De meest uitgesproken man van het Britse koningshuis moet vanaf nu zijn mond houden
74 jaar heeft hij erop moeten wachten, maar morgen is het eindelijk zover: Charles III wordt gekroond tot staatshoofd van het Verenigd Koninkrijk en vijftien andere Gemenebestlanden, waaronder Australië, Canada en Jamaica.* De man die driekwart eeuw kampte met een existentiële crisis – zijn eretitel ‘Prince of Wales’ is de definitie van een bullshitbaan – erft een land dat onder zijn moeder Elizabeth II al slonk van Rijk naar Little Britain, en na de Brexit en vier premiers in drie jaar verre van stabiel genoemd kan worden.
Wie wil weten wat voor persoon morgen met een 362 jaar oude kroon, staf en bol zal paraderen op de 13de-eeuwse mozaïekvloer van de Londense kerk Westminster Abbey, doet er goed aan zich te laten informeren door een geweldig profiel van The New Yorker-journalist Rebecca Mead.
Charles, schrijft Mead, is altijd een vreemde eend in de bijt van het Britse koningshuis geweest. Hij is een extreem geprivilegieerde figuur die zich niettemin achtergesteld voelt; een progressieve conservatief; zeer belezen maar geen intellectueel; een man die wenst dat de wereld zich wapent tegen milieuvervuiling en sociale ongelijkheid, en ondertussen mijmert over een haast feodale utopie met schapenboeren en het vlees met een ‘werkelijk heerlijke smaak en textuur’ dat zij produceren.*
De vorstelijke jaren van Charles III worden in het bijzonder interessant vanwege de traditie van de koning die geen mening mag bezigen. De langdurige prins heeft zijn opinies nooit onder stoelen of banken gestoken – over homeopathie, over naoorlogse architectuur, over de keerzijde van de verlichting. Lukt hem dat wel zodra hij plaatsneemt op de troon, of kan hij een lofzang op voetbalclub Burnley niet onderdrukken?
The New Yorker: ‘Can Charles Keep Quiet as King?’ (Leestijd: 35 minuten)