrokken bij een groep boeren uit Wierden (Overijssel), die tegen het beschermde Natura 2000-gebied Wierdense Veld aan zit. Als je de stikstofkaart over dat gebied legt, zie je: die boeren hebben daar geen perspectief meer. Ingrid: ‘Zij hebben zich georganiseerd in een – komt-ie – coöperatief agrarische terreinbeherende organisatie. Het idee is: in plaats van een natuurbeherende organisatie zoals Natuurmonumenten, beheren de boeren zélf een deel van de natuurgronden. Die mogen ze bijvoorbeeld bewerken en voor hun productie krijgen ze een marktconforme vergoeding. Mooi voorbeeld van een mogelijk nieuw verdienmodel.’
Boswachter Jos heeft aandachtig zitten luisteren en vindt het een goed idee dat boeren zich op deze manier verenigen. Hij ziet ook meteen een kans om verdroging tegen te gaan. ‘Stel dat je dat land niet bewerkt, maar het de hele winter laat vollopen met water, zodat we in de zomer genoeg drinkwater hebben… Je laat boeren het water opslaan en verkopen aan de overheid. Als ik dit nog verder trek, nog grootser fantaseer: maak er een enorm drinkwaterbekken van, dat je vervolgens vol legt met zonnepanelen…’
De oplossing volgens alle deelnemers: meer tijd
Voor de stikstofcrisis is de deadline vervroegd van 2035 naar 2030. Dat betekent dat de stikstofuitstoot in Nederland niet per 2035, maar al per 2030 gehalveerd moet zijn.* Ook op de klimaatklok is het twee voor twaalf. De urgentie die klimaatactivisten bij dit thema voelen, is goed voorstelbaar. En voor wie eenmaal doorheeft hoe prangend iets is, wordt tijd iets onverdraaglijks.
Toch gelooft zowel bestuurder Ingrid, die haar familie ziet worstelen met de transitie, als boswachter Jos, die zijn land in rap tempo naar de klote ziet gaan, dat precies daarin de oplossing schuilt. Elkaar de tijd geven om de gemeenschappelijke vijand – een opwarmende aarde met steeds minder biodiversiteit – te verslaan.
Ook Geertjan vindt het ‘een doodzonde’ dat de focus nu ligt op 2030. ‘Zet die deadline op 2050. Dan kun je bijvoorbeeld tegen mijn familie zeggen: ‘Kloosterboeren, jullie zitten hier op zandgrond en wij denken dat hier geen landbouw meer mogelijk is, want dat kost te veel water.’ Dan kan ik mijn generatie afmaken en met mijn zoons gaan kijken naar alternatieven. Dan bied je perspectief.’
Jos, die rechterop is gaan zitten: ‘Ik ben het met Geertjan eens dat de tijd nemen soms loont. Er is al eens een project geweest dat dat bewijst. "Ruimte voor de rivier", heette dat. Lang verhaal kort: we bouwen al onze rivieren en beken dermate om dat we kunnen voorspellen hoe ze zich gaan gedragen. Over de mensen die dat 25 jaar geleden opperden zeiden critici: trek die maar een dwangbuis aan en voer die af, het is krankzinnig.’
Maar nu, in 2023, is dat plan volgens Jos ‘gewoon uitgevoerd en geslaagd’. Hij weet het zeker: ‘We moeten opnieuw zo’n verbouwing gaan doen om ons land leefbaar te houden. We gaan van “strijd tegen het water” naar “strijd óm het water”. En als ik zie hoe succesvol het “megalomane” rivierenplan was, dan denk ik: dat kunnen we gewoon nog een keer doen. 2050, dat is ook nog ongeveer 25 jaar. Dat is een realistisch tijdsbestek voor zo’n gigantische verbouwing.’ Maar, benadrukt hij: ‘Dan moeten we wel vandaag nog beginnen.’
Boswachter Jos en boer Geertjan, ze kunnen elkaar uiteindelijk de hand schudden. Onder op het oog tegengestelde belangen blijkt een gezamenlijke vijand (en gedroomde oplossing) te zitten. Geertjan: ‘Deze tijd gaat over transformatie. Als we onze tijd tot 2050 samen goed besteden, komen we ver.’ Ingrid sluit het gesprek af: ‘Maar alleen als we elkaar ook als mens blijven zien en niet als groepen, of obstakels. Wie een mens ziet, wordt zachter.’
Wie een mens ziet, wordt zachter
De ontmoeting aan Geertjans lange staltafel eindigde, met een gedeelde wens en de neuzen een klein beetje dezelfde kant op, haast als een sprookje. Maar sprookjes bestaan niet. Tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren in de weg – om nog maar te zwijgen over harde deadlines.
In het publieke debat worden boeren nog altijd lijnrecht tegenover klimaatbeschermers gezet. Maar in de echte wereld waren leden van beide partijen niet alleen bereid naar elkaar te luisteren en elkaars dilemma’s te begrijpen, ze kwamen ook tot een gedeelde oplossingsrichting. En hoe klein, voorzichtig en utopisch die ook is – dat geeft hoop.
Karel Smouter werkt bij NRC. Hij werkte mee aan dit artikel naar aanleiding van zijn boek Blauw wit rood, verschenen bij De Bezige Bij. Het gesprek vond plaats op de dag voor verschijning, 10 november 2022.