Goede Gesprekken
Land van Ons. Lex Bohlmeijer in gesprek met Franke Remerie
SoundCloud
Interview

Franke Remerie (Arnhem, 1957) vond het steeds moeilijker om aan te zien hoe de biodiversiteit in Nederland dankzij de intensieve landbouw en veehouderij steeds verder achteruitgaat, in een langzaam en slopend proces. De maat was vol.

Een paar jaar geleden richtte hij samen met Jaap Benschop een coöperatie op: Land van Ons. Die richt zich op het opkopen van grond, die vervolgens door zelfstandige boeren kan worden gebruikt – maar wél volgens de plannen van de stichting, met oog voor biodiversiteit. Zo stimuleert Land van Ons de overgang naar een natuurinclusieve manier van boeren.

Er zijn inmiddels zo’n 24.000 leden. Al het werk wordt gedaan door vrijwilligers. Zo ook door Remerie. Hij was interim bestuurder, maar stopte met werken om zich volledig te kunnen wijden aan Land van Ons. Een echte idealist dus, met radicale ideeën.

Hij is op het ogenblik herstellende van een zware oververmoeidheid. Zijn gezondheid is kwetsbaar, en een dubbele longontsteking geeft zijn stem iets rasperigs, maar – typerend genoeg – praten over zijn idealen? Dat wil hij wel.

Hij woont met zijn vrouw en een drietal honden in het bos, midden in de Achterhoek. Het is een zonnige dag, hier en daar slaat de geur van pas gemaaid gras je in het gezicht. Achter het huis ligt een diepe tuin met vijvers, waarin je iets van het oorspronkelijke ontwerp kunt zien, maar die inmiddels volledig is verwilderd. Het gras staat wel 50 centimeter hoog.

Lees transcript

Ik zie dat je goed bent in laten verwilderen. 

‘Dit is mooi. Hier zie je geen mooie aangelegde bordertuin. Dit is helemaal verwilderd; op elke vierkante centimeter staan planten. Bloeiende planten, maar ook irritante planten als kleefkruid, brandnetel en hermoes... van alles!’ 

Dat vind je niet erg? 

‘Nee, we hebben hier ook een groot terras. Tussen de tegels komen allerlei soorten plantjes naar boven. Als je daarin gaat trekken, als mens, dan lijkt het nergens op; dan is het vlees nog vis. Maar als je het laat gebeuren, dan zoeken die planten elkaar op. Als je het niet ziet als onkruid, maar als een plant die zijn plekje heeft, dan wordt het een prachtig plaatje.’

De natuur gaat zijn eigen woekerende gang. 

‘Ja, in de concurrentiestrijd tussen planten en dieren is voor iedereen een plekje. Daar ontstaat evenwicht. Als wij hierin gaan zitten roetwaden, dan verstoren we dat evenwicht.’

En je wordt er rustig van? 

‘Ja, want ik voel me niet gedwongen om in mijn vrije tijd onkruid te gaan trekken. Ik heb tijd om boeken te lezen, te genieten of naar de vogeltjes luisteren. Ik maai ook nooit gras. Het gras staat hier 50 centimeter hoog. Ja, dat kan ik maaien en dat ga ik op een gegeven moment ook wel doen, maar voor de rest laat ik het gewoon lekker gebeuren.’

Niet te vergeten, het is een lusthof voor de insecten. 

‘Ja, er zit hier heel veel. Vliegjes, mugjes, libellen, vlinders, van alles. Spinnetjes, als je goed kijkt. In combinatie met het water en de planten geeft dat heel veel biodiversiteit. En ook heel veel insecten.’

Daar hou jij met name van? 

‘Drie weken per jaar ga ik vlinderen. In het buitenland, want hier in Nederland valt er helaas niet zoveel te vlinderen. Dan ben ik drie weken, meestal hoog in de bergen, bezig met vlinders determineren en naar het landschap kijken. Ik vraag me dan af waarom daar bepaalde dingen groeien of voorkomen, en niet in Nederland. Ik probeer de verbanden te zien.’

Kan jij je überhaupt nog onbevangen bewegen door dit land?

‘Dat is moeilijk, want ik kijk met een bepaalde blik. Ik probeer wel te genieten, maar ik zie veel dingen die me storen. Dat waarvan ik kan genieten is helaas steeds minder.’

Zelfs in deze paradijselijke omgeving. Dit is een oase, maar om je heen gebeurt iets anders. 

‘Ja, want mijn buurman is Natuurmonumenten. Natuurmonumenten doet gelukkig veel goede dingen, maar ze doen soms ook stomme dingen. Hier tegenover is een niet zo groot bos; erg verwaarloosd. Ideaal, fantastisch. Er zitten veel spechten en torretjes en beestjes. Het is erg divers omdat het geen productiebos is. Inmiddels tien jaar terug bedachten ze dat er toch wat hout uit gehaald moest worden. Dan komen er enorme machines, en voor de paar kuub hout die ze eruit halen, rijden ze de hele bodem van het bos aan gort. Tien, twaalf jaar verder zijn de sporen van de machines nog steeds te zien. En je ziet wat dat met de plantengroei doet. Dat zijn de stukken waar nu alleen maar bramen staan, waar enorme grote sporen van die voertuigen zitten, waar de schimmelpopulaties aan gort zijn gegaan. Dat is te zien aan de plantengroei. Ze hadden daar met hun fikken af moeten blijven. Zo kijk ik dus wel.’

Dat is niet vrolijk. In 2019 ben je begonnen met Land van Ons, om een daad te stellen. Niet veel later heb je de keuze gemaakt om je daaraan volledig toe te wijden. Dat is een rigoureuze stap. 

‘Als ik iets doe, dan doe ik het voor 200 procent. Soms wordt dat mijn ondergang, want dan ga ik op een gegeven moment mijn grenzen over. Ik moest er ook een paar maanden uit, omdat mijn lichaam het niet meer trok. Maar zo pak ik het wel aan, ja. Ik kan moeilijk een aantal projecten tegelijkertijd doen, om mijn tijd wat beter te verdelen. Land van Ons leefde, de afgelopen vier jaar, 24 uur per dag in mijn hoofd. Ook ’s nachts zat ik plannen te maken en strategieën op te zetten. Hiervoor heb ik altijd interim werk gedaan. Dan deed ik ook altijd maar één opdracht tegelijkertijd, om daar echt mijn aandacht op te kunnen richten.’

Speelt zingeving een rol bij die keuze? Als een antwoord op de last die je hebt van zo kijken naar het landschap. Anders sta je erbuiten? 

‘Dan kan je als toeschouwer “boe” roepen, maar dat wilde ik niet meer. Ik wilde er onderdeel van zijn en kijken hoe ik iets kon veranderen. Daar ontleen ik energie aan. Ik heb geprobeerd de negatieve energie die ik voelde in mijn lijf en hoofd om te zetten in iets positiefs.’

Lukte dat in die eerste periode? 

‘Ja, niet elk moment natuurlijk want je moet drempels over. Het is mijn uitdaging geweest om ook oplossingen te zoeken voor zogenaamde “onmogelijke problemen”. Nou, dat zullen we dan nog weleens zien. Van die kleine overwinninkjes – vaak op de bureaucratie en regelgeving – genoot ik.’

Dat is Goliath. 

‘Dat gevoel van yes, het kan tóch. Gewoon domkoppig doorgaan, en je soms even nergens iets van aantrekken. Verandering ontstaat pas op het moment dat je de grenzen opzoekt en soms overgaat. Als je dat niet wil, dan zit het er niet in. Maar als je die grenzen opzoekt en succes behaalt, is het leuk.’

Hoe klein, hoe groot, hoe somber of energiek: dan ben je van betekenis. 

‘Ja, ik probeer altijd naar de langere termijn te kijken: wat zijn we aan het doen? Wat doet het met de natuur, natuurontwikkeling, biodiversiteit, landschapsontwikkeling? Gaan we dit op de langere termijn redden? Dan komt die somberte wel weer een beetje naar boven. Maar de reacties van mensen die meedoen laten zien dat het zingevend is. Dat is in deze tijd belangrijk, want we zijn elkaar een beetje kwijtgeraakt. Het gevoel met onze leiders is weg. Dat is een van de redenen om Land van Ons te beginnen, omdat het onze leiders niet lukt om hier een kentering in te bewerkstelligen. Het is te zot voor woorden, want we weten allang wat de oplossingen zijn en hoe we het moeten doen. Ik bedoel: er zijn honderden rapporten over geschreven. Het gaat niet meer over de vraag wát we moeten doen, het gaat over of we het lef hebben om dat te doen. Daar is leiderschap voor nodig, en dat missen we.’

Een deel is praktisch: bouwen, grond kopen. Maar we moeten ook nadenken over wat een zinvol leven is, op een metafysisch niveau. Dat zijn we totaal uit het oog verloren. Is het zinvol om dat bij die gedachtegang te betrekken? 

‘Ja, verdieping is hard nodig. We zijn als mensheid heel oppervlakkig geworden. Het dringt tot weinig mensen door, ondanks alle verhalen die over ons heen komen over opwarming van de aarde, de ondergang van de biodiversiteit en alle andere problemen. Het lijkt alsof het overgrote deel van Nederland, en misschien ook in het buitenland, dat van zich af laat glijden en moeilijk in beweging te krijgen is. Dat is jammer, want we hebben elkaar nodig om die verandering te bewerkstelligen. Als we die verandering niet gaan doormaken met elkaar, dan wordt het een doodse wereld. Letterlijk en figuurlijk: een oppervlakkige wereld.’

Ik sprak Geert van der Veer van Herenboeren. Dat initiatief kun je vergelijken met Land van Ons. Het mooie van dat concept is dat het eigenlijk zo eenvoudig is. Is dat bij Land van Ons ook zo?

‘Ja, het moet aan de borreltafel in twee minuten uit te leggen zijn. In wezen is het simpel: als we iets willen doen, moeten we ervoor zorgen dat we eigenaar van de grond zijn. Als we eigenaar van de grond zijn, kunnen we bepalen wat we wel en niet willen. Met elkaar hebben we genoeg geld. En als we daar een kleine beetje van besteden maken we het voor toekomstige generaties makkelijker. Dus ja: het is eigenlijk heel simpel.’

Het is een coöperatie. 

‘Ja, zowel Herenboeren als Land van Ons. Het meedenken en meebeslissen spreekt veel mensen aan. Het mee kunnen doen.’

Wat is het verschil? 

‘Wij kopen de grond, en dat doen zij niet. Zij nemen zelf een boer in loondienst en dat willen wij per se niet. Wij werken met zelfstandige boeren, en door die grond proberen we het hele bedrijf van de boer in beweging te krijgen.’

Jullie kopen de grond, en dan strikken jullie een boer of proberen jullie een boer te interesseren om dat land te gaan bewerken? Pacht hij of zij dat land? 

‘Ja, maar er zit een verhaal achter. Op het moment dat wij grond hebben gekocht, hebben we er zelf al wel een plan mee. Wat is de huidige staat, en waar willen we naartoe? Met de gewassen die er geteeld worden, of met landschapselementen die we eventueel willen aanleggen. De eigen leden maken daar een ontwikkelplan voor, en dan gaan we op zoek naar een boer. Maar dat op zoek gaan is vaak niet nodig, want als wij ergens grond hebben gekocht, dan melden de boeren zich binnen 24 uur.’

Ze staan te trappelen, van ongeduld of gretigheid? 

‘Ja, zeker als ze het gevoel krijgen dat ze de grond voor weinig kunnen pachten. Maar wij zijn vrij kritisch in wat we willen bereiken, en met wie we zaken doen. Op die manier proberen we een stukje verandering te bewerkstelligen.’

Ik begin langzamerhand te begrijpen hoe cruciaal de grond is. 

‘Ja, de problemen rond biodiversiteit en landbouw bestaan al veertig, vijftig jaar. Krantenartikelen uit de jaren zeventig en tachtig gaan over exact hetzelfde. Toen ik in 2019 hierover begon na te denken was het ook al gepolariseerd.’

Ik zag een artikeltje over de VVD, die partij pleitte in 1977 voor krimp! 

‘Ja, het is jammer dat het langetermijngeheugen van onze leiders zo beroerd is. Want we vinden iedere keer opnieuw het wiel uit. Dat is helemaal niet nodig. Maar die grond is inderdaad cruciaal.’ 

Dat begon je in 2019 te zien? 

‘Boeren zijn nu voor een groot gedeelte eigenaar van de grond, en dat frustreert de ontwikkeling. Vanuit het perspectief van die boer is dat logisch, omdat hij die grond economisch moet renderen. Maar de grond heeft behalve een economische functie, nog twee andere functies. Die zijn voor de boer minder interessant, maar voor ons als maatschappij wezenlijk. Een daarvan is de landschapsbeleving. Tweederde van ons landschap bestaat uit agrarische grond. Dat bepaalt in hoge mate de kwaliteit van ons landschap. Hoe we ons erdoorheen bewegen, hoe we ervan genieten of hoe we ons eraan ergeren. En daarbij is die grond het fundament voor de biodiversiteit. Dat interesseert die boer ook minder.’

De meesten, want er zijn zeker geïnteresseerde boeren. 

‘Ja, maar dat zijn helaas nog de witte raven. Twee jaar terug zag ik een film over bodemboeren. Hele leuke film, overigens. Die film volgde een vijftal boeren in Nederland die intensief met de bodem bezig zijn, met bodemleven, bodemgezondheid. Dat zou het fundament onder een agrarisch bedrijf moeten zijn. Er zaten 200 boeren in die zaal, en 190 van die 200 zaten te kijken met een blik: “Oh ja, daar had mijn opa het ook altijd over, maar dat doen we allang niet meer.” Het staat heel ver van ze af, maar het begint weer aandacht te krijgen, waardoor dat besef weer doordringt.’

‘De ellende van dat bodemleven is dat het haast niet zichtbaar is. Of je moet een microscoop hebben, maar het gros van onze biodiversiteit is niet met het blote oog zichtbaar. Uit het oog, uit het hart.’ 

Ik begreep van Roos Saat dat boeren soms maar contracten voor één jaar krijgen. Omdat er met die grond gespeculeerd wordt. Is dat een ander brandpunt van het gevecht dat je voert? 

‘Ja, het is te aantrekkelijk om eigenaar van grond te zijn. Een van de oplossingen waar ik niks over gelezen heb in het landbouwakkoord, is dat we af moeten van dat speculatieve. Het moet onaantrekkelijker worden om eigenaar te zijn van grond. Dan haken veel partijen af, denk ik.’ 

Hoe zie je dat voor je? 

‘Verplicht elke grondeigenaar maar om 30 procent van zijn grond – niet alleen landbouwgronden, maar ook particuliere grond of grond die industrieel gebruikt wordt – anders in te richten, met name gericht op het overige leven dat wij biodiversiteit noemen, niet het economische gewin. Dat is een forse opdracht, en dan gaan partijen roepen: “30 procent? Maar dan kunnen we 30 procent minder produceren!” Maar dames en heren, wij zijn één organisme op deze wereld. Als mensen zijn we één van de 100 miljoen organismen, en we hebben ons alle grond toegeëigend! Die andere hebben het nakijken. Dat is een van de problemen: we zijn zo egocentrisch aan het redeneren over het grondgebruik.’

‘Kijk naar de discussie over de wolf in Nederland. Dan denk ik: jongens, waar gaat dat over? Eerst hebben we het areaal van beesten afgepakt, waardoor ze niet meer voorkwamen. Nu zijn de omstandigheden wat verbeterd en ze komen terug, en dan beginnen de boeren meteen te roepen. Omdat een paar schapen worden gedood!’ 

Dat is ook wreed. 

‘Tuurlijk, het is vervelend om te zien. Maar het is wel het wezen van leven op aarde; eten en gegeten worden. Als die schapen vrij rond zouden lopen, zou de wolf er een pakken, en de rest zou gevlucht zijn. Dus daar komt-ie helemaal niet aan toe. Maar nu krijgt die wolf een koelkast vol met schapen. Die arme beesten kunnen geen kant op, want die zitten in een omheining waar de wolf niet in mocht komen, maar dat is ’m soms dus toch gelukt. En dan gaat hij als een gek tekeer. We zijn het niet meer gewend dat we concurrentie hebben. We zien alleen maar onszelf als concurrent.’

‘Ik heb het nooit uitgerekend, maar ik heb weleens geprobeerd een voorstelling te maken van hoeveel geld we in Nederland uitgeven om ons te beschermen – tegen onszelf. Kijk naar alle zonnepaneelvelden. We zijn duizenden hectaren zonnepaneelvelden aan het maken in Nederland, en om elk veld komt een hek van twee meter. Niet om beestjes weg te houden of zo, maar omdat we bang zijn voor vandalisme en diefstal. 1 procent van de mensheid is daarmee bezig. We geven jaarlijks tientallen miljarden uit om dat soort dingen te voorkomen; dat is de omgekeerde wereld.’

30 procent dus van alle eigenaren, niet alleen van de boeren?

‘Het is een hele simpele oplossing, eigenlijk. En dan ontstaat discussie: wat is dat dan? Wat voor maatregelen moet je nemen? Ik ben niet zo van te veel regelgeving, dus ik zou daar veel vrijheid gunnen: jongens, het is jullie eigen uitdaging. Denk erover na, ga het doen. Ongetwijfeld zal er een bloeiende adviestak ontstaan om bedrijven te adviseren over wat ze dan wel en niet kunnen doen. Biodiversiteit zit niet alleen in de natuur of op onze landsgrond, maar overal. Ook op industrieterreinen, of midden in de stad. Daar laten we kansen liggen.’

Zelfs 10 procent zou al een begin zijn. Ik kan me voorstellen dat 30 procent nog een bruggetje te ver is.

‘Nou, ik zou graag hoog willen inzetten. Dat kan goed, zonder al te veel verlies aan productie of extreme kosten. Met simpele dingen kan je heel veel bereiken. Met Land van Ons experimenteren we bijvoorbeeld met andere soorten gewassen. Wij noemen die dubbeldoelgewassen, die niet alleen maar het product opleveren maar ook interessant zijn voor biodiversiteit. Voor bijvoorbeeld insecten of vogels. Zo slaan we twee vliegen in één klap. Alleen, in Nederland zijn de vijf grootste landbouwgewassen van nul en generlei waarde voor biodiversiteit. Dat is gewoon jammer. Als we andere gewassen zouden gaan telen – waar ook een markt voor is – zouden we al veel bereiken. Grasland an sich kan wel interessant zijn voor biodiversiteit. Maar de wijze waarop wij grasland agrarisch beheren, maakt dat het van nul en geen waarde is.’

Grond is cruciaal. Jullie kopen grond. De tegenstand lijkt mij groot, omdat de belangen van sommige grootgrondbezitters zo groot zijn. Lukt het Land van Ons om land terug te kopen? 

‘Ja, want wij zijn maar een klein spelertje. We hebben nu een paar honderd hectare grond teruggekocht. Dat gaat al over best veel geld; er is inmiddels zo’n 20 miljoen geïnvesteerd in die grond. Maar in Nederland hebben we twee miljoen hectare landbouwgrond, dus de grondmarkt is er wel degelijk. In die zin is het niet superingewikkeld om aan grond te komen.’

Maar moet je niet veel te hoge prijzen betalen? 

‘Zeker de laatste twee jaar rijst dat de pan uit. Met name doordat de overheid zich op die markt is gaan begeven. Provincies die grond of complete boerderijen kopen.’

Dan is de overheid je tegenstander? 

‘Ja, eigenlijk wel. Het principe van Land van Ons is dat burgers een substantieel eigendom moeten hebben in die grond. Omdat grond voor onze leefomgeving zo belangrijk is. In normale omstandigheden zou een overheid daarvoor zijn, maar de overheid is daar niet van. Die denkt zo op de korte termijn dat het z’n doel voorbijschiet. Nu is de overheid een concurrent geworden, naast de normale speculanten. We hebben veel te veel geld in Nederland, en al die mensen met veel geld zoeken een bestemming, en grond is de laatste paar jaar erg populair geworden.’

Een soort goud, als investering? 

‘Bij die partijen zie je met name een langetermijnverhaal. De afgelopen decennia hebben laten zien dat grond waardevast is. Dat is voor mensen met geld belangrijk.’

Als je de 30-procent-maatregel bij wet in zou kunnen voeren, wordt het voor eigenaren minder interessant. Dat is de achterliggende gedachte? 

‘Ja, want dan moeten ze kosten gaan maken. De tweede maatregel is om die agrarische grond om niet beschikbaar te stellen aan boeren; dat ze er ook geen pachtprijs voor hoeven te betalen. Nu verpachten investeerders grond aan boeren. Maar dat moet je, net zoals met drugs, prijstechnisch oninteressant maken. Die grond moet je gratis beschikbaar stellen. Dan is het voor de boer bedrijfseconomisch onverstandig om die grond in eigendom te hebben – dat kost hem alleen maar kapitaal.’

Dat begrijp ik niet. Als het gratis is, waarom kost het hem dan kapitaal? 

‘Nou, het is een stimulans voor boeren die nu eigenaar zijn van grond om die grond te verkopen en gratis terug te pachten. Dat maakt de drempel om boer te worden veel lager. Als we die omslag in Nederland met landbouw willen maken hebben we een nieuwe generatie boeren nodig. Maar de drempel om boer te worden is zo hoog door die kapitaallast, dat mensen afhaken. En de verkeerde mensen aangetrokken worden.’

Het is buitengewoon ironisch dat we als burgers het land terug moeten zien te krijgen. In dit geval door het te kopen. Onder de biodiversiteit, natuur en landschap ligt een vraagstuk van zingeving (wie is de mens, en wat is zijn plek?). Hieronder ligt een vraagstuk van democratie. 

‘Ja, want wij leven natuurlijk in een democratisch bestel. Maar die democratie is flinterdun: we mogen één keer in de zoveel jaren een stem uitbrengen, en vervolgens gebeurt er van alles waarover onze mening niet meer wordt gevraagd. Dat kan anders, denk ik. Het schept verantwoordelijkheid, als je ergens eigenaar van bent. Het is belangrijk voor onze maatschappij dat mensen weer verantwoordelijkheid nemen. We zijn lui geworden, want “de overheid regelt dat wel”. Wie die overheid dan ook is. In de praktijk zie je dat de overheid dat vaak helemaal niet regelt, omdat het ingewikkeld is. Of omdat de overheid zo veel doelstellingen heeft dat ze die bordjes moeilijk in de lucht kan houden. Dus als mensen in de maatschappij zullen we ons daar zelf actief mee moeten bemoeien. Dat vraagt een inspanning.’

Hoe groot is de betrokkenheid van de deelnemers aan de coöperatie Land van Ons? Want het is vooral een financiële actie: je legt geld in. 

‘Ja, maar de organisatie draait op de leden. We hebben geen mensen op de loonlijst staan. Al het werk wordt door de leden gedaan. Vrijwillig.’

Dus jij ook? 

‘Ik ook. Er zijn drie-, vierhonderd mensen erg actief in de coöperatie. Dat is geen verplichting. Je kan op allerlei mogelijke manieren meedenken. Als we ergens een stuk grond hebben, dan wordt er een perceelgroep gemaakt van mensen die zich er wat intensiever mee gaan bemoeien. We hebben kennisgroepen op bepaalde thema’s. We proberen kennis te delen, omdat kennis over biodiversiteit, landschap en agrarische bedrijfstak bij de gemiddelde burger gewoon minimaal is. We proberen op allerlei vlakken actief te zijn, zodat het niet alleen over geld gaat maar er een intrinsieke motivatie ontstaat om mee te denken.’

Is het zo dat niet iedereen mee hoeft te doen? 

‘Nou, ik zou het fijn vinden als het een veel groter percentage zou zijn. Als er een besluit genomen moet worden, leggen we dat altijd aan onze leden voor. Die 24.000 leden krijgen de kans om vragen te stellen, en de antwoorden kunnen ze teruglezen. Ze kunnen een stem uitbrengen of ze voor of tegen een besluit zijn. Maar ook bij het stemmen zie je ongeveer vierduizend stemmen.’

Dat is niet weinig. 

‘Nee, maar idealiter zou ik willen dat 60 procent erover nadenkt.’

Vanuit het verlangen naar democratische betrokkenheid?

‘Ja, maar met verantwoordelijkheid als achtergrond! We moeten uit die leunstoel. Als we niks aan biodiversiteit doen, creëren we onze eigen ondergang. Dat vind ik, maar ook de wetenschap. Daar mag je je ook in verdiepen. Sterker nog, daar moet je je als burger in verdiepen. Niet alleen vanaf de bank toekijken, en denken dat anderen het wel zullen oplossen.’

Zijn jullie in het debat een stem aan het worden? Ik zag het Groenboerenplan, met tien buitengewoon verstandige punten. Dat wordt door een aantal organisaties ondertekend. Land van Ons ook. Dat zijn al tien, twintig organisaties. Heb je als Land van Ons een stem of moeten al die organisaties zich gaan organiseren en één stem gaan vormen? 

‘Dat laatste zou ik heel graag willen. Er zijn veel initiatieven op dit vlak, of het over biologische boeren, biologisch-dynamische boeren, Herenboeren of caring farmers gaat. Maar iedereen is lekker met zijn eigen initiatiefje bezig. Die versplintering voorkomt eigenlijk een beetje dat we een serieuze stem zijn. Het is te zot voor woorden dat er al maanden 47 partijen met elkaar aan tafel zitten om tot een landbouwakkoord te komen, maar zonder de burger. Die zit niet aan tafel! Terwijl het gaat over ons landschap, ons voedsel, onze leefomgeving. Maar wij als burger zitten niet bij die 47. De hele wereld zit aan tafel, maar dat gaat alleen maar over economische belangen. Ik vind het raar dat niemand heeft gezegd: “Hé, missen we niet een partij?” We hebben de melkveehouders, de varkenshuizen, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en noem ze maar op.’

Land van Ons zit daar niet aan tafel?

‘Nee, ik weet ook niet of we hadden meegedaan als we gevraagd waren. Ik geloof helemaal niet in dit soort polderoverleg. Kijk, dat polderen is nou net een van de problemen van de staat van onze huidige biodiversiteit. Dat wij de afgelopen decennia alleen maar gepolderd hebben, iedereen moest altijd aan tafel. Veertig jaar lang heeft de overheid met de natuurorganisaties en de agrarische bedrijfstak aan tafel gezeten om het probleem op te lossen. Dat is ze niet gelukt. Denken ze echt dat dat anno 2023 opeens wel gaat lukken? Daar komt helemaal niets uit.’ 

Dan doe je niet mee. Maar tussen Herenboeren en Land van Ons zit geen groot verschil, dus waarom is er nog geen fusie? Daaromheen zitten nog twintig partijen. Waarom vormen jullie niet één beweging? 

‘Daar hebben we best gesprekken met elkaar over. Die gedachte komt regelmatig naar boven. We hebben met een aantal partijen een heisessie gehouden om te kijken wat ons bindt en wat we voor elkaar kunnen betekenen. Moeten we niet opgaan in één groter geheel? Het is vaak pragmatisme of tijdgebrek waardoor het niet tot stand komt. Zo’n samengaan vraagt veel energie, en je moet het over allerlei kleine verschilpuntjes hebben. Voor het Groenboerenplan hebben we met vijftien partijen vergaderd, die eigenlijk voor een groot gedeelte dezelfde doelstellingen hebben. Toch zie je hoe moeizaam het is om tot een manifest te komen van tien punten. Als ik nu naar dat manifest kijk, denk ik: gaan we met dit verhaal de oorlog winnen?’

Jij bent radicaler dan de meeste van die partijen. Terwijl het in de basis over dezelfde dingen gaat. 

‘Ja, daar zit geen verkeerd ding bij. Maar welke politicus gaat hier wakker van liggen? Ik denk dat geen enkele politicus wakker ligt van dat lijstje. Want ze zijn het er wel mee eens. Maar hoe gaan we dat realiseren? Dan valt het stil. Daar moet je dus radicaler zijn.’

Wat heb je voor ogen als het gaat om radicale stappen? Want je neemt het niet alleen tegen de overheid op, maar ook tegen de agribusiness van supermarktketens, veevervoerders, banken etc.

‘Dus moet je speelruimte creëren voor jezelf, zonder dat je direct afhankelijk bent van de medewerking van dat soort partijen. Een budget hebben om een scholingsplan voor boeren op te zetten. Bij het Groenboerenplan heb ik voorgesteld om de minister voor te stellen om biologische producten in de winkel de komende tien jaar voor dezelfde prijs aan te bieden als niet-biologische producten. Biologische producten zijn nu anderhalf tot twee keer zo duur, dus daar moeten we een subsidiestelsel op maken wat door de overheid betaald moet worden. Dat is een enorme stimulans voor boeren die dan wel de goede prijs krijgen. Als er een markt is, willen ze wel naar biologisch, want ze krijgen voor dat product een betere prijs.’

‘Nu beslaat de biologische landbouw 4 procent van het totaal. Ja, de politiek wil dat het groeit, maar gaat dat wel gebeuren? Want het blijft duur voor de consument. Daar moeten we van af. En dat kost veel geld. Dat hebben we ook becijferd: over tien jaar kost dat een miljard, maar dat is een fractie van het geld dat nu wordt besteed aan dat landbouwakkoord. Een groot deel van het geld gaat naar heroriëntatie, en naar bedrijven die beloond worden omdat ze er de afgelopen jaren zo’n puinhoop van gemaakt hebben. Ik denk dat je mensen moet belonen die het goed hebben gedaan. Dat moet je stimuleren.’

Je bent interim geweest. Dan gaat het ook altijd over veranderingen binnen bedrijven en organisaties. Ik kan me niet voorstellen dat je dat met dezelfde radicale voorstellen gedaan hebt. 

‘Nou, daar vergis je je in. Ha!’

Gelukkig maar, haha. 

‘Ja, een radicaal voorstel is geen doel op zich. Maar als ik de overtuiging heb dat het écht op een andere manier moet, hoe radicaal ook, dan ga ik ervoor.’

Dus dat heb je ook in jouw arbeidzame praktijk als interim gewoon gedaan? 

‘Ik ben ruim zes jaar interimmer geweest van een scholengroep met 21 scholen. Dat was op een gegeven moment geen interim meer. Daar was van alles aan de hand. Die 21 waren over het algemeen wat kleiner, hier in de regio over de Achterhoek verspreid. En in die periode stond krimp voor de deur. Er mocht niet meer gebouwd worden in de Achterhoek, en de demografische ontwikkeling gaf aan dat scholen over een periode van acht jaar ongeveer 35 procent minder leerlingen zouden krijgen. De financiering en het onderwijs hangt een-op-een aan het aantal leerlingen. Dus toen ik begon zei ik tegen die 21 directeuren: hoe zijn jullie bezig met krimp? Want als we niks doen raken we een derde van onze leerlingen kwijt, en dus een derde van onze financiering. Dat betekent dat een derde van ons personeel weg moet, want 80 procent gaat naar personeelskosten.’

Keken ze je met grote ogen aan? 

‘Ja, daar waren ze nog helemaal niet mee bezig geweest. Maar dat is een aangrijpingspunt om een verandering te bewerkstelligen binnen een scholengroep. Bijvoorbeeld over samenwerking. Hoe werken we samen met elkaar? Heeft iedere school zijn eigen specialisten? Ja, dat was zo. Het leek mij slim om specialisten met elkaar te gaan delen, want dan kan je veel meer bereiken. Hoe onderscheiden we ons nu in de markt? Het waren christelijk-gereformeerde scholen. Ik had daar niet zoveel mee, maar dat vond het bestuur niet zo erg. Ik vroeg hen hoe ze zich van het openbaar en katholiek onderwijs onderscheidden: “Ik zie het niet als ik binnenloop in de scholen. Ik ervaar dat niet, maar ik wil het wel graag ervaren. Dat maakt of mijn keuze als ouder een goede keuze is. Jullie moeten meer met je eigen profilering en marketing bezig zijn. Als ik hier met een blik van de ouder kijk word ik niet blij over het onderwijs dat jullie geven. Als ik kind zou zijn, zou ik er niet enthousiast van worden. Dus laten we daar over nadenken.”’

Knuppel in het hoenderhok! 

‘Daar hebben we met elkaar best veel bereikt.’

Jij durft radicaal strategisch te denken op de lange termijn. Je durft confronterende vragen te stellen en radicale plannen te maken. Is de overheid bang? 

‘Nou, ik weet niet of het probleem écht bij de overheid zit. Er is natuurlijk niet één overheid. We hebben het altijd over één overheid, maar er zijn natuurlijk veertig, vijftig verschillende overheden die zich er allemaal mee bemoeien op hun eigen manier. Het zijn allemaal mannetjes en vrouwtjes. Zinnig denkende mensen, zeker niet dom, maar ze zitten in een bepaald stramien en het is moeilijk daaruit te komen. Om dat te doorbreken heb je leiderschap nodig. Een kabinet, een eerste minister, gedekt door allerlei andere hotemetoten van de Nederlandse Bank, de Rekenkamer, en Planbureau voor de Leefomgeving. Je hebt mensen nodig die de rug recht houden en die gaan voor een stukje verandering. Maar daar ontbreekt het aan.’

‘Dat slaat ook een stuk creativiteit bij die ambtenaren dood, want die durven niks meer. Ambtenaren komen niet met creatieve ideeën, want die zijn al 86 keer neergesabeld en in de la verdwenen. Dus ze komen met hele obligate oplossingen. De enige lachende partij is de agrarische industrie die geen belang heeft bij verandering. Dat is een enorme economische factor. Of dat nou de Rabobank is of Campina MelkUnie, de veevoederindustrie of de gemechaniseerde industrie. Al die partijen bij elkaar maken wat je wil bereiken. Als de overheid het lef heeft en de rug recht houdt voor die noodzakelijke verandering. Zolang we dat niet hebben, wordt het moeilijk, of zal het van de burgers moeten komen.’

Meer luisteren?