Welkom in de wereld van de zelfgroeiende huizen
Hout is overal en van alle tijden; de mens is een houtbewerker. Dat we de afgelopen 150 jaar onze huizen nauwelijks meer van hout bouwden, is een modegril. Tijd voor een comeback van het duurzaamste bouwmateriaal ooit.
Toen de Deense amateur-archeoloog Christian Jürgensen Thomsen in 1816 als vrijwilliger aan de slag ging in het Deense Nationaal Museum deed hij iets wat de archeologie voor altijd zou veranderen. Hij sorteerde de collectie prehistorische museumstukken – wapens, sieraden, gereedschappen – op basis van functie en het materiaal waarvan ze waren gemaakt.
Daarmee schiep hij niet alleen een ‘taal der dingen’ die kenmerkend zou worden voor de archeologie, maar ook de eerste chronologische orde in een verleden van vóór het schrift: steen (oud), brons (iets jonger) en ijzer (nog jonger).
Thomsen publiceerde zijn manier van ordenen in 1837,* en sindsdien kennen we in de archeologie het zogeheten ‘drieperiodensysteem’ van steentijd, bronstijd en ijzertijd, nog altijd de basis van het vak. Maar Thomsens indeling is ook een van de redenen dat het materiaal dat zeer waarschijnlijk het allermeest gebruikt werd in de prehistorie – en álle daaropvolgende periodes – naar de achtergrond verdween.
Ik heb het over hout.
Brandstof, grondstof maar vooral: bouwmateriaal
De mens, dat is een houtbewerker. Van de 109 miljard mensen die er ooit hebben geleefd,* zullen er weinig zijn die niet met hout in aanraking zijn gekomen. Hout is van ons allemaal, altijd al geweest. Het is een brandstof, grondstof en vooral: bouwmateriaal.
Bouwen met hout, dat doen we al heel lang. Sterker nog, staal,* beton* en glas,* de bouwmaterialen die ons zo normaal voorkomen, zijn historisch gezien de uitzondering. Een recente modegril van de laatste 150 jaar, die in het niet valt bij de duizenden jaren houtbouw.
Hout staat sinds kort weer volop in de schijnwerpers als bouwmateriaal. In Amsterdam opende in 2022 HAUT, met 73 meter het hoogste houten woongebouw in Nederland. In Londen wil Google van zijn hoofdkwartier een ‘landscraper’ maken, een langgerekt gebouw met een façade van ruim 23 duizend vierkante meter die helemaal van hout is, de grootste houten façade ter wereld.
Het zijn prestigeprojecten, die volgens sommige architecten een houtrevolutie in de bouw aankondigen. Wat volgt is normale laagbouw, zoals de zevenhonderd aangekondigde woningen in de eerste volledig houten wijk in Amsterdam-Zuidoost.*
Hout is een materiaal dat de moderne bouwsector volledig op zijn kop kan zetten. Niet alleen omdat het staal en beton kan vervangen, maar omdat het een andere manier van denken introduceert: tegen de tijd dat je dit artikel uit hebt, zijn er ongeveer 45 eengezinswoningen aangegroeid in de Europese bossen.
Klinkt gek? Dat is wood for thought.
Waarom we ons zo verbonden voelen met hout
Er is geen historisch moment aan te wijzen waarop hout een grote vlucht nam. Geen uitvinder die aan de wieg van dit materiaal staat. Van het moment dat onze verre voorouders uit bomen naar beneden kwamen, rechtop gingen lopen, houten werktuigen begonnen te gebruiken en vuur wisten te maken tot het moment – miljoenen jaren later – dat we over die evolutie schrijven op papier, gemaakt van houtpulp: hout is overal en van alle tijden.
In eerste instantie was het niet bouwen dat we deden met hout, maar verbranden. Van zo’n 400.000 jaar geleden tot diep in de 19de eeuw waren we volledig afhankelijk van hout om ons voedsel te bereiden, onze huizen te verwarmen, en productieprocessen zoals het smelten van ijzer van energie te voorzien. De schatting is dat tot 90 procent van de pre-industriële houtkap bedoeld was voor brandstof.*
We voelen ons verbonden met hout, herkennen onszelf erin. Hout leeft, veroudert en sterft. Het vergaat en wordt vergeten
En mocht je denken dat deze praktijk tot het verleden behoort: in 2020 werd er nog ruim 1,9 miljard kubieke meter hout gekapt om als brandhout te dienen, bijna de helft van alle boskap dat jaar. Hout en vuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en dat brandbare imago speelt hout als bouwmateriaal dan ook parten, maar daarover later meer.
Van hout is ook van alles te maken. Heel soms vangen we daar een glimp van op, zoals de houten speren die werden gevonden in een bruinkoolmijn nabij het Duitse Schöningen. Gemaakt van spar, 300.000 jaar oud en op zo’n manier bewerkt en uitgebalanceerd dat ze niet onderdoen voor een moderne olympische speer.* Of het mannetje van Willemstad, dat met zijn scheve neus, ongelijke ogen en gekke grijns de oudst bekende verbeelding van de mens is in Nederland; gesneden uit eikenhout, 7.500 jaar geleden. Of neem de waterput uit het eveneens Duitse Altscherbitz, een project van een steentijdboer. De houten planken zijn wat grof bewerkt – dat is ook lastig zonder metalen werktuigen – maar ze zijn met elkaar verbonden op een manier die een timmerman 7.000 jaar later meteen zal herkennen: de pen-en-gatverbinding.
Dat we een beetje nostalgisch worden van hout is dus wel verklaarbaar. We voelen ons verbonden met hout, herkennen onszelf erin. Hout leeft, veroudert en sterft. Het vergaat en wordt vergeten.
Hout is dan ook opvallend onzichtbaar in de geschiedenis, in al zijn aanwezigheid. Misschien juist omdat het zo’n vanzelfsprekend materiaal is? Misschien door zijn vergankelijkheid? Hout is niet duurzaam zoals steen. Vandaar dat we allemaal Stonehenge kennen, maar vrijwel niemand weet dat er ook ooit een even zo indrukwekkende Woodhenge was.
Dat houtbouw nu weer populair wordt, is geen revolutie: het is een comeback
Van hout is alles te maken – dus ook een van de primaire levensbehoeften van de mens: een dak boven het hoofd.
De eerste boeren in Nederland, die zo’n 6.000 jaar geleden leefden,* waren meesters in de houtskeletbouw. Dat gaat niet over een schamel hutje: dat waren grote en zware constructies tot wel 35 meter lang. En een houten gebouw van meerdere verdiepingen? Voor onze voorouders in China geen probleem. De Yingxian-pagode in de Chinese provincie Shanxi is 67 meter hoog.* Dat scheelt niet zo veel met het huidige hoogste houten gebouw ter wereld: Mjøstårnet in Noorwegen, een 85 meter hoge toren vol appartementen, kantoren en een hotel. Alleen: de Yingxian-pagode is al duizend jaar oud.
Dat houtbouw nu weer zo populair wordt, is helemaal geen revolutie. Het is een comeback. De juiste vraag is dan ook niet of we weer met hout moeten gaan bouwen. De vraag is: waarom zijn we er eigenlijk mee gestopt?
‘Uniformiteit’, antwoordt Pablo van der Lugt, specialist op het gebied van biobased bouwen en auteur van het boek De Houtbouw Revolutie. ‘Hout is een onvoorspelbaar materiaal.’
Dat klopt. Ga in gesprek met iemand die hout bewerkt, en je zult ongetwijfeld te horen krijgen dat ieder stuk hout uniek is. Het is de reden dat er hele documentaires gemaakt kunnen worden over de zoektocht naar de ideale boom voor de perfect klinkende viool.*
Hout heeft karakter. Dat is een voordeel, want het maakt hout esthetisch aantrekkelijk en er is voor ieder wat wils. Maar het is ook een nadeel. Want karakter, daar zit de bouwsector helemaal niet op te wachten. Van der Lugt: ‘De variëteit is groot en dat maakt hout een onbetrouwbaar materiaal.’ Oftewel: met hout wordt alles maatwerk. Leuk voor de romantici, maar verre van efficiënt en dus relatief duur. Voorspelbare materialen genieten de voorkeur boven grillige.
‘Staal en beton zijn technocratische materialen’, vertelt Van der Lugt. ‘Ze bieden uniforme technische prestaties op een industrieel niveau. Iets wat hout niet kon bieden.’
Tot voor kort.
Nieuwe houtsoorten zijn ijzersterk – letterlijk
Met de introductie van massief hout aan het einde van de vorige eeuw is het speelveld ingrijpend veranderd.
Massief hout, dat is bijvoorbeeld kruislaaghout, ook wel bekend als CLT. Gemaakt van snelgroeiende naaldhoutsoorten zoals spar die tot planken zijn verzaagd, en die vervolgens in lagen op elkaar worden verlijmd, waarbij de houtnerf steeds haaks op die van de laag eronder ligt. Daarmee kunnen enorme, uniforme en sterke panelen gemaakt worden; een soort multiplex on steroids. Of glulam: zelfde principe, maar hier liggen de planken met de nerf in dezelfde richting. Is een boom te kort om een balk voor je overspanning uit te zagen, al dan niet in boogvorm? Glulam is de oplossing.
Hout is van een lastig materiaal met karakter veranderd in een voorspelbaar, geoptimaliseerd en zelfs gestandaardiseerd materiaal
En wat te denken van gelamineerd fineerhout (LVL)? Daarbij wordt een boom niet meer verzaagd, maar gepeld. De productie heeft wel wat weg van een enorme appel die geschild wordt. Binnen enkele tellen is een boomstam in tientallen vellen hout veranderd. Pers die weer samen en je krijgt ijzersterk hout – letterlijk. Na een speciale chemische behandeling is LVL zelfs sterker dan staal.*
Daarmee is hout van een lastig materiaal met karakter veranderd in een voorspelbaar, geoptimaliseerd en zelfs gestandaardiseerd materiaal. ICT speelt daarbij een grote rol. Bij de productie van massief hout wordt iedere plank gescand op fouten, zoals te grote knoesten of scheuren. Die worden eruit gehaald, zodat de stijfheid en sterkte gewaarborgd blijven.
Daarmee verandert ook hoe wij bouwen. Van de plek voor een stopcontact tot de deurpost, het kan allemaal in elementen worden voorbereid in de fabriek, met ongelooflijke precisie. De elementen hoef je dan slechts nog in elkaar te klikken – een soort IKEA voor gevorderden. Nog een stap verder gaat modulair bouwen, waarbij hele gebouwdelen kant-en-klaar worden aangeleverd om zich in elkaar te laten zetten als Lego.
Een constante aanvoer van beton in ronkende en vervuilende betonwagens kan daarmee verleden tijd worden. Zo werd de bouw – of eigenlijk: de montage – van Dalston Works, een appartementencomplex in Londen, met negen maanden verkort dankzij de keuze voor hout, en er waren zeshonderd minder ritten met betonwagens nodig.* De montage van de bijna tweehonderd houten hotelkamermodules van Hotel Jakarta in Amsterdam nam slechts drie weken in beslag.*
Houtbouw is snel, stil en efficiënt. De bouwplaats wordt een montageplaats. En met een beetje geluk ruikt het er zelfs lekker naar vers gezaagd hout.
Klinkt goed allemaal, maar de hoofdreden om met hout te bouwen is natuurlijk duurzaamheid.
Is het een goed alternatief?
Door de bevolkings- en welvaartsgroei zal er de komende decennia in hoog tempo gebouwd gaan worden, met name in Azië en Afrika. Er zal zo’n 230 miljard vierkante meter vloeroppervlak bij komen voor 2060.* Zelfs als er extreem efficiënt gebouwd wordt, zou het aandeel in CO2-emissies van de bouwsector twee keer groter zijn dan wat die sector uit mag stoten om de opwarming van de aarde onder de 1,5 graad te houden.*
Maar dat is als we met beton, staal en glas bouwen.
Bouw met hout en al die nieuwe gebouwen zouden juist een koolstofreservoir kunnen worden, zoals een groep onderzoekers aan de universiteit van Yale betoogt. Want in hout wordt CO2 opgeslagen. In het gunstigste scenario, waarin de komende dertig jaar 90 procent van de nieuwbouw wereldwijd in hout gebeurt, zou er, schatten de onderzoekers, tot 20 gigaton aan CO2 opgeslagen kunnen worden.
Dat wil niet zeggen dat hout per definitie duurzaam is of geen uitstoot veroorzaakt bij de productie. Om voor de bouw gebruikt te kunnen worden, moet het vochtgehalte van hout onder de 20 procent liggen. En omdat we in een nogal ongeduldige samenleving leven, wachten we liever niet totdat dit op een natuurlijke manier is gebeurd, want dat kost maanden of zelfs jaren. Dus drogen we hout in ovens. Om 1 kuub hout te drogen heb je – afhankelijk van de houtsoort – 1 tot 3 gigajoule energie nodig.* Ter vergelijking; je verbruikt ongeveer 1 gigajoule als je 230 uur aan één stuk stofzuigt, of 5.500 uur op het internet surft.*
Het drogen van hout is dan ook veruit de meest energieslurpende stap in het productieproces van bouwhout, tot wel 92 procent van het totaal.* Tenzij je dat drogen met duurzame energie doet, leidt dit tot behoorlijk wat CO2-uitstoot.
Maar dat hoeft geen probleem te zijn. De hoeveelheid CO2 die tijdens de levensduur van hout wordt opgeslagen is namelijk vele malen groter dan de uitstoot tijdens de verwerking.* ‘Hout is een dubbel circulair materiaal’, vertelt Pablo van der Lugt. ‘Niet alleen is het uitstekend te hergebruiken als het demontabel wordt ontworpen, de grondstof voor hout groeit ook terug.’
Duurzame houtbouw leidt daarmee op drie manieren tot CO2-reductie: door CO2 vast te leggen in bossen, door die CO2 vast te houden in de gebouwde omgeving, en door de uitstoot van traditionele bouw te vermijden.
Maar als er al zo veel kan, en als houtbouw zo veel voor ons kan betekenen om de klimaatdoelstellingen te halen, waarom stapt de bouwsector dan niet en masse over op hout? Waar zit de rem op houtbouw?
‘Mythes’, zegt Van der Lugt.
Hardnekkige houtbouwmythes
Die mythes, daar probeert Van der Lugt mee af te rekenen. En dat is hard werken.
Een van de mythes over houtbouw is brandveiligheid. De angst voor vuur is verklaarbaar, gezien de lange geschiedenis van hout als brandstof. Iedereen met een beetje historische kennis zal een stadsbrand kunnen opnoemen. Hout brandt, zo veel is duidelijk, maar dat wil niet zeggen dat al het hout even brandbaar is.
Het doet pijn om een boom te kappen, maar het idee dat houtbouw tot ontbossing zou leiden is simpelweg niet waar
Hout kan zelfs brandvertragend werken, als het maar dik genoeg is. Massief hout vat niet zomaar vlam, en zelfs áls dat gebeurt dan zal eerst de buitenste laag verkolen, waardoor de onderliggende lagen beschermd blijven en hun constructieve eigenschappen behouden. Dat principe werkt zo goed dat er zelfs gebruik van is gemaakt in de ruimtevaart. Verschillende Chinese satellieten zijn met een 15 centimeter dik houten hitteschild teruggekeerd naar aarde.* Hoezo brandbaar?
Een andere mythe is dat hout inzetten voor de bouw tot ontbossing zou leiden. In tegenstelling tot staal, beton, plastic en glas, waarvan we vaak helemaal niet weten welke grondstoffen erin zitten en waar die vandaan komen, weten we dat bij hout maar al te goed: bos. En dat zien we niet graag gekapt worden. Daarin gaan sommige mensen zo ver dat ze zich vastketenen aan bomen.*
Van der Lugt: ‘Het doet pijn om een boom te kappen, maar het idee dat houtbouw tot ontbossing zou leiden is simpelweg niet waar.’
In zijn recente publicatie over houtbouwmythes geeft hij de cijfers: Europa bestaat voor bijna 40 procent uit bos en jaarlijks groeit er ongeveer 1 miljard kubieke meter hout bij.* Daarvan wordt ongeveer 600 miljoen kubieke meter geoogst. Stel dat je in Europa ieder jaar één miljoen nieuwe huizen bouwt waarvoor je 50 kubieke meter hout per woning gebruikt, dan ben je met 50 miljoen kubieke meter klaar.* Geen enkel probleem dus.
Een recent Amerikaans onderzoek komt met vergelijkbare conclusies: ‘Zelfs de meest optimistische prognoses van de groei van massief hout zullen niet meer bedragen dan de laagst verwachte jaarlijkse toename in de oogstbare naaldhoutvoorraad van het land’, schrijven de auteurs.*
Dan hebben we het wel over relatief snel groeiend hout. Voor andere hoogwaardigere (en dus gewildere) houtsoorten afkomstig uit kwetsbare bosgebieden is het een ander verhaal. IKEA, een van de grootste verbruikers van hout ter wereld,* beweert dat al zijn hout het Forest Stewardship Council-keurmerk heeft en dat het geen hout gebruikt uit kwetsbare bosgebieden. Maar in onder andere Roemenië zijn ze daar niet zo zeker van. Daar verdwijnen in hoog tempo Europa’s laatste oerbossen om in de gedaante van een Brimnes of Småstad in menig slaapkamer op te duiken.
Toch heeft houtbouw – mits afkomstig uit duurzaam beheerde bossen – de toekomst.
Innovatie is één, acceptatie is twee
Het grootste struikelblok voor innovatie is vaak niet de techniek erachter, maar de sociale acceptatie ervan. Daarin verschilt hout niet zo veel van andere innovaties. Koffie, koelkasten en wisselstroom, zaken die we nu als volstrekt normaal beschouwen – allemaal hadden ze een moeilijke start. En ook bij het eerste flatgebouw van beton en staal, het Ingalls-gebouw in Cincinnati, werd in eerste instantie de vergunning geweigerd. De angst was dat het gebouw nog geen twee weken zou blijven staan.
Rondom hout leven – naast de brandbaarheidsmythe – andere angsten die de acceptatie ervan remmen. Houtbouw vormt een bedreiging voor een ongekend machtige industrie. Hele generaties architecten en aannemers zijn opgeleid met beton, staal en glas, niet met hout. Bovendien is hout in de publieke opinie een zwak en kwetsbaar materiaal. Dat is er met de paplepel bij ons ingegoten. Dat verhaal van de drie biggetjes? Daarin wordt het houten huisje rücksichtslos omvergeblazen door de wolf – in tegenstelling tot het bakstenen huis.
Kortweg, er is geen houtmentaliteit meer. En dat los je niet op met technische ontwikkelingen. Het wordt dan ook hoog tijd voor een vierde – duurzaam – biggetje, dat bouwt met CLT.
Dat biggetje zal dan – mede dankzij het hout waarmee het zich omringt – op een heel andere manier de wereld bezien. En daarin zit misschien wel de grootste verandering.
Hout is een andere manier van denken
Het meest in het oog springend in publicaties zoals die van Van der Lugt en wetenschappelijke artikelen over houtbouw, is namelijk de manier waarop er naar het bouwmateriaal wordt gekeken. Het gaat in die stukken over houtakkers, over het oogsten van bouwmateriaal en het (terug)groeien van huizen. Met bijbehorende berekeningen.
Een voorbeeld: het appartementencomplex Limnologen in Zweden is een zeven verdiepingen tellend gebouw uit hout.* Stel dat dit gebouw om de vijftig jaar vervangen wordt, dan is een stukje bos van 35 bij 45 meter (ongeveer 0,2 hectare) genoeg om dat gebouw tot in lengte van dagen te vernieuwen.*
Hout zal niet alleen onze gebouwde wereld veranderen, het verandert ook hoe wij die wereld beschouwen en behandelen
Dat is een vorm van circulair denken die niet mogelijk is bij beton, staal en glas. Want hoezeer je die materialen ook probeert te recyclen (als dat al mogelijk is; vaak gaat het over downcyclen), ze groeien niet terug. Voor erts, zand en grind – de grondstoffen van staal, glas en beton – geldt: eenmaal uitgegraven, altijd uitgegraven.
Ja, een boom vellen doet pijn. Maar dat we dat zo ervaren is veelzeggend. Hout is een menselijk materiaal.
Bovendien wordt de feedbackloop – die bij beton en staal zo lang en ondoorzichtig is – bij hout inzichtelijk. Als consument hebben we geen flauw idee welke pijn we veroorzaken wanneer we staal en cement produceren, want die pijn voelen we nu niet; die komt later. Het is, zoals David Van Reybrouck het verwoordt, kolonisatie van de toekomst.
Dat gaat niet met hout. Bomen moeten geplant worden en de tijd krijgen om te groeien voordat je ze oogst. Hout dwingt tot nadenken in cycli van dertig tot zeventig jaar, te overzien in een mensenleven. Hout zal dus niet alleen onze gebouwde wereld veranderen, het verandert ook hoe wij die wereld beschouwen en behandelen.
Misschien is dat nog wel belangrijker dan de houtbouw zelf. Hout dwingt ons de denkkaders van de moderne tijd – onze fossiele jaren – achter ons te laten en op een andere manier met de wereld om te gaan. Minder als één groot materialendepot waaruit we ongestoord kunnen nemen wat we willen, en meer als een symbiotisch geheel, waarbij stad en natuur, en mens en materiaal met elkaar verbonden zijn.
Zoals ik al schreef: er zijn in de tijd dat je begon met lezen in Europa 45 grote eengezinswoningen aangegroeid. Elke twintig seconden één huis.
Dat is radicaal gedachtegoed.
Het zal nog even duren voordat we het volstrekt normaal vinden dat huizen groeien. Maar wanneer het zover is, dan is er een wereldbeeld gekanteld.