De grondstoffenparadox: Europa moet vuile handen maken voor een schone toekomst
De EU wil voor 2030 minstens 10 procent van de grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie uit Europese mijnen halen. Dat is hard nodig om minder afhankelijk te worden van China, maar er zijn twee grote struikelblokken: milieuregels en het verzet van haar eigen inwoners. Wie wil er een mijn in zijn achtertuin?
Brusselse beleidsmakers leggen de lat hoog – de Europese Unie (EU) moet volledig klimaatneutraal zijn in 2050.* Alleen: windmolens, zonnepanelen en elektrische auto’s smeed je niet met goede bedoelingen, maar met metalen die diep onder het aardoppervlak verborgen zitten.
Voor 14 van de 27 onmisbare kritieke grondstoffen is de EU volledig afhankelijk van buitenlandse leveranciers,* met China als grote spelverdeler.
Maar daar komt nu verandering in: de lidstaten moeten minstens 10 procent van de kritieke grondstoffen die ze gebruiken uit de Europese bodem halen, en dat vóór 2030. Dit kondigde Commissievoorzitter Ursula von der Leyen aan in de baanbrekende Critical Raw Materials Act. Europese landen moeten dus als de wiedeweerga mijngroeven uitgraven en ontginnen.
Dat klinkt als een broodnodige inhaalslag. Maar kun je die zomaar maken?
Over de beschikbaarheid van grondstoffen hoeft de EU zich geen zorgen te maken: de bodem biedt volop mogelijkheden.
Neem ‘zeldzame aardmetalen’. Heel belangrijk – zonder deze groep kritieke grondstoffen kan Nederland alleen maar dromen van de aanleg van duizenden windmolens, die vanaf 2030 al driekwart van ons elektriciteitsgebruik gaan leveren.* De grap van zeldzame aardmetalen is dat ze helemaal niet zeldzaam zijn, ook niet in Europa.
In januari 2023 werd de grootste Europese verzameling zeldzame aardmetalen ooit gevonden in Kiruna, Zweden.* Ook de bodem in Finland, Griekenland en Spanje is er rijk aan.* En toch komt maar liefst 98 procent van de zeldzame aardmetalen van de EU uit China.*
En het blijft niet bij zeldzame aardmetalen. Veel kritieke grondstoffen vind je in Scandinavië,* de Balkanlanden en Portugal.* Lidstaten kunnen op papier dus grote stappen zetten richting zelfvoorziening in kritieke grondstoffen.
Maar in papier kun je niet graven. Op de weg naar onafhankelijkheid komt de EU twee struikelblokken tegen: haar eigen milieuregels én het verzet van haar eigen inwoners.
Struikelblok 1: de milieuregels die de EU zelf heeft opgesteld
‘De EU hanteert milieunormen die tot de strengste ter wereld behoren’, staat op de website van de EU.* Die wetgeving is prettig voor natuur en inwoners, maar jaagt tegelijkertijd mijnbouwbedrijven weg.
Zo is de afgelopen dertig jaar niet één vergunning afgegeven voor de bouw van een nieuwe, grote mijn in Portugal.* En dat land moet volgens de nieuwe plannen juist een grote rol gaan spelen.
In het bijzonder: de Barosso-mijn ten noordoosten van Porto. Drie jaar geleden zou de uitbater beginnen met lithiumproductie voor de batterijen van elektrische auto’s, maar dat is inmiddels uitgesteld tot 2026 door strenge reguleringen.*
Nergens moet je zo veel formulieren invullen, vooronderzoek doen en belanghebbenden behagen als in Europa. Dat kost allemaal tijd en geld, en dus wijken mijnbouwbedrijven liever uit naar Zuid-Amerika, Afrika of Australië. Het resultaat: er is geen regio ter wereld waar men zo weinig investeert in mijnbouw als Europa.*
Daar hebben de knappe koppen in Brussel nu twee oplossingen voor bedacht. Ten eerste krijgen de strategische ontginningsprojecten steun van de belastingbetaler. Je moet er wat voor overhebben om niet volledig overgeleverd te zijn aan de grillen van autocraten.
Maar ook mét staatssteun zijn de doelen wel heel ambitieus. In 2030 komt volgens het plan al 10 procent van de kritieke grondstoffen van Europese bodem. Terwijl: volgens het Internationaal Energieagentschap duurt het gemiddeld 16,5 jaar voordat een mijn überhaupt op gang komt.* En de vraag voor die grondstoffen zal tegen die tijd alweer vele malen hoger zijn dan nu. Zo gebruikt de Europese Unie naar verwachting 35 (!) keer zo veel lithium in 2050 als in 2020.*
De EU heeft dus haast. Met de Critical Raw Materials Act wil ze de boel versnellen. Het vergunningverleningsproces voor strategische ontginningsprojecten mag maximaal twee jaar duren, volgens de nieuwe plannen.* Die termijn wordt nu flink overschreden, bijvoorbeeld bij grafietprojecten in Zweden en lithiummijnbouw in Portugal.
Maar is het voldoende? Het openen van een mijn is meer dan handjeklap tussen beleidsmakers en het invullen van formulieren.
Struikelblok 2: verzet van de Europese burger
Mijnbouwbedrijf Rio Tinto ontdekte in 2004 een nooit eerder gevonden mineraal in de Jadarvallei in Servië, dat bijzonder hoge concentraties van zowel lithium als borium bevat. Hier zou de allergrootste lithiummijn van Europa opgetuigd worden.*
Al dat graaf- en boorwerk laat een gruwelijk spoor van vernieling achter: bodemerosie, vervuiling van grondwater, of de totale ontwrichting van lokale ecosystemen
Maar negentien jaar later is er van die droom weinig meer over. Zodra het plan vorm kreeg, stuitte het op hevig verzet van omwonenden, milieuactivisten en andere Serviërs. De weerstand van burgers bleek een te groot politiek risico. ‘Alle vergunningen zijn nietig verklaard’, zei premier Ana Brnabić in Belgrado.* ‘We hebben een einde gemaakt aan Rio Tinto in Servië.’
In Portugal vechten de dorpelingen van Covas do Barroso al jaren tegen de komst van de grote lithiummijn.
Ja, Europeanen willen elektrische auto’s, zonnepanelen en windturbines. Consumeren kunnen we wel. Maar al dat graaf- en boorwerk laat een gruwelijk spoor van vernieling achter: bodemerosie, vervuiling van grondwater, of de totale ontwrichting van lokale ecosystemen. Wil je een kleurrijk landschap verzieken? Zet er dan een mijn neer.
En waar omgevingsschade is, vind je boze burgers. In Servië moest Rio Tinto al schadevergoedingen betalen vóórdat het project was begonnen, omdat door het mijnbouwbedrijf ondergronds water op de akkers van vijf dorpelingen was beland.*
Vaak moeten inwoners verhuizen vanwege de bouw van een mijn. Voor het Servische project zouden 81 huishoudens een andere woonplaats moeten zoeken, en 293 boeren worden uitgekocht.* Dat kan jaren duren – als het überhaupt lukt.
Eerder lieten Europese landen dat groezelige karwei dan ook liever over aan inwoners van ontwikkelingslanden, onder erbarmelijke omstandigheden en tegen een hongerloontje. In Congo bijvoorbeeld, waar kinderen in kobaltmijnen hun leven riskeren.* Of in China, waar het ontginnen van zeldzame aardmetalen lokale ecosystemen verwoest en drinkwater vergiftigt.*
Maar bij het idee dat zo’n project bij hen in de achtertuin wordt opgetuigd, klimmen Europeanen op de zeepkist. De meeste Europeanen associëren boormachines en mijngroeven bovendien nog niet met de groene transitie, maar met aardgas, bruinkool en steenkool. Not in my backyard, dus.
Het is een ingewikkelde, paradoxale opgave: Europa moet vuile handen maken om een schone toekomst veilig te stellen, in een tijd dat geopolitieke spanningen tussen grootmachten oplopen.
Zonder ambitieuze doelen ligt het lot van de Europese energietransitie in handen van Xi Jinping. Zo bezien is de Critical Raw Materials Act goed nieuws.
Maar lees je vandaag die beleidsstukken, dan ontdek je een gapend gat tussen streven en werkelijkheid. De prangende vraag: lukt het Brussel om ook de Europese burgers van de urgentie te doordringen?