Armoede is mensonterend, zegt deze ervaringsdeskundige. Laten we kinderen ervoor beschermen
In Rotterdam alleen groeien 40.000 kinderen op in armoede. Kinderen die daar niet om gevraagd hebben en op geen enkele manier voor verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Vanessa Umboh strijdt tegen deze onrechtvaardigheid.
Sommige politici zeggen dat armoede een keuze is. Maar als je kind bent, heb je helemaal niks te kiezen. Daarom zet Vanessa Umboh zich in met alles wat ze heeft, om iets te doen aan het lot van de kinderen die in armoede opgroeien in Rotterdam, haar stad. Het zijn er niet minder dan veertigduizend. Ze heeft er ook een stichting voor opgericht: Stem zonder gezicht.
Umboh ontdekte pas echt hoe groot de armoede is toen ze zelf tijdens een burn-out in armoede terechtkwam, nota bene tijdens een carrière in de geestelijke gezondheidszorg. Toen ze misstanden in een tbs-kliniek aanhangig maakte werd ze door de leiding bestempeld als klokkenluider en vrij snel daarna uitgerangeerd. Binnen vijf maanden was ze werkloos en kapot.
Ze ondervond het aan den lijve, leefde een paar jaar van 28 euro per week. En wat dit doet met je psyche, dat het alles wat je hebt uit je zuigt. Het heeft haar strijdlust nog eens aangewakkerd. Haar turbulente levensverhaal is opgetekend door Jasper van den Bovenkamp en uitgebracht onder de titel Moeder van 40.000 kinderen.
Als ik haar spreek, bij haar thuis in een tuindorp in het zuiden van de stad, lijkt haar leven in iets rustiger vaarwater terechtgekomen. Zo, zeg ik, als ik het tuintje binnenloop, Vanessa, wat een plek dit..!
‘Fantastisch hier hè? Een soort groen oaseparadijs in ons Rotterdam. Het bestaat al zeventig jaar, dus wat nog niet gesloopt is zou je eigenlijk moeten behouden. Kijk hoe prachtig het hier is: De Wielewaal.’
Er staat een grote boom in je tuin. Er staan wat struiken in bloei, wat plantjes komen op, er is gras. Heb je toch weer een soort plek gevonden?
‘Ik geloof dat het bestemd is voor mij om hier te mogen wonen; als een zegen. Ik heb best een intens leven. Ik incasseer veel en als ik ’s avonds thuiskom en gewoon naar mijn boom staar, dan kan ik weer aarden en dan mag alle onzin die ik op me af heb gekregen weer bij mij weggaan.’
Bomen geven je iets.
‘En of. De natuur geeft ons zo veel, alleen we waarderen haar niet meer. Center Parcs is ooit hier geweest. De oprichter van Center Parcs zei: Ik wil dat mijn park er zo uit gaat zien, en dus zijn Center Parcs geïnspireerd op onze Wielenwaal.’
Hoe gaat het met je?
‘Ja, op zich ben ik een gelukkig mens. Ik doe mijn ding zoals ik dat altijd doe. Ik begin in deze stad voet aan de grond te krijgen met alles wat ik wil.’
Het begint toch vorm te krijgen?
‘Ja, gelukkig wel.’
Je voert een strijd van hele lange adem nu.
‘Ja, dat besef ik. Maar eentje die altijd gestreden moet worden: voor onze kinderen en hun gezinnen.’
Je boek, Moeder van 40.000 kinderen, heeft me aangegrepen. Dat moet je je kunnen voorstellen.
‘Ik ben dat dagelijks, en dat maakt dat ik beweeg zoals ik beweeg. Ik besef dat armoede een groot deel van onze stad treft, en welk menselijk lijden daaruit voortkomt. Ik ben energiegevoelig. Als een groot deel van mijn stad in een lage energie hangt vanuit zorgen, stress of het ontbreken van basisveiligheid, dan betekent dat iets voor ons allemaal. Ik voel me verantwoordelijk om te doen wat ik doe binnen mijn talenten en krachten. Ik hoop mensen te inspireren om samen voor oplossingen te zorgen. Omdat dat echt nodig is. We beseffen niet goed dat armoede inhumaan is. Als dat een kwart van de stad treft, dan werkt dat criminaliteit in de hand; verwaarlozing, mishandeling, ontwrichting van hele gezinnen. Als stad moeten we dat niet willen laten gebeuren.’
Jij kan je daar niet voor afsluiten?
‘Nee, soms helaas. En tegelijkertijd is de strijd voor medemenselijkheid het altijd waard.’
Een van de dingen die ik opmaak uit je boek is dat armoede onzichtbaar is. Hoe ziet armoede eruit?
‘Voor mij vreet armoede door alle lagen van het bestaan heen. Het brengt zorgen en stress. Het ontneemt je de mogelijkheid om gezond voedsel te kopen. Als ouder kun je niet voor talentontwikkeling van je kinderen zorgen. Door de stress ben je soms niet eens in staat om je kind nog te zien. Er is onvoldoende aandacht voor het verlammend effect van armoede; de stress op het brein. Mijn zorgen gaan over het leed en het trauma in de geest van mensen. Daar hoor ik té weinig over.’
‘Zelf zat ik in de eerste instantie in een burn-out, en toen kwam ik niet op tijd in beweging. Koophuis, nergens recht op, 16.000 euro verdampte: opeens waren schulden en armoede mijn realiteit. Het is alsof je er langzaam in glijdt. Je hebt het niet door maar opeens denk je: “Oh, oh, deze rekening kan ik niet meer… en deze niet meer.” Ik herkende mezelf in mijn eigen cliënten: ik wilde de post niet meer openen want ik kon er toch niks mee. Aan de afzender zie je of het een incasso is. Ik had niks meer om die rekening te betalen, dus het vermijden was logischer. Daardoor leerde ik meer vanuit perspectief van mijn voormalige cliënten te kijken. Toen dacht ik: ik heb als hulpverlener gefaald.’
Hoe dan?
‘Sowieso ben ik ongediplomeerd in de zorg terechtgekomen. In een betere tijd deden we nog familieanamnese. Daar was door de marktwerking geen tijd meer voor op een gegeven moment. We gingen op basis van gedragsproblemen, of de aanmelding, proberen om symptomen te bestrijden. Nu weet ik zelf dat armoede mijn basisveiligheid ontneemt. Het maakt dat mijn brein zich als een reptielenbrein alleen nog zorgen maakt. Ik zat in een overleefstand en kon niet meer long term denken. Alleen al op een mailtje van vier zinnen, wat je eigenlijk zo gedaan had, kon ik uren broeden en staren. Uiteindelijk nog mijn laptop dichtklappen omdat het me niet lukte. Ik zag mijn vader zijn lippen bewegen, terwijl hij tegen me sprak, maar ik hoorde hem gewoon niet. Niets drong meer tot mij door. Ik verlamde.’
Het vreet je echt leeg.
‘Het zuigt alles weg. Alle levensenergie, en ik ben best een energiek mensje. Maar ik had niks meer. Ik had niks meer te geven, en dat was een van de meest confronterende dingen. Ik was altijd iemand die voor anderen klaar kon staan. Die ruimte had ik niet meer. Ik herkende mezelf niet meer doordat die bandbreedte er niet meer was in mijn hoofd. Toen ik dat besefte ging het licht uit. Ik zat in dezelfde woonkamer, in dezelfde omstandigheden, maar ik voelde me niet meer zoals ik gewend was me te voelen.’
‘Dat duurde maanden. De specialisten zeiden dat het door de klokkenluiderssituatie een beetje heftig was. “Het was een moeilijke tijd, en ik was misschien somber maar het zou wel goed komen.” “Dat zeg je elke keer, meneer de huisarts. Het is de derde keer dat ik hier kom, en het is niet zo.” Ik voelde me helemaal verloren. Alles waar ik mijn leven hard voor gewerkt heb ontglipt me nu.’
Heb jij je geschaamd?
‘Ja, ik ben een kind van veel geluk. Ik heb toffe banen gehad. Ik werd altijd dik betaald zonder diploma. Ik was altijd een gezegend kind dat vrolijk en veerkrachtig door het leven ging. Dienstbaar aan anderen omdat ik daar het meest gelukkig van word. Nu moest men achter mijn voordeur kruipen om me te bereiken. Dat liet ik niet toe omdat ik niet kon toegeven dat ook ik op zo’n plek was gekomen.’
Er is een drang bij mensen in armoede om zich onzichtbaar te maken. Dat komt ook door die schaamte: je wil onzichtbaar zijn?
‘Ja, en dat komt door het oordeel wat we hebben. We schamen ons, maar dat komt omdat er een bepaald beeld kleeft aan mensen die in armoede leven. Vanwege dat oordeel wil je niet toegeven, want daar vindt men wat van. “Dan word ik afgeschreven als zwak, of niet in staat zelfredzaam te zijn.” En, en, en… Uiteindelijk leerde ik dat je maar mens bent en, zeker in dit huidige economisch systeem, kwetsbaar. Ik leerde dat al die mensen zich niet hoeven te schamen. Het systeem, en de overheid, falen om ons in de basis goed te verzorgen. En met life events rekening te houden.’
Dan zijn er politici die zeggen dat armoede een keuze is.
‘Ja, dat zijn vaak mensen die zelf nooit gechallenged zijn. Ze zijn vaak opgegroeid in geprivilegieerde gezinsomstandigheden. Als ze willen studeren, wordt er een huisje voor ze gekocht. Zij hebben nooit geldzorgen gehad, en daardoor is het makkelijk om er op die manier over te denken. Ignorance is bliss. We vinden ons eigen lijden al moeilijk. Pijn vullen we liever op door ons af te leiden. Als je pijn bij een ander ziet heb je een keuze: ga je het aan, toon je compassie, of kijk je weg en dan is het jouw probleem niet. Het is fijner voor de mens om weg te kijken bij het lijden van een ander, waar je ook machteloos bent.’
‘Een kwart in deze stad leeft in armoede. Je kan als politicus niet meer stellen dat we te dom zijn en niet willen werken. De gedachten over mensen in armoede doen geen recht aan de werkelijkheid, en hoe makkelijk iemand in armoede terecht kan komen.’
Je bent in armoede terechtgekomen vanwege een burn-out. En die is weer terug te voeren op de misstanden die je waarnam op de tbs-afdeling waar je werkte. Je werd als klokkenluider gezien en uitgerangeerd. Wat was er mis?
‘Ja, veiligheidsprotocollen waren niet op orde. Noodsituaties, geen goed management. Er werd in strijd met de wet gehandeld. En ik zag mensonterende praktijken.’
Zoals?
‘Een man, zwaar psychotisch, onder invloed van drugs, kwam terug naar de afdeling. Je zag het schuim uit zijn mond lopen. Het ging niet goed, en ik werkte boven op de afdeling. Ik wist dat daar een kamer vrij was: “Laat hem maar boven komen.”’
‘“Nee, nee, nee, die gaan we niet gebruiken.” Ik vroeg waarom niet. “Ja, we hebben een andere ruimte voor hem gevonden.” Wat bleek? Die meneer – dit gaat me zo aan het hart – werd geplaatst in een washok waar twee wasmachines en twee drogers stonden. Waar met anderhalve meter net nog ruimte was voor een bed. Daar moest die meneer bij kunnen komen, zwaar psychotisch als hij was. Maar het was de wasruimte van de twee verdiepingen, dus heel de dag door liepen daar mensen binnen om hun was te doen. En hij lag daar. Beseffende dat er boven gewoon een ruimte vrij was waar hij tot rust kon komen. Waar hij zich kon afzonderen, en waar we hem wel aandacht konden geven.’
Dus waarom neemt iemand dan zo'n beslissing?
‘Er moest een nieuwe van binnen naar buiten komen. [Het was de afdeling van een tbs-kliniek waar mensen voorbereid werden op terugkeer in de samenleving. Die resocialisatie noemen ze ‘van binnen naar buiten’, red.] In de kliniek was er al een intakeprocedure geweest. Vanuit de kliniek zou een nieuwe deelnemer naar onze afdeling komen. ‘Een nieuwe’ betekent intakegeld. Als we die kamer hadden gebruikt voor die meneer, zou die nieuwe niet binnen kunnen komen. Dan zouden we het geld niet binnenhalen.’
Aan deze concrete voorbeelden kun je zien hoe marktwerking in de zorg funest is.
‘Ja, hoe de financiële belangen van een organisatie prevaleren boven waar ze voor bestaat: om deze mensen te dienen. In onze situatie zag je dat mensen gestrest en gek werden van ons falende beleid. Ze kwamen tot keuzes waardoor ze uiteindelijk tien jaar terug de cel in gingen. Maar wij hadden gefaald. Wij kregen dik geld om deze mensen de juiste zorg te bieden, en dit te voorkomen. Snappen we nog waar we ons geld en bestaansrecht aan ontlenen, terwijl we de financiële belangen van de organisatie voorop zetten?’
Jij hebt verschillende opmerkelijke keuzes gemaakt. Eén is dat je ervoor kiest om in armoede te blijven leven, terwijl je de strijd aanbindt tegen armoede bij die 40.000 kinderen in Rotterdam. Waarom moest dat dan?
‘Een aantal overtuigingen in mijzelf. Ik was door het leven in die situatie gebracht; ik werd onderdeel van de groep. Dit moet ik meemaken zodat ik mijn eigen verhaal mag delen om bewustwording op gang te brengen. Ik hou van waarden, en op het gebied van solidariteit kunnen we weer terrein winnen want daar is nu een gebrek aan. Dus ik dacht: “Als ik solidair blijf aan mijn groep, dan toon ik een voorbeeld.” Daarom bleef ik erin hangen.’
‘En ik wilde laten zien dat de stress van armoede ook een mindset-trucje kan zijn. Ik kon mezelf als slachtoffer wegzetten en in die malende gedachtestroom mezelf zielig vinden, maar dan word je machteloos. Ik wilde me verzetten en laten zien dat ik ondanks mijn armoede veel kan. En daarmee inspirerend ben voor de mensen die getroffen worden. Dat je kan leren om met je hoofd keuzes te maken die meer oplossingsgericht zijn, in plaats van in een lage energie blijven hangen door de zorgen en ellende. Voor de mensen die meeluisteren: ook al word je getroffen, probeer naar mogelijkheden te zoeken waar je een weg vindt om het op te lossen.’
Het is dubbelzinnig. Aan de ene kant wilde je dingen doen en een stichting oprichten, maar ondertussen moest je ook met armoede blijven omgaan. Dat is ongelofelijk.
‘Ik ben een mens dat leerde dat ik niet zo veel nodig heb. Ik werkte in een lunchroom en daar mocht ik vaak de restantjes meenemen. Een biologische lunchroom, dus ik heb nooit in mijn leven zo gezond gegeten. Mijn omstandigheden werden ook toevallig door het leven gecreëerd. Dat was niet makkelijk en zeker niet fijn. Daarmee bleef ik de hele tijd in de pijn; om te voelen waarom ik moest doorgaan met wat ik deed. Een solidariteitsverhaal. Hopen dat door te laten zien dat we tot veel in staat waren door samen te werken en onze krachten te bundelen, ondanks dat ik en mijn stichting geen geld hadden. Door mensen te gunnen, te delen en op te lossen.’
In een bijzin zeg je: ik werkte in een lunchroom. Armoede kan samengaan met werken?
‘Ik koos uiteindelijk voor een baantje voor 19 of 21 uur in de week. Ik was al gewend om van weinig te leven, en dat maakte dat ik net mijn lasten kon betalen en 28 euro overhield. Maar ook veel tijd overhield. Als ik op zaterdag werkte, dan had ik maandagochtend, woensdag, donderdag, vrijdag om mijn missie vorm te geven. Ik had meer uren kunnen werken en meer geld kunnen binnenhalen, maar ik koos ervoor om net genoeg te werken om zo mijn vrijheid te kunnen behouden. Ik was nog steeds een vrouw die moest leven van weinig geld. Maar omdat het toen een keuze werd voelde het niet meer als armoede, maar als een offer.’
Dat is een belangrijk verschil?
‘Mijn geest was niet meer in die lage energie.’
Je neemt de regie weer over?
‘Ja, over mijn leven. Daarin maak ik inderdaad bijzondere keuzes, maar ik geloof dat je offers moet maken om impact te maken. Uiteindelijk heeft het ertoe geleid dat het boek is verschenen. Dat mensen nu iets beter snappen wat ik bedoel, waar ik mee bezig ben en wat ik aanjaag.’
Je schrijft ergens, één ding heeft me op de benen gehouden: mijn naïviteit. Wij zijn geneigd om naïviteit af te doen als iets kinderlijks. We moeten volwassen worden, dus leg het af. Wat is het waardevolle van naïviteit?
‘Dat je gelooft dat een ander leven mogelijk is. Dat je gelooft dat het beter kan. Dat je gelooft dat we in staat zullen zijn om een samenleving te vormen die meer op liefde, compassie en medemenselijkheid is gestoeld. Ik kan helaas soms niet anders geloven dan dat dat is wat we kunnen realiseren. Daar zet ik me met liefde voor in, omdat ik denk dat daar een grote oplossing ligt.’
Daar heb je meer aan dan denken dat het niet te veranderen is?
‘Ja, we voelen ons sowieso al machteloos. Maar wat voor perspectief biedt het om te denken dat dit het is, en dat het alleen ellendiger wordt? Ik kan dan alleen proberen om de regie over hoopvolle gedachten te nemen en me daarvoor in te zetten. Dat ik een zaadje mag planten voor een andere vorm van samenleving. Dat ik dat voel en die inzet pleeg, maakt dat ik mijn energie en mijn geest hoog hou. Mijn spirit blijft up, omdat ik hoopvol blijf. Mijn grootste angst is dat ik me in machteloosheid laat verzanden, want dan doe ik afstand van mijn menselijk hart. Dat wil ik niet. Opkomen voor de kwetsbaren toont mij dat ik ten diepste mens ben. Dat wil ik zijn. Dat.’
Dat heb je in die eerste periode wel volgehouden.
‘Ja, dat heb ik mezelf bewezen. Daarom zeg ik dat ik geen makkelijk leven heb, maar wel blij ben met mezelf en trots op wie ik ben als mens. Dat ik er zo veel kracht, energie en vastberadenheid voor over heb. Mijn vastberadenheid is een van de mooiste kwaliteiten die het leven me heeft gegeven. Ik geloof erin, ik ga ervoor, ik doe wat ik kan. Dan zie ik wel wat er gebeurt. Dat gebeurt ondertussen eindelijk. Nu armoede meer naar het licht komt, zegt men: “Ah, dat naïeve, stomme meisje had eigenlijk al die tijd al een beetje gelijk. Wat we nu zien, daar heeft zij het al jaren over.” Dus nu opeens, van naïeve trut, word ik vaak als deskundige gevraagd. Dat is helaas het lot van mensen die iets zien wat de massa nog niet ziet, en dan agenderen.’
En dan heb jij speciale aandacht voor de kinderen.
‘Kinderen die opgroeien in armoede beginnen met een 10-0 achterstand. In de ontwikkeling van een kind is armoede de tegenwind. Je kan niet meekomen en dingen worden je ontzegd. Terwijl ze alle kansen verdienen, vanuit de rechten die ze hebben om zichzelf goed te kunnen ontwikkelen. Hun volledig potentieel te ontwikkelen.’
‘Veel van de kinderen in deze stad hebben dat niet. Dat werkt zaken in de hand die we over twintig jaar proberen tegen te gaan in de zorg. Laag zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, emotionele problemen die kunnen leiden tot gebruik van verslavende middelen. En dan maar wijzen naar de kinderen: “Oh kijk, ze stelen. Ja, want ze zijn criminelen.” Ze stelen omdat ze moeten overleven. Als ze zien dat deze manier van overleven wél werkt, en ze geen kansen krijgen, alleen al door hun achternaam, wat wil je dan dat deze mensen doen? Dat ze hopen dat hun honger weggaat? We ontnemen mensen en kinderen hun human needs.’
‘We doen er goed en verstandig aan om te leren hoe makkelijk iemand in armoede kan glijden. Hoe we dat kunnen voorkomen om het gebrek aan ontwikkelingskansen tegen te gaan.’
Het moeilijkste is geweest om die kinderen in de ogen te kijken?
‘Doe het maar een keer … Er is niks ergers dan de honger in de ogen van een kind aan te staren. Dat is zo indringend dat je ziel pijn doet. Mijn ziel verdraagt deze shit niet meer. Wanneer ik besef dat dit leed in mijn stad speelt, kan ik niet anders dan dat tegen te gaan.’
Wat gaan we doen? Hoe brengen we met z'n allen verandering tot stand? Want in je eentje gaat het niet. Je suggereert door je boek heen een aantal dingen; één is, probeer te geraken voorbij het oordeel.
‘Misschien is dat een van de belangrijkste dingen. Dat is het startpunt. Voorbij het oordeel. Daar zie je elkaar weer gewoon als mens. In the end we’re all human. We zijn allemaal gelijk aan elkaar, ook al sluiten onze systemen daar niet op aan. Maar we hebben allemaal dezelfde rechten, en vooral dezelfde human needs. Als die niet gediend worden ontstaan er allerlei problemen. En zolang we een oordeel hebben, voelen we ons ook niet verantwoordelijk voor elkaar. Als we beseffen dat het systeem faalt, en de overheid z’n taak niet meer pakt, is het aan onszelf om betrokken te zijn, om de problemen met elkaar tegen te gaan. Dat is waar ik op hoop. Op medemenselijkheid, verantwoordelijkheid, solidariteit en samen voor de goede zaak gaan staan.’
Je maakt een onderscheid tussen empathie en compassie. Empathie is niet voldoende?
‘Voor mij betekent empathie: ik voel en ik snap het, maar ik voel me niet verantwoordelijk om er iets aan te doen. Dat betekent voor mij compassie. Compassie maakt dat ik mij het leed van de ander zo aantrek dat het ook mijn lijden wordt. En dat we er samen voor gaan zorgen dat ons lijden stopt. Dat is voor mij compassie. In beweging komen voor de ander.’
Hoe ontstaat dat? Want bij jou is dit gewoon aangeboren volgens mij. Jij kan niet anders.
‘Bij mij is het diep in mijn DNA vervlochten. Al mijn voormoeders en voorvaders zetten zich in voor de kwetsbaren. Dus ik kan ook niet anders, want dit is wie ik ben als mens, zo ben ik opgebouwd vanuit mijn levensomstandigheden. Ik probeer op wijkniveau mensen te verleiden om zich voor de kinderen in te zetten. Dus wat is hier het probleem? Kinderen hebben geen speelgoed rondom kerst. Dan ga je speelgoed inzamelen, je maakt je samen verantwoordelijk om dat probleem op te lossen.’
‘Door samen voor een hoger doel aan tafel te zitten, met elkaar speelgoed te sorteren, mooi te maken en er een speelgoedwinkel van te bouwen. Dat is een praktisch voorbeeld. We proberen dit soort projecten vaker te doen op wijkniveau. Als je samen aan tafel zit, omdat je je voor de kinderen wilt inzetten, dan zit je opeens toevallig met een dove man, een Marokkaanse man, een Turk, een Chinees aan tafel. En omdat je toch aan die tafel zit, raak je in gesprek. Je leert: jij bent doof maar je verstaat mij wel, hoe kan dat? Ja, als je goed articuleert, je lippen goed beweegt, dan kan ik jou begrijpen.’
‘Mensen leren elkaar voorbij oordelen zien en kennen, van mens tot mens. Daar kunnen omgangsvormen, relaties of samenwerkingen uit ontstaan. En kun je weer van mens tot mens naast elkaar gaan staan. Met die praktische projecten probeer ik mensen daartoe te verleiden, oplossingsgericht, behoeftegericht, samen voor een hoger doel. Door menselijk contact te faciliteren.’
Er is ook sprake van een systeemfalen, zeg je. Kern is het verschil tussen de systeemwereld en de leefwereld van mensen. Wat bedoel je daarmee?
‘Zolang dat gat blijft bestaan, zal de hulpverlening een gat zijn eigenlijk. Wat ik geleerd heb is dat het beleidsmakers zijn die voor ons bepalen wat goed voor ons is. Zonder dat ze ook maar één keer zijn afgedaald in de wereld waar zij over beslissen. Ze hebben er geen notie van, ze vragen mensen niet wat ze nodig hebben en gaan maar wat voor ze verzinnen. Zij vinden dat mensen in armoede van alles moeten binnen hun omstandigheden en onmogelijkheden, dan pas laten ze zichzelf en ons zien dat ze zelfredzaam zijn. Dan hebben ze recht op een menswaardig bestaan. Tim ’S Jongers kan het zo goed uitleggen, dat zelfredzame verhaal. De mensen die zeggen dat ze zelfredzaam zijn, zijn in staat om allerlei diensten, services en kennis in te kopen om zich zelfredzaam te houden. Maar zonder die boekhouder, zonder de belastingen, zonder thuisbezorgd.nl is het maar de vraag hoe zelfredzaam deze mensen zijn. Dus dat zelfredzaamheidsverhaal dat gaat in ieder geval niet op voor ons allemaal.’
En wat is er voor nodig om dat gat te dichten?
‘Daal af naar de wereld en vraag aan mensen waar ze zelf behoefte aan hebben. Waar liggen in hun de oplossingen voor de mensen die getroffen worden door armoede?’
Ambtenaren moeten met hen in gesprek gaan?
‘Ja. Vraag: wat heb je nodig om te doen wat wij van jou verwachten? Ambtenaren zeggen, er zijn allerlei regelingen en voorzieningen voor die mensen. Ik zeg, maar heb je de taal die je gebruikt weleens onder de loep genomen? Het zijn allemaal mensen die vanuit een universitaire studie dit soort beleidstukken schrijven, waar voorwaardes aan hangen. Maar ze hebben nog nooit gesproken met iemand die een LVB-problematiek [Lichte Verstandelijke Beperking] heeft en zich daar doorheen moet worstelen. Ze beheersen de taal niet.’
‘Een op de vijf is analfabeet of laaggeletterd in deze stad. Ze missen een steunend netwerk. De overheid zegt: “Ik heb van alles”, maar kijkt niet eens wat deze mensen nodig hebben om er gebruik van te maken. En als ze er geen gebruik van maken, zeggen ze: “Zie je wel, ik heb alles geregeld, maar ze maken er geen gebruik van. Dus dan willen ze blijkbaar niet.” Dat is lekker makkelijk.’
‘Mensen struggelen. Ze schamen zich dat ze een schuld hebben en in armoede zitten. Ze gaan zich isoleren, terugtrekken, hebben geen steunend netwerk. Wie ga je om hulp vragen? Wie wijst jou de weg tegenwoordig? Krijg ik in mijn brievenbus om de twee, drie maanden een soort hulpvraagwegwijzer? Nee. Er wordt verwacht dat mensen het allemaal zelf weten uit te zoeken. Maar ik was maatschappelijk werker en ik kon het niet eens vinden. Terwijl het mijn werk was en mijn taak. Ja, daar ga je van zuchten hè? We zouden er veel beter bij gebaat zijn als de hulp laagdrempelig zou zijn in wijken. In deze stad heb je zes, zeven punten nodig in een wijk voor de mensen die kwetsbaar zijn. En behoefte aan hulp. Stel die punten beschikbaar.’
Eigenlijk is jouw tegenstander de marktwerking. Je geeft schrijnende voorbeelden. Dat er durfinvesteerders zijn die geld verdienen aan jongeren met een lichte psychiatrische aandoening.
‘Geld verdienen aan dat soort kwetsbare mensen! Heel die schuldenindustrie… Je mag als bedrijf schulden opkopen van een ander bedrijf dat er niet zo veel zin meer in heeft. Vervolgens word ik opgejaagd door een of andere partij die me niet eens kan vertellen waar die schuld ooit is ontstaan. Bij wie, hoe hoog. Nee, ze gooien er nog eens een paar honderd euro bovenop terwijl ik al niks kan betalen. En ik heb het allemaal maar te pikken en niemand die mij beschermt. Hoe dan?’
Het is nogal een hardnekkige en grote tegenstander, die marktwerking. Waar ligt het begin van verandering op dat niveau?
‘Ja, waar ligt het begin? Ik denk bij een stukje verantwoordelijkheidsgevoel vanuit je bestaansrecht als organisatie. Deze partijen krijgen veel geld om zorg te verlenen. Maar de financiële belangen van hun organisatie lijken voorop te staan. Ik heb weleens een psychiater gehad die zei: “Nou, hij mag blij zijn dat wij bestaan; en dat hij hier zorg kan krijgen”. Ik zei: Nee, wij bestaan omdat wij ze mogen dienen.” Dus het is niet dat zij dankbaar moeten zijn. (En ik zeg ook niet dat wij dankbaar moeten zijn dat zij de problemen hebben!) Maar door de marktwerking maken we ons als organisatie en soms ook als hulpverleners dienstbaar aan het systeem. Terwijl we bestaan om de mensen te dienen. Dat wordt volledig uit het oog verloren, bij veel organisaties.’
Je stelt een holistische aanpak van het economische proces voor. De economie moet dienstbaar zijn aan de samenleving in plaats van andersom. Concreet idee: gebruik al het geld dat nu in de hulpverlening gepompt wordt om schulden te delgen.
‘Ja, ja. Dan hou je nog geld over! Miljarden hou je over. Ik roep dat weleens in het publiek debat. We houden de hulpverlening in stand, terwijl er een goedkopere oplossing is. En mensen zouden gelukkiger zijn. Dat is dat leuke kinderlijke naïeve verhaal om te delen. Om mensen tot inzicht te laten komen.’
‘Er wordt 11 miljard aan zorg uitgegeven voor 3,1 miljard oninvorderbare schulden. Mensen worden elke week, of zelfs elke dag, lastiggevallen door hulpverleners. Uiteindelijk leidt dat niet tot eten voor mijn kinderen. En ook niet tot het reduceren van mijn schulden. Maar ik heb wel vijf mensen elke week uit te leggen waarom ik niet doe wat zij van mij verwachten. Terwijl niemand mij vraagt waar ik behoefte aan heb. Wat is dat nou voor zorg? Iedereen wordt er wijzer van. Iedereen mag een factuurtje sturen of zijn salaris op je innen en op vakantie gaan. En jij in je lijden en je zorgen om je kinderen te voeden blijft achter met soms, helaas na een jaar en met al die hulpverleners over de vloer, nóg meer schulden dan toen ze binnenkwamen. Dat kan toch niet? Daar word je toch woedend van als je dat beseft?’
‘Ik bedoel, ik lach wel. Maar ik ben een heel boze vrouw.’
‘Omdat ik besef dat dit gebeurt en we het laten gebeuren. Het klopt niet, maar we verzetten ons niet. Voor de een is het geld verdienen. En mensen zoals ik zien dat daar lijden uit voortkomt. Soms hebben mensen een heel leven nodig om de schade in hun geest te reduceren.’
‘Mijn bijdrage aan het armoededebat gaat niet alleen over schaarste in consumptie en omstandigheden maar vooral over het leed en de trauma’s die eruit voortkomen. Ik sprak gisteren een vrouw van 43. Ze zei: “Daar heb ik nog nooit over nagedacht. Maar ik ben dat kind. En ik struggel nog steeds. Ik vind eigenlijk niet dat ik het waard ben om hier te mogen werken; of om een vriendin van iemand te zijn. En nu jij dit zo zegt, denk ik dat het allemaal voortkomt uit dat ik vroeger altijd maar buitengesloten werd. Niet mee mocht doen, niet volwaardig kind was om naar verjaardagsfeestjes te gaan.” Dus ze snapte gisteren door dat kleine gesprekje waar haar overtuigingen vandaan kwamen. En hoe haar als kind onrecht is aangedaan doordat wij, volwassenen en het systeem en de overheid, wij verantwoordelijken, dit kind in armoede hebben laten opgroeien. De gevolgen ervaart ze nu nog op haar 43ste.’
Dat is een vorm van levenslang. Jij zet je woede en je mateloze liefde in voor bewustwording?
‘We blijven aandacht vragen, aandacht vragen, aandacht vragen. Om het maar onder onze ogen te brengen. Ik besef dat dat me rete-impopulair maakt. In ieder geval zo voel ik het. Ik krijg weinig hulp, ik krijg veel oordeel over me heen. “Wie denkt ze dat ze is? Ze heeft een grote bek”. Ik ben een onaangepaste vrouw. Ik ben van alles, ik ben een activist. Ik ben vooral een humanist, maar ik ben vooral gewoon een vrouw. Ik vind het echt belangrijk dat mensen dat weten. Ik ben gewoon een vrouw die zich zorgen maakt over al die duizenden in onze stad. En met liefde zet ik me elke dag in om die onzin en dat leed en die onmenselijkheid in onze stad tegen te gaan. Dat is wie ik ben.’
Je denkt ook na over strategie?
‘Uiteraard, ja. Ik moet in oplossingen blijven denken. Ik beweeg op oplossingen waarvan ik denk dat het bijdraagt. Daarmee laat ik zien dat mijn manier van denken werkt. En dat dat dienstbaar is aan mensen die getroffen worden door armoede. Opdat zij zeggen, kijk, de armoede is niet minder geworden, maar het feit dat iemand mij ziet zonder oordeel en mij dienstbaar is maakt het zo veel verdraaglijker, mijn omstandigheden. Ja, dat is liefde. Liefde is ook gewoon een verhaal van wederkerigheid. Waar ik in de ander investeer, investeer ik uiteindelijk ook in mijzelf.’
Je zegt net, je wordt bijna uitgekotst in de stad. Maar je krijgt toch ook veel liefde terug, denk ik, van de mensen die je helpt, die je bijstaat?
‘Nou, dat vind ik vies tegenvallen. De mensen die ik help, ondanks dat ik een momentje een soort zachtheid breng, blijven natuurlijk dagelijks in hun gevangenis vastgehouden. Dus ook al waarderen ze mij, er is geen ruimte om ook een vorm van aandacht aan mij te schenken. Ze zijn dankbaar.’
‘Ik gok altijd op de twintig procent. Dertig procent kan het überhaupt niets schelen, denk ik. Veertig procent wordt wellicht getroffen, de officiële cijfers zijn het niet. Mensen met hoge inkomensschulden leven ook in armoede. Zzp’ers worden niet meegenomen in de cijfers. Tien euro boven de inkomensgrens ook niet. Dus ik denk dat in deze stad veel meer mensen getroffen worden. Je houdt nog maar twintig procent over waar ik kracht bij zou kunnen vinden, mensen die met mij in beweging komen om dit tegen te gaan. Maar ik ben en blijf, ondanks alle aandacht, media-aandacht, ondanks nominaties, bla, bla, bla gewoon eenzaam in mijn verhaal en in mijn strijd. Het blijft eenzaam.’
Is dat waarom je een tweede keer ongenadig hard met je kop tegen de muur bent gelopen? Precies dit?
‘Ja, en ik moet eerlijk zeggen dat ik misschien nu ook weer moet uitkijken. Het voelde de afgelopen weken alsof ik in een zwart gat wegglijd. Ik ben vermoeid. Ik doe binnen wat ik heb. Maar dat is niet genoeg om de verandering teweeg te brengen. En omdat ik niet anders kan, moet ik blijven doen wat ik doe. Maar alleen ga ik het nooit redden. Dus ik besef dat ik misschien wel weer een derde keer dezelfde route bewandel. En dat ga ik natuurlijk niet laten gebeuren. Zo wijs moet ik zijn. Dat staat ook in mijn boek.’
Je komt na die tweede diepe crisis wel bij het inzicht uit …
‘... eerst goed voor jezelf zorgen. Ja. Ik schrijf dat heel sterk in mijn boek, omdat ik in dat inzicht oprecht ook geloof. Alleen, ik hoopte dat in de tussentijd er wat mensen zouden opstaan waardoor ik meer gevoed of gesteund wordt. Of dat er ook een basis voor mijn eigen veiligheid wordt gelegd, voor de inspanningen die ik lever.’
‘Want ik mag horen van veel mensen in de stad “wow, wat doe je het goed! Doorzetten, volhouden!” En dan denk ik, maar van wat?’
‘Ik doe alles op eigen kracht, alles op mijn eigen geld. Ik verdien hier niks aan, maar ik moet doorzetten. En jij denkt dat dat genoeg is, jullie bemoedigende woorden? Ik vind het beledigend zelfs. Ik vind het irritant. En waar is je eigen verantwoordelijkheid? Waar is jouw beweging? Waarom moet ik alles doen? Ik hoor ook, je moet boterhammen smeren. Ik wil helemaal geen boterhammen smeren. Daar gaat mijn verhaal niet over. “Maar dat is waar de kinderen behoefte aan hebben.” “Ga jij die boterhammen smeren dan.” “Ja, ik maak me niet druk." Nee, precies. Ik wel. Op een andere manier. Ik geloof niet dat dit de oplossing is, dat ik voor 40.000 kinderen boterhammen ga smeren. Die kinderen willen gewoon thuis van hun ouders uit de broodtrommel brood kunnen trekken en zelf iets beleggen. En niet met wat wij ze toewerpen. Dat is een soort aalmoesjes toewerpen naar human needs en hun mensenrechten. Kan niet. Het is gewoon een gebrek aan een soort beschaving. Waar we elkaar verantwoordelijk voelen voor elkaar.’
‘Dus daar begint het een beetje waar ik impopulair word. In the end spreek ik iedereen aan op het niet nemen van verantwoordelijkheid voor elkaar. En wie ben ik dan dat jij mij dat kan komen zeggen? Vanessa, denk ik dan. Ik vind dat. Ik heb het recht om dat uit te spreken.’
Het boek dat Jasper van der Bovenkamp met jou heeft geschreven eindigt in majeur, voor jou persoonlijk althans. Je hebt werk. Ik mag hopen dat dat nog steeds het geval is?
‘Nee. Ik werk wel hoor. Ik moet ook mijn lasten kunnen betalen. Ik werk tegenwoordig als hostess. Daar verdien ik. Ik woon antikraak. Ik heb niet zo veel hoge lasten en niet zo veel nodig. Dus ik werk een paar dagen in de week zodat ik die basis op orde houd.’
Met andere woorden, je strategie is veranderd; je leeft niet meer zelf in armoede uit engagement en solidariteit?
‘Dat is wel veranderd. Ik hoef niet meer te laten zien dat ik mag spreken namens ons door in armoede te leven, nee. Maar mijn gedrevenheid en mijn verantwoordelijkheidsgevoel maken dat ik niet een goede balans bewaak tussen mijn eigen leven en het leed wat ik tegen wil gaan. Mijn verlangen is zo veel groter dan mijn wijsheid en verstand als het gaat om mijzelf.’
‘Ik heb de pech… nee, dat is geen pech. Ik werk samen met veel toffe mensen die vanuit mijn eigen netwerk komen. Dus ik werk hard en ik doe veel. En tegelijkertijd heb ik veel plezier in alles wat ik doe. Als ik dan ook nog eens kinderen blij maak, als ik hoor “Mevrouw of juf, dankjewel dat je deze dag hebt georganiseerd”, ja, wordt je hart toch lichter van. Dan denk ik, volgend weekend weer.’
‘Ik mag op woensdag Kinderwijkraad doen. Dat is echt mijn lichtpunt in de week. Die kinderen herinneren me er ook altijd aan waarom ik doe wat ik doe. In de Kinderwijkraad leren we kinderen dat hun stem, actie, inzet telt. We vragen ze wat de problemen zijn in deze wijk en wat de oplossingen zouden kunnen zijn. En hoe kunnen we dat zelf aangaan en laten ontstaan?’
‘We hebben nu een eerste termijn achter de rug. Die kinderen hebben zo veel leuke dingen meegemaakt in deze ontdekkingstocht. Ze hebben de burgemeester en de wethouders toegesproken. Klokhuis is bij ons geweest. Ze hebben veel ervaren in de afgelopen weken. We zijn echt een soort groepje. En ze hebben ervoor gekozen om de strijd aan te gaan voor meer kleur in de wijk met een campagne voor een groenere en schone wijk. En als dat ziet… Je schrijft een tekst, je maakt een nummer, met een beat in anderhalf uur tijd! Eerst durven kinderen niet, maar door de juiste stimulans en motivatie van de begeleiders hebben ze in anderhalf uur tijd een heel nummer opgenomen! Dan denk ik, zie je wel, het klopt wat ik zeg. Als je kinderen positief stimuleert gaan ze in hun kracht staan en komt er goud uit hen voort. Als iedereen vanuit talent, passie, iets mag bijdragen. Zo laten we zien hoe het leven ook werkt, door samen te gunnen, te delen, krachten te bundelen. Dat je met elkaar tot zo veel in staat bent voor zo weinig geld. Niet praten, gewoon doen. We doen het allemaal uit liefde, maar ik mag er trouwens wel anderhalf uur voor factureren.’
Waar zou jij nu concreet mee geholpen kunnen zijn?
‘Ik werk hard elke dag. Ik doe veel. Dus als mensen de waarde van ons werk zouden inzien en misschien tien europ per maand zouden storten en tweehonderd mensen doen dat, dan heb ik een vorm van basisinkomen. Voel ik me veilig om nog meer hiervan vanuit kracht te brengen. Ik ben mezelf nu weer aan het uitputten omdat ik alles op eigen kracht doe. Ja, dat helpt dus ook niet. Tweehonderd mensen een tientje per maand, dat zou mooi zijn. Dan is mijn basis safe. En dan kan ik ook laten zien aan iedereen dat als je mensen in de basis safe houdt, zij vanuit hun talenten kunnen bijdragen aan een betekenisvolle samenleving.’