Drie dingen die we leerden van een goed gesprek met Correspondentleden
Hoe voer je een goed gesprek? Een relevante vraag, zeker in tijden van polarisatie. Wij namen de proef op de som en gingen in gesprek met vier Correspondentleden.
Stelligheid domineert het publieke debat. Op sociale media, aan talkshowtafels, in de politiek – het lijkt wel of je alleen voor of tegen kunt zijn. Voor of tegen de boeren, voor of tegen asiel, voor of tegen ‘woke’. Ook thuis, met familie of vrienden, kan het er stevig aan toe gaan. Niet voor niets startte SIRE een campagne met de leus ‘Verlies elkaar niet – als polarisatie dichtbij komt’.
Dat stellige publieke debat is problematisch voor ons allemaal. Als je alleen voor- en tegenkampen hoort, dan lijkt het land gepolariseerder dan het is. Als je alleen naar uitgesproken mensen luistert, mis je de experts die weten wat ze allemaal niet weten. En als je in een zwart-witbeeld van de wereld gelooft, vergeet je dat de wereld complex is.
Kan het anders? Is een publiek debat mogelijk waarin je niet hoeft te schreeuwen, waar nieuwsgierigheid vóór veroordeling komt, en waar je samen kunt leren in plaats van vanuit de loopgraven op de ander te blijven schieten? Wij, als gespreksredacteur en correspondent Onzekerheid, besloten de proef op de som te nemen.
In dialoog
We kwamen in contact met Stichting in Dialoog, een organisatie die groepsgesprekken organiseert met Rotterdammers – bijvoorbeeld over vaccineren, diversiteit of zwarte piet. ‘Gespreksbegeleider’ Ank Jansen bood aan zo’n dialoog voor De Correspondent te organiseren, dus plaatsten we eind vorig jaar een oproepje en nodigden vier leden uit om met ons mee te doen.
Onlangs kwamen we bij elkaar. We hadden het die ochtend, naar aanleiding van een artikel van Sanne over stelligheid, over het ‘kleurrijke midden’: de plek tussen de polen van een (publieke) discussie, waar ruimte is voor nuance, onzekerheid en complexiteit. De overkoepelende vraag was ‘Hoe kun je in een gepolariseerde samenleving meer ruimte geven aan dat midden?’
Het werd een interessante ochtend. Dit is wat we leerden.
1. Spreek spelregels af (en houd je eraan)
Er zijn een hoop methodes om constructieve groepsgesprekken te voeren, maar wat ze gemeen hebben is dat er spelregels zijn. Ook die ochtend waren er afspraken, die we afgedrukt kregen op een placemat.
Een voor een kozen we een spelregel om die ochtend extra op te letten. Sanne koos ‘oordeel uitstellen’ – ze kan vaak tijdens het verhaal van een ander druk in haar hoofd bezig zijn met wat ze ervan vindt. Gwen koos ‘verken onderliggende normen en aannames’ – omdat ze die vaak invult voor een ander. Zo gingen de deelnemers ze af: ‘naar elkaar kijken’, ‘de ander uit laten spreken’, ‘de “opfrisknop” indrukken als je afdwaalt’.
Het zijn misschien open deuren, maar we merkten al gauw dat het niet gemakkelijk was om ze in de praktijk te brengen.
‘Ik ben zelfs nieuwsgierig naar wat Poetin denkt’, zei Fadoua Alaoui tijdens de kennismakingsronde.
‘O, ik niet hoor’, onderbrak Jos Geerligs haar. ‘Het interesseert me niets wat er in die man omgaat.’
‘Maar dat klinkt als cancelen’, reageerde Fadoua. ‘Ik vind dat ieders verhaal moet worden gehoord.’
‘Soms is cancelen goed’, zei Jos, met zijn armen over elkaar.
Daar gingen de spelregels overboord. Zo verzandden we even in het type gesprek dat we vandaag hoopten te vermijden. Maar op andere momenten, waarover zo meer, merkte je hoe we door de spelregels beter naar elkaar luisterden.
Wat ook hielp: de structuur van het gesprek. Stichting in Dialoog volgt altijd vier rondes – kennismaken, ervaringen delen, dromen en doen. Door telkens een ronde te maken langs alle deelnemers, kwamen ook degenen aan de beurt die hun mond minder snel opentrekken.
In het dagelijks leven hebben gesprekken geen spelregels en is er geen vooraf bepaalde structuur. Maar waarom ook eigenlijk niet? Waarom kun je niet met je partner, familielid of collega afspreken om, bijvoorbeeld, elkaar uit te laten praten en je oordeel uit te stellen? En elkaar erop te wijzen als je je er niet aan houdt?
2. Deel ervaringen, geen meningen
Na de kennismakingsronde gingen we door naar de tweede ronde: het delen van ervaringen. Gespreksbegeleider Ank stelde de vraag: wanneer bevond jij je in het kleurrijke midden?
Sanne deelde hoe ze worstelde na een afwijkende uitslag van een genetische test van haar ongeboren kind. Er was vervolgonderzoek nodig om erachter te komen wat er aan de hand was, maar daar zat een risico aan: ze kon een miskraam krijgen. Hoewel ze van zorgverleners het idee kreeg dat ze het onderzoek sowieso moest doen – zij leken in een van de polen te zitten – twijfelde ze.
Ook de rest deelde een persoonlijke ervaring: de een vertelde over twijfel over de opvoeding van een kind, een ander over een lastige werksituatie, een derde over een ouder met een nieuwe partner.
Iedereen luisterde nu aandachtig, keek elkaar aan, velde geen oordeel over het verhaal. We kwamen aardig in de buurt bij de spelregels op de placemat en dat zorgde voor een sfeer waarin we – tot voor kort vreemden – heel persoonlijke verhalen durfden te vertellen. Dat kwam ook omdat we ervaringen deelden in plaats van meningen. Omdat een ervaring persoonlijk is, ga je minder snel discussiëren over wie er gelijk heeft of wat ‘waar’ is.
Dit kun je ook in het dagelijks leven doen. Door dóór te vragen als iemand een mening verkondigt. Waarom vind je dit zo belangrijk? Op welke ervaring is het gestoeld? En dan ook echt te luisteren naar het antwoord.
3. Wals niet over andermans verhaal heen
Toen een andere deelnemer vertelde over zijn overleden moeder, dacht Sanne: ik ben mijn moeder ook verloren, daar kan ik op inhaken. Maar ze hield zich in, want gespreksbegeleider Ank had gewaarschuwd dat je niet meteen met een eigen ervaring over andermans verhaal heen moet walsen. Je denkt misschien dat de ander daar iets aan heeft, maar eigenlijk gooi je de deur in iemands gezicht door het meteen over jou te laten gaan.
Wat ook niet werkt: met een oplossing komen. Want hoe doelgerichter het gesprek, legde Ank uit, hoe lastiger het is om open te luisteren. Mensen zijn in hun hoofd al bezig met oplossen en ook dan kunnen ze zomaar over de ander heen walsen. Wij hoefden niet met ideeën te komen bij andermans verhaal, en dat gaf lucht.
Zo kon de ander zélf de ervaring doordenken en misschien tot actie komen. Want na de droomronde, waarin we bedachten hoe de wereld eruit zou zien als het kleurrijke midden meer ruimte zou krijgen, sloten we het gesprek af met een ronde die draaide om wat we gingen doen. Ank legde uit waarom dat belangrijk is: ‘Doordat je iets bedenkt wat je zelf gaat doen, neem je ook verantwoordelijkheid.’
Wat wordt jouw eerste stap om dat midden meer ruimte te geven? De deelnemers noemden van alles: in therapie met een familielid, doorvragen in een gesprek met een ouder, accepteren dat je nou eenmaal niet zo’n stevige mening hebt.
Ook in het dagelijkse leven kun je over de ander heen walsen met je eigen ervaringen of oplossingen. O, dat heb ik ook gehad! Of: moet je niet een nieuwe baan, partner of therapeut? Probeer het eens in te slikken.
Geen heilige graal
Na afloop waren de deelnemers enthousiast, maar er waren ook twijfels. We hadden vluchtig stilgestaan bij elke ervaring, hadden we niet één verhaal helemaal uit moeten diepen? Hadden we elkaar niet strenger aan de spelregels moeten houden? En hoe was het gesprek verlopen als het onderwerp controversiëler was geweest? Vooral dat laatste is iets wat we graag verder willen verkennen.
Het blijft zoeken naar de juiste manier om zulke gesprekken te voeren, maar het experiment was de moeite waard. Want binnen twee uur was een intieme sfeer ontstaan. Daarmee hadden we geen heilige graal gevonden tegen het gepolariseerde publieke debat, maar we hadden wel iets bereikt wat zelden gebeurt in discussies: we waren iets dichter bij elkaar gekomen.