Nederland mag de 37-jarige Rwandees Jean-Claude I. die sinds 2002 in ons land woont, onder geen beding uitleveren aan Rwanda. Dat betoogden vanmiddag 8 oktober zijn advocaten Goran Sluiter en Michiel Pestman voor de rechtbank in Den Haag. Rwanda heeft om die uitlevering gevraagd. Jean-Claude I. zou tijdens de genocide in 1994 leiding hebben gegeven aan een militie die betrokken was bij massamoord.

Het is voor het eerst dat Nederland een verdachte zou uitleveren aan Rwanda. Als het verzoek wordt ingewilligd, volgen er meer.

De advocaten van de Rwandees noemden de medewerking van het openbaar ministerie aan het Rwandese uitleveringsverzoek ‘een dieptepunt in het Nederlands mensenrechtenbeleid’. Zij kwalificeerden Rwanda als ‘een mensenrechtenschendende dictatuur’ waar hun cliënt geen eerlijk proces zou krijgen en voor andere schendingen van de mensenrechten moet vrezen.

Dat risico is volgens hen des te groter omdat de 37-jarige Rwandees bekendstaat als fel tegenstander van het zittende regime. De raadslieden noemden de rechtspleging in Rwanda ‘niet objectief en onpartijdig’. Ze zou misbruikt worden ‘om politieke tegenstanders te elimineren’ en ‘volledig in dienst van de machthebbers staan.’

Volgens de advocaten is het openbaar ministerie niet meer in staat om de rechtspleging in Rwanda kritisch te toetsen, omdat ze innige betrekking met de Rwandese collega’s onderhoudt. In het kader van ontwikkelingshulp heeft Nederland de laatste jaren de versterking van het justitieel apparaat ondersteund. Maar volgens de advocaten schiet het rechtssysteem nog altijd tekort. 

De advocaten wezen er ook op dat er geen uitleveringsverdrag tussen Nederland en Rwanda bestaat. Nederland is dus niet verplicht om uit te leveren, verklaarden zij. Nederland kan de 37-jarige man goed zelf berechten. Dat was het openbaar ministerie aanvankelijk ook van plan. Totdat Rwanda met het uitleveringsverzoek kwam.

Het openbaar ministerie draagt berechting van Rwandese oorlogsmisdadigers die in Nederland wonen, graag over aan de Rwandese justitie. Vervolging en berechting van vermeende buitenlandse oorlogsmisdadigers is kostbaar en tijdrovend. Het team Internationale Misdrijven van het Landelijk Parket kan gemiddeld maar één proces per twee jaar aan. Volgens dat team verdient het in alle gevallen de voorkeur iemand te berechten in het land waar de misdaden zijn gepleegd.

De officieren van justitie Hester van Bruggen en Ward Ferdinandusse zeiden dat Nederland op grond van het genocideverdrag wel degelijk verplicht is om uit te leveren, ook al bestaat er geen uitleveringsverdrag tussen Nederland en Rwanda. Zij verklaarden dat het de afgelopen jaren de normaalste zaak van de wereld is geworden voor Westerse landen als Zweden, Noorwegen, Canada en de Verenigde Staten om verdachten uit te leveren aan Rwanda. In al die gevallen oordeelden plaatselijke rechters dat bij uitlevering geen sprake was van een flagrante schending van mensenrechten. Volgens de officieren van justitie heeft het Rwandese rechtssysteem zich sterk ontwikkeld. Rechtsbijstand en getuigenbescherming zijn gewaarborgd. De Rwandese autoriteiten hebben allerlei waarborgen gegeven voor een eerlijk proces.

De inhoudelijke behandeling van de uitleveringszaak start begin december.