Alle dakloze mensen tellen mee
Wist u dat dakloos zijn onvoldoende is om een plekje te krijgen in de betreurenswaardige statistieken der dakloze mensen? Sterker nog, eigenlijk hebben we helemaal geen idee hoeveel dakloze mensen er in Nederland rondlopen.
Wat we wel weten: de meeste dakloze mensen tellen letterlijk (en dus ook figuurlijk) niet mee. Daar komt binnenkort hopelijk verandering in.
Het is maar hoe je het bekijkt
Wanneer ben je dakloos? Intuïtief zou je denken: op het moment dat je geen huis meer hebt.
Nou, nee dus.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worden dakloze mensen gedefinieerd als ‘mensen die slapen op straat, in portieken, gebruik maken van laagdrempelige opvang, of incidenteel van opvang bij vrienden of familie’.*
Slaap je in een stacaravan, een aftandse auto, een tentje in de Scheveningse bosjes of structureel op een matras bij je ex-buurman op de grond, dan ben je volgens het CBS dus niet dakloos genoeg om onder zijn definitie te vallen.
Ben je 17 en slaap je op straat? Dan ben je wel dakloos, maar je telt niet mee in de statistieken
En dan zijn we er nog niet. Om mee te mogen tellen in de CBS-statistieken moet je wel even tussen de 18 en de 65 jaar oud zijn én over een geldige verblijfsstatus beschikken. Dus, ben je 17 en slaap je op straat? Dan ben je wel dakloos, maar je wordt niet opgenomen in de statistieken.
Nu heeft een 17-jarige die op straat slaapt andere dingen aan z’n hoofd dan CBS-statistieken, maar deze beperkte definitie en telmethode zorgt ervoor dat het aantal dakloze mensen in Nederland schromelijk onderschat wordt. Het CBS telt namelijk alleen de mensen die binnen zijn afbakening passen én geregistreerd staan. De rest van zijn statistieken vult het aan met schattingen.
Over de CBS-definitie is al langer reuring. Gezien het CBS de nationale becijferaar is, is het niet meer dan logisch dat het gebruikmaakt van registraties – dat zijn nu eenmaal de harde getallen die je in een model kunt stoppen. De vraag blijft: is het ook reëel?
Spreken we van een verdubbeling van het aantal dakloze mensen, zoals in 2018 het geval was, kun je er volgens mij een kratje bier op verwedden dat je feitelijk al snel boven de 100.000 dakloze mensen uitkomt.
Niet schatten maar tellen
Als het aan onderzoekers van het Nationaal Actieplan Dakloosheid ligt, komt er snel een methode waarmee alle dakloze mensen in Nederland (letterlijk) worden meegeteld. Afgelopen mei startten zij een pilot: het ETHOS Light-telonderzoek in Den Bosch en Oss is een eerste stap.
ETHOS Light hanteert, in vergelijking met het CBS, een bredere definitie van dakloosheid. Verblijf je in een crisisopvang, verlaat je een instelling zonder vervolghuisvesting, slaap je in ruil voor seks ergens op een bank of pit je elke avond in de kofferbak van je wagen, dan ben je volgens ETHOS Light óók dakloos. Je kunt deze methode opvatten als een Europese bepaling van wat dakloosheid is.* Erg handig als je tussen landen wil vergelijken wat bijvoorbeeld het effect is van een krimpende economie op groeiende dakloosheid.
Maar dat alleen is niet de reden waarom de ETHOS Light-telmethode aanzienlijk verder gaat dan de CBS-methode. Het betreft namelijk een zogenaamde point-in-time-meting: op één afgesproken dag worden alle dakloze mensen binnen een bepaald gebied in kaart gebracht.
Dus geen schattingen op basis van verschillende databronnen, maar echt tellen.
Hoe?
Via een vragenlijst die op de dag van de telling aan alle professionals van lokale organisaties (die direct of indirect in contact staan met mensen die volgens de ETHOS-definitie dakloos zijn) wordt voorgelegd.
Denk daarbij aan professionals van de maatschappelijke opvang en ggz-instellingen, maar ook aan organisaties in sociaal werk, woningcorporaties, penitentiaire instellingen, scholen, schuldhulpverlening, de kledingbank, jeugdzorg, Veilig Thuis, boswachters, en vele anderen.
Wie je bent doet ertoe
Naast dat er zicht komt op de werkelijke aantallen dakloze mensen die buiten de databoot van het CBS vallen, heeft de ETHOS Light-telmethode als bijkomend voordeel dat er ook profielkenmerken worden bijgehouden.
In aanvulling op de vragenlijsten gaan de onderzoekers met professionals en ervaringsdeskundigen in gesprek om te horen wat zij in hun dagelijkse praktijk tegenkomen. En dan gaat het al snel over mensen in plaats van cijfertjes en grafiekjes.
Dat op zich lijkt me al winst, maar de voordelen gaan nóg verder.
Al heb je geen huis, zolang je niet compleet door de hoeven zakt ben je nu nog een zogenaamde ‘zelfredzame dakloze’. (Volgens mij is iemand die dakloos is per definitie niet zelfredzaam, maar dat terzijde.) De deuren tot gedegen hulpverlening blijven dan gesloten. Wat dus ook betekent dat je niet in de statistieken voorkomt, want je bent niet geregistreerd.
Als het probleem kleiner geschat wordt dan het werkelijk is, worden er ook geen extra voorzieningen ingericht
Dakloosheid wordt dan een zorgvraagstuk (op meerdere vlakken hulpbehoevend zijn) in plaats van een woonprobleem (geen huis hebben). En daardoor wordt het probleem kleiner geschat dan het werkelijk is, wat als gevolg heeft dat er ook geen extra voorzieningen worden ingericht. Daarmee houd je het probleem in stand, of vererger je het zelfs.
Als je letterlijk meetelt, gaat dat zelfredzaamheidscriterium niet langer op. Je bent dan feitelijk dakloos, ongeacht definities die zich alleen maar richten op protocollen en toegangscriteria voor hulp. En zo kan er beleid, gericht op het voorkomen én oplossen van dakloosheid, op basis van reële aantallen tot stand komen.
Gezien de overheidsambitie om dakloosheid in 2030 te beëindigen,* lijkt me dat geen overbodige luxe.
In afwachting daarvan kunnen we met zijn allen misschien wat meer moeite doen om dakloze mensen ook figuurlijk te laten meetellen.
Dat kan door de beeldvorming waarin niet langer achterhaalde, eenzijdige en stigmatiserende beelden van een man van middelbare leeftijd met een alcoholverslaving gebruikt worden. Of door systematisch te spreken van dakloze mensen in plaats van daklozen.
Ook als mensen (nog) niet meegeteld worden, zijn het nog steeds mensen.