Genderzorg is een taak voor de maatschappij, niet alleen voor de medische wereld

Valentijn De Hingh
Correspondent Populaire cultuur

De bestaande genderzorg sluit niet aan op de toenemende en veranderende vraag. Maar door de maatschappelijke positie van trans mensen te verbeteren, los je wellicht een deel van hun problemen op zonder dat er een arts aan te pas hoeft te komen. Dat blijkt uit belangrijk onderzoek dat deze week verscheen.

Er bestaan een heleboel onderzoeken die versimpelde verklaringen bieden voor complexe ontwikkelingen. Het rapport is er niet een van.

In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) deed het onderzoek naar de toegenomen en veranderende vraag naar transgenderzorg van de afgelopen jaren.

De samenvatting? De explosieve toename van mensen die zich aanmelden voor transgenderzorg, is te wijten aan een complex samenspel van individuele én maatschappelijke factoren. En is dus niet te verklaren aan de hand van een enkele tendens.

Daarmee is het rapport van het PDGG meteen al een verademing om te lezen. De berichtgeving over de gestegen vraag naar transgenderzorg is doorgaans namelijk doorspekt met oversimplificeringen en luie aannames.

Zo zou er volgens sommige opiniemakers zonder twijfel sprake zijn van waarbij met name jongeren via sociale media ‘aangestoken’ worden met het idee dat ze transgender zijn en hormoonbehandelingen of operaties nodig hebben. Of zou mentale problematiek als depressie, trauma of persoonlijkheidsstoornis de laatste jaren ten onrechte voor Of zou het ongemak met het lichaam – dat in principe elke puber ervaart – inmiddels te snel reden zijn tot

Het rapport van het PDGG laat zien waarom de bovenstaande conclusies hopeloos tekortschieten: omdat ze de vele subtiele interacties tussen alle ontwikkelingen rondom gender volledig buiten beschouwing laten.

Dus, wat staat er precies in dat rapport?

Van het ministerie van VWS kreeg het onderzoeksteam drie onderzoeksvragen mee: hoe kunnen we de toename in het aantal transgender personen verklaren, hoe kunnen we de toename in de vraag naar transgenderzorg verklaren, en hoe kunnen we verklaren? 

Om deze vragen te beantwoorden, voerde het team het onderzoek zo veel mogelijk uit vanuit een multidisciplinaire benadering. Niet alleen analyseerde het bestaande datasets over de transgender populatie van de afgelopen twintig jaar, ook bracht het theoretische inzichten rondom gender en de ontwikkeling van genderidentiteit uit meerdere academische disciplines samen. Daarnaast voerde het een uitgebreide media-analyse uit, en organiseerde het meerdere focusgroepen met trans mensen, ouders en zorgverleners.

De belangrijkste conclusies op een rij:

1. Of het aantal trans mensen is toegenomen, is niet vast te stellen

Meteen al interessant: uit de bestaande data over de trans gemeenschap van de afgelopen twintig jaar is geen toename van het aantal transgender personen op te maken.

Dat zit zo: uit de analyse van het PDGG blijkt dat de cijfers van verschillende studies dusdanig van elkaar verschillen dat het erg moeilijk is ‘generaliseerbare’ uitspraken te doen over – bijvoorbeeld – een trend in de toename van het aantal transgender personen in Nederland.

Een deel van de transgender gemeenschap blijft in onderzoek altijd buiten beeld

Het grootste probleem is dat in de bestaande studies geen eenduidige, gemeenschappelijke definitie van een ‘trans persoon’ wordt gebruikt. Veel onderzoeken gebruiken zogenoemde ‘proxy’s’: ze kijken bijvoorbeeld alleen naar de groep op de wachtlijst voor genderzorg, of de groep patiënten met een diagnose genderdysforie, of de groep die het juridische geslacht liet wijzigen.

Daardoor ligt altijd maar een deel van de transgender gemeenschap onder de loep, en blijft dus een deel buiten beeld.

Hoewel de onderzoekers van het PDGG daardoor niet kunnen vaststellen of het aantal trans mensen wel of niet is toegenomen, signaleren ze wel een toename van het aantal patiënten op de wachtlijst voor genderzorg. Daarnaast stellen ze vast dat trans mensen door de jaren heen zichtbaarder zijn geworden, in de media en online.

2. De toegenomen vraag naar genderzorg komt door een gebrek aan kennis en acceptatie búíten de genderzorg

Uit de analyse van het PDGG-team blijkt dat het grote gezondheidsgevolgen heeft als je niet helemaal binnen de gangbare gendernormen van de maatschappij past. Dat zorgt bij veel trans mensen voor ‘minderheidsstress’: stress die voortkomt uit het ervaren van stigma en discriminatie, of het anticiperen daarop.

Mede door hun toegenomen zichtbaarheid polariseerde en verhardde het debat over de plaats van transgender personen in de maatschappij. Dat leidt tot een extra zorgvraag: trans mensen zoeken de genderzorg op voor maar ook voor ondersteuning bij het zich staande houden in een soms nog erg trans-onvriendelijke samenleving.

Op dit moment is specialistische zorg de enige plek waar kennis, aandacht en medische en psychologische zorg Huisartsen of ggz-zorgverleners verwijzen patiënten met gendervragen daarom vaak door naar de specialistische zorgcentra. Terwijl ook zij ondersteuning bij gendervraagstukken of minderheidsstress zouden kunnen bieden. Of – niet te vergeten – mensen buiten de zorg: ouders, familie, vrienden, begeleiders op school.

Het ontbreken van kennis binnen al deze domeinen zorgde ervoor dat de wachtlijsten voor genderzorg de laatste jaren dichtslibden.

3. Het aanbod van genderzorg sluit niet aan op de vraag

Momenteel is de specialistische zorg voor trans personen vooral ingericht op genderbevestigende medische behandelingen: het vaststellen van genderdysforie, het voorschrijven van puberteitsremmers of hormoonbehandelingen, het bieden van chirurgische ingrepen.

Zolang de transgender gemeenschap met de nek aangekeken wordt, zal het een groep blijven met een grote zorgvraag

De structuur van die medische zorg vereist vastomlijnde diagnoses en protocollen. Maar dat sluit lang niet altijd aan bij de behoeftes van de transgender gemeenschap. Bijvoorbeeld omdat veel transgender personen juist behoefte hebben aan het onbevangen kunnen verkennen van hun genderidentiteit, vooral als die ergens tussen de binaire man-vrouwverdeling valt. De strakke structuur van het specialistische zorgsysteem leent zich hier niet voor. Maar, zoals we al zagen: deze zorg is nu nog wel de enige plek waar ook deze personen terechtkunnen.

Bovendien blijft het de vraag welk probleem de genderzorg eigenlijk aan het oplossen is. Natuurlijk is deze zorg van groot belang voor transgender personen die hun lichaam in lijn willen brengen met hun genderidentiteit. Maar momenteel, zo constateert het PDGG, worden ook de psychosociale problemen die het gevolg zijn van hun positie in de samenleving opgepakt in de medische context. 

Hoe nu verder?

Het PDGG-rapport laat ook zien hoe beleid en vervolgonderzoek rondom trans mensen beter kunnen. De belangrijkste aanbeveling is dat er binnen de reguliere zorg meer aandacht en kennis moet komen voor gendervraagstukken. Ook zou duidelijk gecommuniceerd moeten worden waar trans personen daarvoor terechtkunnen.

Ook moet er op maatschappelijk vlak geïnvesteerd worden in de integratie van trans personen. Zolang de transgender gemeenschap met de nek aangekeken wordt, zal het – vanwege de minderheidsstress – een groep blijven met een grote zorgvraag. Door de maatschappelijke positie van trans mensen te verbeteren, los je een deel van hun problemen op, zonder dat er een arts of ziekenhuis aan te pas hoeft te komen.

Tot slot doet het team ook enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek naar trans personen. Zo moeten definities van trans personen die een deel van de gemeenschap buiten beeld laten vermeden worden, omdat ze onderzoek op de langere termijn onmogelijk maken.

Als alternatief stellen de PDGG-onderzoekers een systeem van zelfidentificatie voor, waarbij respondenten in bevolkingsbreed onderzoek kunnen aangeven hoe zij zich nu identificeren, en welk geslacht zij bij geboorte toegewezen kregen. Zo verzamel je gegevens over trans mensen vanuit de hele Nederlandse bevolking, én over de verscheidenheid in genderidentiteiten.

Lees ook: